Nieuwe allianties rond de Grote Meren

Analyse

Nieuwe allianties rond de Grote Meren

Nieuwe allianties rond de Grote Meren
Nieuwe allianties rond de Grote Meren

Karel Deneckere

25 maart 2009

Na een maand van militaire samenwerking met Rwanda slaagde het Congolese leger erin duizenden Hutu-rebellen uit Congo te repatriëren. Met de terugkeer van de Rwandezen kwamen de eerste geruchten dat overgebleven rebellen zich reorganiseren.

Congo wordt al lang geteisterd door rebellenbewegingen die hun eigen land ontvlucht zijn. De machtsvacua in verschillende uithoeken van het land, te wijten aan een onstabiele staat en de onmetelijke oppervlakte, maken van Congo een “veilig” onderkomen voor rebellen. Al twee decennia liggen die inwijkelingen mee aan de basis van quasi elk conflict in Centraal-Afrika.
Uit opportunisme werd de aanwezigheid van buitenlandse rebellenbewegingen, zoals de Hutu’s van de Forces Démocratiques pour la Libération du Rwanda (FDLR), vaak actief gesteund vanuit Kinshasa. Hun aanwezigheid vormde dan weer de aanleiding voor de oprichting van nieuwe, inlandse volksmilities zoals de Maï Maï, of rivaliserende rebellenbewegingen zoals het Congres National de Défense du Peuple (CNDP) van Tutsi-generaal Laurent Nkunda. Van deze laatste maakte het regime in Kigali handig gebruik.

Om eindelijk schoon schip te maken met dit kluwen van vazalschappen en rivaliteiten, sloegen de Congolese, Rwandese, Oegandese en Zuid-Soedanese regeringen in december en januari de handen in elkaar. Voormalige aartsvijanden zouden gaan samenwerken voor het gemeenschappelijk belang: stabiliteit in het gebied van de Grote Meren. BBC-correspondent Mark Doyle ziet achter dit alles de hand van de Verenigde Staten, die hiermee het islamistische regime in Khartoem verder willen isoleren.

Het nieuwe bondgenootschap kende echter één belangrijke tekortkoming: het kon niet rekenen op de goedkeuring van het Congolese parlement. Om zijn eigen positie niet verder te ondermijnen, beloofde president Kabila dus maar te voldoen aan de verzuchtingen van het volk. Er werd een termijn gesteld aan de verdacht bevonden internationale samenwerking.
Het gevolg was dat de buitenlandse soldaten het land al moesten verlaten vóór het einddoel bereikt was. Hoewel de rebellenbewegingen nog niet uitgeschakeld zijn, hebben de operaties hen –als voornaamste de Rwandese FDLR en het Oegandese Verzetsleger van de Heer– sterk verzwakt. Maar het risico dat overgebleven rebellen zich zullen hergroeperen en zich uit wraak tegen de plaatselijke bevolking keren, bleek reeds reëel.