RWANDA. De bittere smaak van wraak

Analyse

RWANDA. De bittere smaak van wraak

Hans van Scharen

29 augustus 2007

Tijdens die wrede Rwandese lente van 1994 werden op honderd dagen tijd bijna een miljoen Tutsi’s en gematigde Hutu’s vermoord. Traditionele Gacaca-rechtspraak moest waarheid en verzoening brengen. Maar het verwerken van de traumatische genocide loopt spaak. De helft van de Hutu-bevolking leeft als beschuldigde en van verzoening lijkt amper sprake.

‘In Rwanda is een mirakel gebeurd. We zijn erin geslaagd totale veiligheid en vrede terug te brengen,’ jubelde minister van Buitenlandse Zaken Charles Muligande in 2004, tien jaar na het Grote Moorden. Stef Vandeginste van het Instituut voor Ontwikkelingsbeleid en -beheer (IOB) van de Universiteit Antwerpen begrijpt het enthousiasme van Muligande. In 1996 woonde hij.in Kigali.  Hij werkte er in de juridische sector. Wie vandaag in de Rwandese hoofdstad komt, gelooft zijn ogen niet, aldus Vandeginste: ‘Kigali ziet er schitterend uit. Mooie wegen, nieuwe gebouwen. De stad is veilig en schoon en er zijn winkelcentra. Op tien jaar tijd werd schijnbaar een nieuwe stad gebouwd. Maar eens je de asfaltweg verlaat, vind je het echte Rwanda, waar mensen nog steeds onder een autoritair bestuur en in bittere armoede leven.’
De buitenwereld gelooft maar al te graag in het Rwandese mirakel. ‘In 1994 deed de genocide in Rwanda de wereld plots beseffen dat het blijvend negeren van Afrika zou eindigen in een catastrofe’, zegt Richard Dowden, directeur van de Britse Royal African Society. Na de genocide genoot Rwanda een bijna onvoorwaardelijke sympathie van de publieke opinie en vele donoren, waaronder de Wereldbank. ‘Rwanda werd ontdekt door landen die het vroeger amper wisten liggen: de Verenigde Staten, Groot-Brittannië, Japan, Nederland en groeide uit tot een donor darling,’ aldus Stef Vandeginste. Vooral president Kagame weet zeer goed zijn public relations te verzorgen. Hij heeft met name in de VS en Groot-Brittannië invloedrijke vrienden en mikt op speelfilms als Hotel Rwanda en Shooting dogs om ook bij het westerse publiek moreel krediet op te bouwen. Dat vaatje is overigens nog lang niet leeg getapt. Op het Panafrican Filmfestival begin februari in Los Angeles werd de documentaire Rwanda Rising getoond en componist Quincy Jones realiseert momenteel een speelfilm over het leven van zijn vriend Kagame. Regelmatige bezoekers in Rwanda zijn Bill en Melinda Gates, actrices Sharon Stone en Sigourney Weaver –maker van de Rwanda film Gorilla revisited, U2-zanger Bono en TV-ster Jack Hanna. Alleen zijn ze vooral geïnteresseerd voor het megaproject Muhazi Boulevard, vijftig villa’s van een miljoen dollar per stuk, mét golfterrein en vijfsterrenhotel, gefinancierd door Qatar.

De zware last van het verleden

‘Donoren zijn ook gecharmeerd omdat Rwanda er in onmogelijke omstandigheden in geslaagd is om justitie van onder nul opnieuw op te bouwen. Er werden mensen opgeleid, gebouwen neergezet, de balie werd geïnstalleerd, het wettelijke kader gecreëerd. Er is best veel gerealiseerd’, zegt Vandeginste nog. België investeerde de laatste tien jaar ongeveer 35 miljoen euro in het Rwandese gerechtelijk apparaat omdat een functionele justitiële sector onontbeerlijk is voor het verwerken van de genocide. Op een of andere manier moesten de verantwoordelijken en uitvoerders van de genocide berecht worden. Al blijkt dat een veel complexere opdracht dan eerst gedacht.
Na de genocide vluchtten ruim twee miljoen Hutu’s voor de wraak van het Tutsi-rebellenleger  van huidig president Paul Kagame. Ze leefden jaren in de buurlanden, maar de meesten keerden terug. Veel Hutu’s voelen zich echter gediscrimineerd en niet beschermd door de overheid. Want hoewel het begrip etniciteit bij wet afgeschaft werd, blijft die realiteit nog steeds het dagelijks leven van de Rwandezen bepalen. ‘Tutsi’s bezetten de belangrijkste politieke en economische posten, ook in het leger en de administratie’, zegt Alison des Forges, adviseur van Human Rights Watch.
Miljoenen Hutu’s –nog steeds 84 procent van de negen miljoen Rwandezen– leven sinds 1994 als economisch gemarginaliseerde paria’s op het platteland, want belast met de “schuld” van de genocide. Vandeginste: ‘Er is sprake van een collectivisering van de schuld. De lijst van verdachte Hutu-daders telt nu 815.000 mannelijke gezinshoofden. De notie beschuldiging staat in Rwanda gelijk aan schuld en is bovendien niet individueel maar collectief. Dat betekent concreet dat ook de familieleden van die verdachten schuldig zijn.’ En dat leidt tot de krankzinnige en gevaarlijke realiteit dat de helft van de Hutu-bevolking met het stigma “genocidair” leeft.
Waarnemers vrezen dan ook dat de feitelijke overheersing van de grote meerderheid van de bevolking door een elite –ooit als model door de Belgische kolonisator ingevoerd– weer zal leiden tot wraakgevoelens.

