Niet de armoede maar de rijkdom is het probleem
De vergroening van het Noorden leidt vandaag tot een vergrauwing van het Zuiden. Dat is de conclusie van de Urugayaan Ricardo Carrere, bosbouwingenieur en internationaal coördinator van de World Rainforest Movement. Papiermultinationals koloniseren zijn land en de opkomst van biobrandstoffen verschuift de milieulast van de rijken naar de armen.
Ik ontmoet Ricardo Carrere in het Ecuadoraanse regenwoud op de internationale bijeenkomst van Oilwatch. De World Rainforest Movement is uiteraard begaan met het behoud van de regenwouden, maar trekt zich vooral het lot aan van de inheemse gemeenschappen die de bossen bewonen. Zij zien vandaag hun meest fundamentele rechten –een plaats onder de zon, overleven in de natuurlijke habitat– op tal van plaatsen bedreigd door massale houtkap of verkeerd begrepen natuurbehoud. Op dit ogenblik laat de organisatie zich vooral opmerken in de strijd tegen de cellulosebedrijven en in haar kritiek op de hype van de biobrandstoffen. Het thema is brandend actueel in Latijns-Amerika.
Het stond hoog op de agenda bij het bezoek van George Bush aan Brazilië, Uruguay en Colombia in maart en was ook voorwerp van discussie op de Latijns-Amerikaanse Energieconferentie van half april. Hugo Chávez, wiens bolivariaans socialistisch model steunt op Venezuela’s gigantische olievoorraden, ging daar in de clinch met president Lula van Brazilië, wereldwijd de marktleider in bio-ethanol.
Carrere bekijkt de CO2 -bestrijdingsprocessen vanuit het perspectief van het Zuiden en stelt vast dat het Noorden telkens weer mechanismen bedenkt om zijn problemen af te wentelen op het Zuiden.
U bent niet erg ingenomen met het vooruitzicht op een groeiende biobrandstoffenmarkt?
Ricardo Carrere: Voor sommige regeringen zijn biobrandstoffen een geweldige opportuniteit. Ze ontvangen steun van ontwikkelingsorganisaties en multilaterale instellingen om hun landbouwbeleid hierop af te stellen. In verschillende landen worden al concrete maatregelen genomen om met de grootschalige productie van start te gaan. Maar men denkt daarbij niet aan de mogelijke sociale en ecologische gevolgen. Die regeringsplannen betekenen concreet dat miljoenen hectare grond waarop vandaag voedsel geproduceerd wordt, gebruikt zullen worden voor energiegewassen om auto’s te voeden. Maïs, sojabonen, suikerriet, palmolie en andere gewassen zullen de voedingsgewassen verdringen, voor de productie van ethanol en biodiesel. Zelfs houtpulp zal binnenkort omgezet worden in ethanol, zoals president Bush nog bekend maakte op zijn rondreis. Dat betekent nog meer monocultuur van boomplantages.
In het Noorden gelden biobrandstoffen nochtans als hernieuwbare en ecologische energiebron.
Ricardo Carrere: “Bio” betekent “leven”, maar in deze samenstelling betekent het eerder de dood. In het Permanent Tribunaal van de Volkeren dat onlangs in Colombia werd gehouden, zei een vrouw: ‘De palmolie is hier bemest met het bloed van onze broeders en zusters.’ Opdat de vervanging van fossiele brandstoffen door biobrandstoffen een positieve wending zou inhouden, moet de omschakeling anders georganiseerd worden. In plaats van productie voor de wereldmarkt in handen van transnationale bedrijven, zouden energiegewassen op de eerste plaats geproduceerd moeten worden voor de lokale markt. Dan kan de eigen bevolking er beter van worden en hoeven de grondstoffen niet al die kilometers af te leggen. In plaats van grote plantages in monocultuur, zou men de diversiteit van de gewassen moeten respecteren. In plaats van productie in monopolies, zou men moeten opteren voor gedecentraliseerde productie.
Is petroleum dan toch een betere keuze?
