Pakistan: Kruitvat op ontploffen?

Analyse

Pakistan: Kruitvat op ontploffen?

Pakistan: Kruitvat op ontploffen?
Pakistan: Kruitvat op ontploffen?

Het was een bijzonder slechte week voor Pakistan. De wellicht sektarisch geïnspireerde aanslagen op donderdag (in Quetta en in Mingora) kostten het leven aan meer dan 120 mensen. Op dezelfde dag vielen er in Karachi op één uur tijd minstens 11 doden bij onopgehelderd geweld. En nog steeds donderdag vonden een zestal Pakistanen de dood bij een Amerikaans drone-bombardement –het zevende in twee weken tijd. In drie incidenten langs de "bestandslijn" met India in Kasjmir sneuvelden deze week ook soldaten aan weerszijden. Intussen maakt het land zich op voor een massale Mars op Islamabad, die volgende week miljoenen Pakistanen op de been zou brengen tegen corruptie en incompetentie in de politiek.

De aanslagen in Quetta richten de internationale aandacht op Pakistans grootste provincie, Baloetsjistan, waarvan Quetta de hoofdstad is. Baloetsjistan is goed voor 43 procent van het Pakistaanse grondgebied, maar de provincie komt meestal niet voor in de analyses over politieke instabiliteit en opkomend extremisme. Nochtans loopt in de provincie al de vierde afscheidingsoorlog sinds de onafhankelijkheid in 1947. De relatieve onbekendheid van de Baloetsje opstand heeft ongetwijfeld te maken met het seculiere karakter van het Baloetsje nationalisme, waardoor hij niet past in het schema van talibanisering en islamistisch extremisme, dat bij voorkeur gehanteerd wordt in de westerse media.

Sektarisch

In die zin is het sektarisch karater van de dubbelaanslag op een snookerzaal in Quetta makkelijker te berichten, omdat hij een etnisch-sektarische achtergrond lijkt te hebben. Het geweld tegen de (grotendeels, maar niet uitsluitend) sjiitische Hazaras in Baloetsjistan is allesbehalve nieuw.

In september 2011 circuleerde er in de provincie een brandbrief die stelde:  ‘Alle sjiieten verdienen de dood. Wij zullen Pakistan reinigen van de onreinen. Pakistan betekent “Land van de Zuiveren” en sjiieten hebben dus geen recht om hier te leven. Wij bezitten ondertekende uitspraken van geleerden die stellen dat sjiieten ongelovigen zijn. Zoals onze strijders een succesvolle jihad gevoerd hebben tegen de sjiitische Hazaras in Afghanistan, is het onze missie om deze onzuivere sekte te verwijderen uit elke stad, elk dorp en elke hoek van Pakistan. Onze succesvolle jihad tegen de Hazaras in Baloetsjistan en met name in Quetta gaat door. Wij zullen van Pakistan de begraafplaats maken voor de sjiitische Hazaras en hun huizen zullen vernietigd worden door bommen en zelfmoordactivisten. Wij zullen pas rusten als we de vlag van de ware islam kunnen hijsen boven dit land van de zuiveren. Jihad tegen de sjiitische Hazaras is nu onze plicht.’

Khaled Ahmed, een Pakistaanse journalist die het gezaghebbende boek Sectarian War schreef, vertaalde de tekst van het pamflet uit het Urdu. Hij vertelt er niet bij of het pamflet ondertekend was, maar het zou perfect van de Lashkar-e-Jhangvi kunnen komen, de extremistische organisatie die de aanslag van donderdag in Quetta opgeëist heeft.

Nationalistisch

De separatistische opstand van de Baloetsjen is echter niet religieus geïnspireerd, maar wordt door armoede en achterstelling gemotiveerd. Senator Sanaullah Baloch, van de Balochistan National Party, vatte de grieven als volgt samen: ‘De provincie draagt met de opbrengsten van gasexploitatie jaarlijks 85 miljard Pakistaanse roepies bij tot de staatskas, maar ontvangt slechts 7 miljard roepies terug. Terwijl in het hele land ongeveer driekwart van de Pakistaanse gezinnen over elektriciteit beschikt, bedraagt dat in Baloetsjistan slechts een kwart. In Pakistan sterven 350 op de 100.000 moeders in het kraambed, in Baloetsjistan zijn er dat niet minder dan 600. In Baloetsjistan leeft 63 procent van de bevolking onder de armoedegrens, terwijl dat in Punjab maar 26 procent is.’