Recht spreken op het gras

‘De processen rond de genocide begonnen in 1996, maar al snel bleek dat het net opgebouwde, klassieke juridische apparaat niet in staat was om de tienduizenden mensen die van genocide beschuldigd werden binnen een redelijke termijn te berechten’, stelt Kris Berwouts van het European Network for Central Africa (Eurac). Eind jaren negentig zaten er 120.000 mensen opeengepakt in smerige gevangenissen. Berwouts: ‘Het tempo van het gerechtelijke apparaat was zo traag dat hooguit een vijfde van de gevangenen bij leven berecht zou worden. De meerderheid zou in de gevangenis sterven, zonder proces of zelfs maar dossier. Daarom riep men de traditionele gemeenschapsrechtspraak van de Gacaca opnieuw in het leven.’
Francesca Boniotti –verantwoordelijk voor Rwanda/Burundi bij de ngo Advocaten zonder Grenzen (AdZG) schrijft in het Jaarverslag 2006: ‘De Gacaca rechtbanken –letterlijk “op het gras” in het Kinyarwanda– zijn geïnspireerd op de traditionele manier van conflictresolutie. Gacaca vertrekt vanuit een systeem van participatie van de gehele Rwandese bevolking.’
Beschuldigden van de eerste categorie (het plannen, organiseren of leiden van de genocide) blijven binnen het klassieke gerechtelijke apparaat. De anderen worden berecht voor duizenden dorpsrechtbanken, verspreid over even zovele heuvels. Berwouts: ‘Het idee was om daarmee niet alleen het probleem beheersbaar te maken, maar ook om een soort waarheids- en verzoeningsproces op te gang brengen en het traumatisch verleden samen te verwerken.’
De pilootfase begon in november 2002 met 751 Gacaca-rechtbanken. In juni 2004 werd een nieuwe Gacaca-wetgeving aangenomen die het systeem in het hele land installeerde. Vandaag zijn er zo’n 14.300 Gacaca-rechtbanken in heel Rwanda. Vele tienduizenden dorpsrechters werden aangesteld en kregen een beperkte training. Zij behandelen vanaf 2005 de hoorzittingen voor verdachten van tweede categorie –mensen die beschuldigd worden van doodslag, moord en het toebrengen van andere lichamelijke letsels aan derden– en derde categorie –plundering en diefstal. De maximumstraf is dertig jaar cel, de doodstraf werd in juli afgeschaft. Boniotti: ‘Volgens de laatste schattingen van de Rwandese Service National des Juridictions des Gacaca vallen ongeveer 400.000 mensen onder de tweede categorie.’ Advocaten zonder Grenzen observeerde gedurende een jaar de Gacaca. ‘We doen actief suggesties om het proces beter te laten verlopen en willen het op die manier helpen slagen.’

Een politiek instrument

De twijfel over de slaagkansen van de Gacaca-aanpak groeit. Aanvankelijk gold eind 2007 als deadline om alle zaken af te ronden, maar minister van Justitie Tharcise Karugarama kondigde op 15 juli aan dat die deadline met een jaar is verschoven. Volgens Kris Berwouts is er sprake van demotivatie van de bevolking en van de rechters, die niet worden betaald en dus vatbaar worden voor corruptie. Veel onderzoeksdaden worden niet gedaan door rechters maar door lokale autoriteiten en getuigen ten voordele van verdachten worden daarbij vaak niet gehoord. Ook arrestaties gebeuren vaak willekeurig. Berwouts en andere waarnemers concluderen dat de Gacaca zijn verworden tot een politiek instrument voor machtshandhaving.   
AdZG moet als officiële waarnemer uiterst behoedzaam opereren en benoemt in zijn rapport van eind 2006 zowel plus- als minpunten. AdZG:  ‘Positief is dat de bevolking massaal komt opdagen om de zittingen bij te wonen, maar slechts zeer weinigen zijn bereid te vertellen over de feiten die zich tijdens de volkerenmoord voordeden, waardoor de waarheid moeilijker te achterhalen is. We kunnen daaruit besluiten dat de bevolking maar een zeer matig vertrouwen heeft in de Gacaca-rechtbanken.’ Bovendien is de juridische kwaliteit van de processen –essentieel voor het rechtvaardige karakter ervan– matig. ‘Er is amper ruimte voor tegenspraak en de motivering van de uitspraken is vaak afwezig of onvoldoende.’

