Opgroeien in het land van Marvin Gaye

Analyse

Opgroeien in het land van Marvin Gaye

Opgroeien in het land van Marvin Gaye
Opgroeien in het land van Marvin Gaye

Na drie jaar windstilte staat Baloji – ex-frontman van de succesvolle Belgische hiphopformatie Starflam – terug op het podium. In zijn eerste soloplaat Hotel Impala, een pareltje vol rap, chanson, afro en soul, legt de Congolese Belg zijn ziel bloot. Hij schreef het album speciaal voor zijn moeder in Congo, die na 25 jaar afwezigheid plots weer opdook in zijn leven.

De titel van je debuutplaat verwijst naar je eerste levensjaren in Lubumbashi. Herinner je je nog iets van die tijd?
Vaag. Ik herinner me de sfeer, de geur, zinsprikkelingen. Mijn moeder was heel jong toen ze mijn vader ontmoette, ze was nog studente. Ze hadden een avontuur maar hij was al getrouwd. Tot mijn vierde ben ik bij mijn moeder opgegroeid. Toen heeft mijn vader mij meegenomen naar zijn familie in Middelkerke. Na een half jaar zijn we verhuisd naar Luik. Daar heb ik altijd gewoond.
Waarom is je vader uit Congo weggegaan?
Hij was zakenman. Hij deed import-export, had verschillende zaken in Congo en België. Hij reisde op en neer tussen Lubumbashi en Middelkerke, non stop. In België had hij zijn familie, zijn vrouw, zijn zeven kinderen. Mijn vader heeft me dan meegenomen. Ik denk dat ze toen hebben gezegd: ‘Baloji is vier, hij weet niet wat er gebeurt, we gaan hem niets zeggen, dat is beter voor iedereen.’ Toen we in België aankwamen, zei hij: ‘Voilà, dat is je moeder, dat is je zus, dat zijn je broers. Jij bent de achtste.’ Mijn vader heeft me nooit over mijn verleden verteld.
Wanneer heb je de waarheid over je afkomst vernomen?
Dat zijn dingen die je gewoon weet. Je weet het gewoon. Ik had herinneringen aan Congo. Ik weet nog hoe ik in België met het vliegtuig ben toegekomen. Ik heb er nooit vragen over gesteld omdat er thuis geen dialoog was. Het had ook te maken met die Afrikaanse cultuur, waar je moet zwijgen, geen vragen stellen. Je stelt de autoriteit van je ouders niet in vraag. Ik denk dat iets cultureels is. En dat is jammer.
Je hebt een turbulente jeugd achter de rug: school niet afgemaakt, betrokken bij kleine criminaliteit. Hoe kijk je terug op die periode?
Luister, mec, nood breekt wet. Toen ik het op mijn zestiende thuis ben afgetrapt, heb ik gezworen: ‘Als je vertrekt, keer je niet terug. Als je in de shit geraakt, moet je het zelf maar oplossen.’ Ik heb mijn plan getrokken. Ik heb het leven wat ontdekt. Met Starflam kreeg ik verplichtingen. Ik leerde geld opzij leggen om demo’s op te nemen. Starflam heeft mij eigenlijk verantwoordelijkheid aangeleerd.
Waarom ben je in 2004 uit Starflam gestapt?
Democratie in muziek bestaat niet. Daarin geloven is dom. Ik heb altijd gedacht dat in een band iedereen gelijk is. Maar dat is niet waar. Dat geldt trouwens ook voor de Beatles of de Rolling Stones. Je hebt leiderschap nodig. Starflam is een groep die nooit een management of omkadering heeft gehad. Ik was de jongste van de bende en ook het meest beschikbaar. Ik had het meeste tijd omdat ik geen werk en geen lief had. Ik ben het aanspreekpunt van Starflam bij de platenmaatschappij en de media geworden. Dat creëerde een spanning in de groep.
Vervolgens hadden we het moeilijk om met succes om te gaan. Na de het album ‘Survivant’ en de singles ‘La Sonora’ en ‘Amnésie International’ werden we plots wat overvallen. We wisten niet hoe te reageren. We hadden geen mensen om ons te omkaderen. Dat alles samen maakte het voor mij moeilijk. Toen we ‘Donne-moi de l’amour’ opnamen, was voor mij al duidelijk dat ik met de band zou stoppen.
Heb je nog contact met de bandleden?