Vooral het feit dat de provincie over de grootste voorraden gas, koper, goud, uranium en andere natuurlijke rijkdommen beschikt, terwijl armoede en onderontwikkeling onuitroeibaar blijven, zit de Baloetsjen dwars. Senator Sanaullah Baloch stelt dat de opbrengsten van recente mijncontracten met Chinese en Chileense maatschappijen heel ongelijk verdeeld worden:  2 procent gaat naar Baloetsjistan, 48 procent naar Islamabad en 50 procent naar de buitenlandse firma.

De Pakistaanse ordediensten bestrijden die opstand niet enkel alleen met legale middelen, maar maken volgens mensenrechtenorganisaties ook gebruik van “‘verdwijningen”’. Nationalisten spreken over duizenden gevallen in de voorbije jaren, de Human Rights Commission of Pakistan heeft zeshonderd gevallen van gedwongen verdwijningen gedocumenteerd.

Internationaal

De opstanden in Baloetsjistan worden door de Pakistaanse overheid klassiek toegeschreven aan criminele elementen die de steun krijgen van de Indiase militaire inlichtingendienst Research and Analysis Wing (RAW). Die Indiase dienst opereert daarvoor volgens de officiële complottheorie zowel vanuit de consulaten in Afghanistan als vanuit het consulaat van Zahedan, Iran. India ontkent die beschuldigingen, uiteraard.
Maar de samenwerking die India opzet met Iran om vanuit de Iraanse diepzeehaven in Chabahar een handelscorridor met Centraal-Azië te ontwikkelen, is voor Pakistan een zoveelste bewijs dat aartsvijand India het land “omsingelt” met bevriende staten. Pakistan zelf heeft in Gwadar, op 72 kilometer van Chabahar, zijn eigen diepzeehaven uitgebouwd met Chinese hulp. Het Baloetsje grondgebied wordt daardoor in toenemende mate een tweede front in de regionale concurrentiestrijd.

Het eerste front blijft uiteraard Afghanistan, waar het geweld en het soennitische extremisme van de taliban er mee voor gezorgd hebben dat honderdduizenden Hazaras hun traditionele woongebied in Centraal-Afhanistan velieten en zich in Pakistan kwamen vestigen, in de hoop daar veiligheid te vinden. Quetta ligt echter maar op 190 kilometer van Kandahar en huisvest sinds 2001 de opperste raad van de Afghaanse taliban. Dat verklaart mede de komst van groepen als Lashkar-e-Jhangvi, die hun wortels eerder in Pakistaans Punjab hebben.

Kasjmir

De dodelijke schermutselingen aan de Indiaas-Pakistaanse Line of Control, in Kasjmir, lijken geen rechtstreeks verband te houden met het geweld in de rest van Pakistan. Al zijn er wel berichten die erop wijzen dat -ondanks de lopende gesprekken en de beloften op verbeterde handelsbetrekkingen- de spanning rond de “bestandslijn” in Kasjmir oploopt. De Pakistaanse regering moet dit jaar naar verkiezingen, in India zijn die voorzien voor 2014. Dat is traditioneel een moeilijke periode voor gesprekken tussen de Zuid-Aziatische buren en aartsvijanden.

Bovendien lijkt er opnieuw meer aandacht bij militante groepen in Pakistan voor Kasjmir. Hafiz Saeed, die door India verantwoordelijk geacht wordt voor de aanslagen op Mumbai in 2008 maar die in Pakistan behoorlijke vrijheid van bewegen lijkt te hebben, had eind december een ontmoeting met separatische (maar niet-gewapende) politieke leiders uit Indiaas Jammu and Kashmir, toen die op bezoek waren in Pakistan. Volgens het weekblad Tehelka zei Saeed en zijn brother-in-arms Syed Salahuddin dat de opstand in Kasjmir opnieuw zal oplaaien zodra de Amerikanen Afghanistan verlaten hebben. Het blad citeert ook de leider van die delegatie, Mirwaiz Umar Farooq, die uit gesprekken met de Pakistaanse regering en de legertop begreep dat Pakistan zich voorbereidt op de ongecontroleerde impact van de terugtrekking van westerse troepen uit Afghanistan.

In een breder perspectief knopen de verschillende lijnen van het geweld in Pakistan dus wel aan elkaar. Voor een uitgebreide analyse van de regionale tegenstellingen, zoals ze rond Afghanistan uitgevochten worden, lees De Eerste Wereldoorlog van de 21ste eeuw.

Gie Goris schreef ook het boek Opstandland. De strijd om Afghanistan, Pakistan en Kasjmir.