Mondiale Belg: Alleen op de wereld

Analyse

Mondiale Belg: Alleen op de wereld

Piet Piryns

30 april 2008

Hij zal een jaar of negen zijn geweest. Oud genoeg om soldaat te worden –zo ging dat en zo gaat dat in Soedan. Maar hij wilde geen soldaat worden, niet in het rebellenleger en niet in het regeringsleger.

Charles Suleman Lomere Yabu (30) woont al acht jaar in België. Dat zijn zwerftocht hier zou eindigen? Noem het de voorzienigheid, noem het toeval –Charles houdt het op de voorzienigheid. Hij vertelt zijn verhaal van naaldje tot draadje. Een eigentijdse, Afrikaanse versie van Hector Malots Sans famille.
Hoe hij met zijn neefje van elf als verstekeling aan boord van een vrachtvliegtuig in de hoofdstad Khartoem belandde, op vlucht voor de burgeroorlog in Zuid-Soedan. Hoe hij aan de kost kwam met naaien en strijken. Hoe hij een visum voor Egypte wist te versieren. Daar stond hij dan in Caïro, met vijftig dollar op zak. Een jongen nog. Het zou zeventien jaar duren voor hij zijn familie terugzag  –of wat daar van overbleef. De paters van Don Bosco ontfermden zich over hem. Via Libië kwam hij in Malta terecht.
De voorzienigheid kwam uit Averbode, ze was met vakantie en ze heette An. Hij liep haar tegen het lijf in een Maltese discotheek. Twee maanden later al keerde ze terug naar Malta en vroeg hij haar ten huwelijk. Het duurde nog een half jaar voor zijn papieren in orde waren. In juni 2000 landde hij in Zaventem. De eerste beelden die hij zich herinnert: krijgshaftige legioenen voetbalsupporters, gewapend met drietanden. Euro 2000.
Hij heeft het intussen best naar zijn zin. Zo stil zijn de Kempen nu toch ook weer niet. Met zijn vrouw drijft hij in Averbode eetcafé ’t Schaap. Er staan Afrikaanse specialiteiten op het menu. Af en toe zijn er Afrikaanse avonden, met dans en muziek. Het hoeft niet altijd de vogeltjesdans te zijn. Boven de buffetkast een ingelijste tekst van Charles: ‘Ik ben een Afrikaan. Ik ben een mens. Ik huil en ik lach. Als je mij snijdt dan bloed ik, en mijn bloed is rood. Als gentleman lach ik. Ik ben geen object van wrok of liefdadigheid. Ik ben trots! Ik ben een kind van God. Ik ben geen stiefkind. Ik ben een Afrikaan. Ik ben een persoon.’
Drie jaar geleden bereikte hem via de tamtam –kennissen van kennissen in Canada en Australië– het bericht dat zijn moeder nog leefde, ergens in Zuid-Soedan. Charles besloot haar te gaan zoeken. Een riskante onderneming, maar hij kreeg een vrijgeleide van de rebellen en drie dagen de tijd om haar te vinden.
Noem het maar weer de voorzienigheid. ‘Toen ik haar terugvond in een vluchtelingenkamp, herkende ze me eerst niet. Daarna kwamen de tranen. Uren hebben we hand in hand gezeten, zonder iets te zeggen. Mijn vader bleek in de oorlog gesneuveld te zijn en er was een broertje bijgekomen.’
Terug in België begon Charles geld in te zamelen om zijn familie uit het kamp vrij te kopen –vrouwen worden in Soedan vaak gegijzeld om hun mannen en zonen te verplichten dienst te nemen in het leger. Mama Kongo woont nu terug in haar geboortedorp, aan de grens met Oeganda. Het dorp is grotendeels verwoest, maar vanuit Averbode is een hulpproject opgezet om te helpen bij de wederopbouw: ‘Water en een dak voor Lanya’.
Een mailtje uit Averbode: ‘Sommigen vragen wat wij in Afrika nodig hebben. Wel, wat hebben jullie nodig? Wat willen jullie zelf? Want wat jullie willen, willen wij ook. Ik ben een Afrikaan, ik ben je broer!’
Was getekend: Charles Suleman Lomere Yabu.