Helemaal niet. Het was een volledige breuk. We hebben geen contact meer. In januari 2004 was het voor mij al duidelijk dat ik weg wilde. Ik heb het toen aan de band verteld, maar niemand geloofde me echt. Ze dachten dat ik hen wilde chanteren. Maar ik dacht al langer aan stoppen. Weet je, het album ‘Donne-moi de l’amour’ gaat eigenlijk ook over de situatie in de band, waar de mensen elkaar niet meer begrepen. We communiceerden niet goed. Het ging echt om een gebrek aan affectie voor de anderen.
Ik zei toen: ‘Luister, ik doe door tot in de zomer, en dan stop ik ermee.’ Maar de concerten verliepen helaas heel slecht en voelde ik me minder en minder goed in de groep. Met drie van de groepsleden sprak ik zelfs helemaal niet meer. Ik heb toen besloten om een persbericht uit te sturen van twee-drie lijntjes: ‘Omwille van diverse redenen stop ik hier met mijn Starflam-avontuur.’ Dat was midden in de zomer en het bericht belandde op de voorpagina van zowat de hele Franstalige pers. Le Soir, la Dernière Heure, en ga zo maar door.
Het bericht nam ridicule proporties aan. Je kunt dat niet in de hand houden. Ik had er echt spijt van, want het deed het uitschijnen alsof Starflam niets meer zou betekenen zonder mij. Wat niet waar is. Het persbericht creëerde verwarring en het maakte de zes laatste optredens catastrofaal. Publiek was er genoeg, maar de spanning was zo te voelen.
Een paar maanden na je breuk met Starflam kreeg je plots een brief van je moeder.
Op een dag kreeg ik telefoon van iemand die ik niet kende: ‘Ik heb iets voor jou uit Congo, we moeten eens afspreken.’ Ik wist niet waar het over ging. Die persoon had via via mijn gegevens gekregen. Ik heb hem dan ontmoet en hij gaf me de brief. Er zaten foto’s bij van mij als kind en foto’s van mijn moeder. Er was geen twijfel mogelijk: zij was het. Ze vertelde anekdotes over mijn kindertijd en gaf me ook mijn precieze geboortedatum, 12 september 1977. De brief heeft me echt geraakt, ik was er ondersteboven van. In het algemeen toon ik weinig emoties, ik verafschuwde zelfs mensen die wenen. Maar door die brief ben ik iemand anders geworden. Vervolgens zijn verschillende maanden voorbijgegaan. Mijn eerste reactie was: ‘Fuck it. Het is 25 jaar geleden, het is te laat. Ik heb zonder haar geleefd, het is niet zo belangrijk.’
Toch heb je haar uiteindelijk opgebeld.
Haar brief bleef maar in mijn hoofd rondspoken. Mijn moeder had dingen verteld over mijn leven die ik niet wist. Je denkt aan je identiteit. Je wil weten wie je bent, probeert dingen te begrijpen. Als je jezelf wil begrijpen, helpt het om je ouders te kennen. Dus heb ik haar gebeld. Door haar enthousiasme voelde ik dat het goed zat. Ik was totaal verloren, het muurtje rondom mij viel weg. Ze vertelde dat ze me met Starflam had gezien op MCM Afrique.
Ze wist onmiddellijk dat ik het was. Ze was ook niet verbaasd dat ik muzikant was geworden. Mijn vader had immers gezegd dat hij me zou meenemen naar het land van Marvin Gaye. En ze zei dat ze fier was op me. Et je me suis dit: merde. Ze vroeg me om te vertellen over mijn leven. Ik zei: ‘ça va, het gaat goed met mij’. Vervolgens heb ik het gesprek vrij droog afgebroken, ik zei dat ik haar zou terugbellen.
Was je in die periode al opnieuw muziek aan het schrijven?
Helemaal niet. Wat deed ik? Niet veel goeds. Ik deed wat theater, stages en cursussen, wat dingen hier en daar. Ik schreef ook wat teksten en hield me artistiek bezig, maar heb in die periode niets uitgebracht. Muziek was voor mij gedaan. Ik had absoluut geen intentie om een plaat op te nemen.Vervolgens ben ik uitgenodigd op een poëziewedstrijd in Centre Pompidou in Parijs. Men vroeg mij om België te vertegenwoordigen. Ik heb die wedstrijd gewonnen met een tekst over mijn moeder, mijn contradictoire gevoelens, mijn gevoel van verlorenheid. Ik was superfier want met Starflam hebben we nooit echt internationale erkenning gehad. ‘Het is wel OK voor Belgen’, klonk het altijd.