Ricardo Carrere: Ecuador is een duidelijk voorbeeld van hoe petroleum armoede genereert. Vóór de ontdekking van de petroleum was dit land veel rijker dan vandaag. Ecuador zit nu dieper in de schulden, de mensen zijn er armer en de levensomstandigheden zijn er slechter. In geen enkel land van de wereld kan je aantonen dat petroleumontginning de situatie heeft verbeterd. Het grootste deel van de winst is nog steeds voor het Noorden bestemd.
Geldt die logica ook voor andere grondstoffen?
Ricardo Carrere: Jazeker. Uruguay heeft zestien miljoen ha zeer vruchtbare grond, met voldoende water, waarop voedsel voor méér dan de drie miljoen Uruguayanen geproduceerd wordt. En toch lijden mensen honger. Omdat miljoenen tonnen vlees voor de export bestemd zijn. En die export maakt het land armer en armer. Het is een mondiaal model van dominantie dat maakt dat het Zuiden steeds armer wordt en het Noorden rijker. Eén van de dichtst bevolkte en meest onduurzame landen van de wereld is Nederland. Dat heeft onvoldoende grond om zijn bevolking te voeden en is overbevolkt. Toch lijdt niemand honger omdat het voor zijn veestapel soja kan invoeren uit Brazilië. Brazilië heeft zogezegd grond over, maar miljoenen mensen lijden er honger. De ruiltermen en de ongelijke stroom van goederen vormen het probleem. Zelfs de groene business ontsnapt niet aan die logica. Niet alleen de biobrandstoffen zijn een bedrieglijk alternatief. Zelfs de certificering van hout is een mechanisme dat geld van Latijns-Amerika overhevelt naar het Noorden.
Wat is er fout aan gecertificeerd hout?
Ricardo Carrere: De grote multinationals SGS (Société Générale Surveillance) en SCS (Scientific Certification Systems) certificeren om het even wat: een cellulosebedrijf, een eucalyptusplantage, een sojaplantage. Als er maar een markt voor is en als er maar geld mee te verdienen is. Uruguay en andere Latijns-Amerikaanse landen exporteren een goedkoop product, waarin de milieukost en de sociale kost niet verrekend is, maar we moeten wel betalen voor de verzekering dat het allemaal correct gewonnen is, want het kost heel wat geld om het label te bekomen. Heel vaak zijn die certificaten een nieuwe vorm van uitbuiting, groene maquillage. Het FSC label wil milieuvriendelijk, sociaal verantwoord en economisch rendabel beheer van de bossen op wereldvlak stimuleren. Maar volgens ons komen er heel wat criteria in het gedrang wanneer het gaat om plantagegewassen. De grootschaligheid, de monocultuur en het gebruik van pesticiden maken het een alles behalve milieuvriendelijke onderneming.
Uw distantieert zich ook van grote organisaties als Conservation International.
Ricardo Carrere: Conservation International en The Nature Conservancy noem ik natuurbehoudmultinationals. Zij kopen miljoenen en miljoenen hectare in onze landen en zijn vandaag de grootste grootgrondbezitters van de wereld. Onder het voorwendsel van milieubescherming kopen ze de zones met de rijkste biodiversiteit en de grootste waterreservoirs. Dat is een van de gevaarlijkste processen die er vandaag aan de gang zijn omdat we hierdoor de toegang verliezen tot de natuurlijke rijkdom voor de toekomst. En eenmaal er echt schaarste is, zullen we op die transnationale natuurorganisaties een beroep moeten doen. In Uruguay is de grond al lang geleden geprivatiseerd. Vandaag is een heel groot deel in handen van buitenlands kapitaal, bijvoorbeeld de Amerikaan Weierhauser, die 130.000 ha bezit, of het Finse Metsa Botnia of het Spaanse Ence die elk 100.000 ha hebben. Voor een landje als Uruguay is dat immens veel.
Met die bedrijven zijn er de voorbije maanden nogal wat conflicten geweest.
Ricardo Carrere: Sinds een aantal jaren is Uruguay het land bij uitstek voor de productie van papierpulp. In 1987 werd een wet goedgekeurd die, door allerlei belastingvrijstellingen en tegemoetkomingen, de deur opende voor grootschalige monocultuur van exotische boomplantages, bestemd voor de export. Het land, dat voorheen in hoofdzaak van landbouw en veeteelt leefde, is sindsdien getransformeerd in groene woestijnen die zich uitstrekken over meer dan 700.000 ha. De cellulosefabriek van Botnia is de grootste industriële onderneming van Finland in het buitenland en ook de grootste voor Uruguay.