Na die poëziewedstrijd kreeg ik het idee om een CD te maken om mijn moeder alles te vertellen wat er in mijn leven was gebeurd. Ik ben geen pro in communicatie en dialoog. Daarom wilde ik het op mijn manier doen, via muziek. Ik ben vertrokken van het idee van een soundtrack van een leven, met een begin en een einde. Het album begint met een prélude over Congo en eindigt met een nummer van Marvin Gaye, ‘I’m Going home’. Gaye zingt: ‘I’m going home to see my mother. I’m going home to see my dear old dad’.
Wonderbaarlijk. Het is een onuitgegeven nummer dat ik heel toevallig heb ontdekt op een compilatie met B-kantjes. Ik was in die periode gefascineerd door Gaye en heb me helemaal in zijn muziek ondergedompeld. Vanuit die twee songs is het album gaandeweg tot stand gekomen. Het mocht niet te technisch en moeilijk klinken, mijn moeder moest er aangenaam naar kunnen luisteren. In juli 2005 ben ik aan Hotel Impala beginnen schrijven. Vervolgens heb ik in oktober 2005 vijf nummers voor een demo. Daarmee ben ik naar platenmaatschappijen gestapt. uiteindelijk is het EMI geworden.
In juni 2007 ben je voor het eerst teruggekeerd naar Congo, om een videoclip in te blikken en je moeder te ontmoeten. Hoe was die “retour à Congo”?
‘Ik had gedacht dat ik me in Congo eindelijk thuis zou voelen en niet anders zou zijn dan de anderen. Ik wist wel dat ik een andere mentaliteit en cultuur had, dat is ook logisch, ik ben tenslotte 10.000 kilometer verder opgegroeid. Maar ook mijn fysiek, lichaamstaal en gedrag bleken totaal anders. En dan is er nog mijn naam. In het Congolees betekent Baloji iets in de trend van ‘slechte tovenaar’. De eerste persoon die ik in de luchthaven begroette, schrok zich te pletter toen ik me voorstelde. ‘Baloji? Wat een naam!’ Dat was een slag in mijn gezicht. Bij iedereen aan wie ik me voorstelde, zag ik diezelfde wantrouwige blik. Dezelfde blik die ik kende van in Gent op straat, wanneer ik oudjes passeer. Ik heb nu eenmaal een opvallend uiterlijk, ik ben groot en zwart.’
Hoe verliep de ontmoeting met je moeder?
Ik had natuurlijk mijn album meegenomen én een mooie CD-speler. Maar voor haar leek dat oppervlakkig, onbelangrijk. Ik had het gevoel dat alles wat ik in de voorgaande twee jaar had gedaan overbodig was. Muziek is geen primaire behoefte, hé. Ik voelde me echt stom. Ik denk dat ze liever geld had gekregen dan een CD. De Congolezen leven in een catastrofale socio-economische situatie. Het is een andere wereld. In Le Catuba, de buitenwijk van Lubumbashi waar mijn moeder woont, er was al vier maanden geen elektriciteit meer. Toen besefte ik pas wat een geluk ik heb gehad in België op te groeien.
Volg je de situatie in Congo?
Ja, via de media althans. Ik begrijp de situatie een beetje, ik zie de belangen. Congo is een land dat schandalig rijk is - zijn bodem, zijn mijnen, zijn goud, zijn ivoor, zijn diamant, zijn coltan - en daardoor heel wat buitenlandse interesse opwekt.  Als er alleen maar Belgen in Congo geïnteresseerd waren, dan was het eenvoudig. Maar er zijn ook de Chinezen, de Fransen, de Amerikanen, Angola, Rwanda, Burundi en Zambia. Een van mijn broers in Congo is douanier. Hij ziet enorm veel geld passeren. Alleen al in Lubumbashi heb je 150 vrachtwagens die elke dag de stad buitenrijden. Je voelt dat er een economie is die leeft.
Ben je optimistisch over de toekomst van je vaderland?
Niet echt. De Europese Commissie investeert enorm veel geld in het land. Het is nu of nooit voor Congo. Maar ik weet niet of de  Congolezen er klaar voor zijn. Het is ook een kwestie van mentaliteit. Wat mij enorm frappeerde in Lubumbashi, is dat alle belangrijke Conogolese instellingen gehuisvest zijn in gebouwen uit de tijd van de Belgische kolonisatie. Dat wil veel zeggen. De Congolezen hebben in 40 jaar niets meer gebouwd. En dat is niet de fout van de Belgen of de Amerikanen, dat is de fout van de Congolezen. Het is onze verantwoordelijkheid. Wij, Congolezen.