Het bedrijf kreeg alle mogelijke voordelen: goedkope grond en lage lonen, gratis onderhoud van de wegeninfrastructuur, onbegrensd en volkomen gratis watergebruik. Het bedrijf kan niet anders dan ongelooflijke winsten maken. Metsa Botnia wil zich bovendien laten erkennen als Clean Development Mechanism zodat het nog geld kan opstrijken omdat het CO2-kredieten spaart. Het bedrijf wil namelijk elektriciteit genereren door een product afkomstig van de verwerking van de houtpulp te verbranden. Omdat het gaat om elektriciteitswinning uit hernieuwbare grondstof (de pulp), werkt het bedrijf mee aan de besparing van CO2, stelt Botnia. Alle andere vervuiling die het genereert, blijft buiten beschouwing.
In december heeft het bedrijf enkele dagen militaire bescherming ingeroepen en gekregen van onze ordediensten, omwille van de protesten van de bevolking. De Finse bevolking moet haar regering om uitleg vragen hierover. Uiteindelijk gaat het om papierpulp dat voor het grootste deel in het Noorden gebruikt wordt als toiletpapier, papieren zakdoekjes en verpakking. Wij vragen ons soms af hoe lang deze bedrijven nog straffeloos hun leugens kunnen blijven uitkramen en kunnen blijven beweren dat ze duurzaam bezig zijn of voor werkgelegenheid zorgen.
Zulke bedrijven stimuleren economische groei in het Zuiden en lossen zo het ontwikkelingsprobleem mee op, toch?
Ricardo Carrere: Men heeft op een bepaald moment de wereld ingedeeld in twee categorieën, de ontwikkelde landen enerzijds en de onderontwikkelde landen, later ontwikkelingslanden anderzijds. Maar welk land in het Zuiden is op weg naar ontwikkeling? China, misschien. Maar ook daar is veel armoede en zijn er tal van problemen. In de ontwikkelde landen hebben steeds meer mensen niet één wagen, maar twee. Velen niet één huis, maar twee. Over geluk wordt er niet gesproken. Tenzij geluk gelijkgesteld wordt met consumptie. En ontwikkeling met toenemende consumptie. Ook in het Zuiden zie je die drang naar consumptie. En hier is die nog meer frustrerend omdat luxeproducten voor de meesten veel onbereikbaarder zijn. Men vernietigt de planeet om een consumptieniveau in stand te houden dat onhoudbaar is. Niet de armoede is het probleem, maar de rijkdom.
We moeten dus het probleem in het Noorden aanpakken?
Ricardo Carrere: We moeten werken aan een ander model. Hier in het Zuiden zijn we er altijd maar slechter aan toe, maar ook in Europa gaat het niet zo goed. Frankrijk en Duitsland kampen met ernstige problemen van werkloosheid en geweld in de samenleving. Dit soort ontwikkeling is geen menselijke ontwikkeling meer. We zien een steeds grotere machtsconcentratie, op politiek, economisch en militair vlak.Wat we nodig hebben, is een economie op mensenmaat. Het Noorden zal zijn energiebehoeften moeten krimpen en we zullen de behoeftebevrediging op kleinere schaal moeten organiseren. Decentralisatie en diversificatie, dat zijn voor mij sleutelwoorden die richtinggevend zijn voor de toekomst. De nieuwe bewegingen van vandaag zijn lokaal. Zowel in het Noorden als in het Zuiden groeien plaatselijke verzetsgroeperingen, op een horizontale manier. Zij openen perspectieven, lanceren ideeën, doen debat ontstaan. Bewegingen die onafhankelijk willen zijn van de markt, die opkomen voor meer autonomie, voor menselijk geluk, voor kwaliteit van leven, voor minder consumptie. In die bewegingen kiemt de toekomst.
Dit gesprek vond plaats in Ecuador en kon gerealiseerd worden met de steun van Broederlijk Delen.