Wantrouwen versterkt

Het idee van de Gacaca werd enthousiast omarmd door de internationale gemeenschap. Nu de praktijk tegenvalt, wordt dat maar schoorvoetend erkend, stelt Stef Vandeginste. Cherie Blair, Groot-Brittannië’s ex-First Lady, zong vorig jaar nog de lof van deze rechtspraak, nadat ze een zitting had bijgewoond. Vandeginste: ‘Die zitting werd zorgvuldig voorbereid. Men zorgde er toen voor dat er geen vervelende vragen werden gesteld of vervelende getuigen afgevoerd. Kigali is heel sterk in public relations.’  
Bij Buitenlandse Zaken in Brussel beseft men intussen wel dat het Gacaca-proces zijn tekortkomingen heeft, maar men blijft het voorlopig steunen bij gebrek aan beter. ‘We blijven een kritische dialoog met Kigali voeren, en daar blijkt men wel voor open te staan.’ Helaas werken de democratische knipperlichten in Kigali niet meer: mensenrechtenactivisten, waarnemers van de VN, journalisten, iedereen die te kritisch is, wordt het land uitgegooid. 
Het probleem is dat de internationale gemeenschap de Gacaca-formule wat overschat heeft, stellen Vandeginste en professor emiritus Luc Huyse, die samen het Gacaca-systeem evalueren in opdracht van Buitenlandse Zaken en het intergouvernementele Institute for Democracy and Electoral Assistance. Huyse: ‘Men is zich bewust van de zwakten van de Gacaca, maar ze bleven in de schaduw. Het gevolg was een flink deel mythevorming en discussies over “verzonnen tradities”. Het gebrek aan kennis resulteerde in beleidskeuzen en financiering gebaseerd op speculatie.’
Een cruciale vraag is bijvoorbeeld of de traditionele Gacaca –bedoeld voor het oplossen van kleinschalige conflicten– wel geschikt is voor iets monsterachtigs als een genocide. Huyse: ‘De stemming veranderde toen de eerste empirische onderzoeken beshikbaar waren. Het Gacaca-proces kende vele operationele problemen. Bovendien maakte de wijze waarop de Gacaca werden gebruikt dat er nu ruim 800.000 verdachten zijn en dat het wederzijdse wantrouwen tussen de etnische gemeenschappen sterk is toegenomen.’

Een fnuikend taboe

Kris Berwouts vreest dat daardoor de zaden voor nieuwe grootschalige conflicten worden gezaaid. Stef Vandeginste bevestigt: ‘Als je ziet wat zich op het terrein afspeelt, is dat een terechte vrees. De doelstelling was verzoening en herstel van het vertrouwen op lokaal vlak. Op veel plaatsen blijkt dat het vertrouwen van burgers in elkaar en van burgers in de overheid eerder wordt ondermijnd dan hersteld.’ Volgens Vandeginste heeft dat paradoxaal genoeg te maken met het taboe op etniciteit. ‘Mensen moeten zich tijdens een Gacaca-zitting uitspreken over daden die zijn gepleegd omwille van etniciteit, maar daarbuiten mag etniciteit niet meer bestaan. Het gevolg is dat de bereidheid van burgers om de waarheid te vertellen, is afgenomen. In het begin hoorde men veel enthousiasme bij mensen, maar geleidelijk bleek uit bevragingen dat mensen schrik kregen voor het systeem. Men moet nu meer en meer dwang toepassen om mensen te laten deelnemen. Dat betekent niet noodzakelijk dat mensen ook de waarheid gaan vertellen.’ 
Het beeld verschilt van regio tot regio. In gebieden waar een Hutu-meerderheid zetelt in de Gacaca, hebben de overlevenden geen vertrouwen in het proces. Het is voor hen zelfs bedreigend. En waar de overlevenden beter vertegenwoordigd zijn en de lokale autoriteiten sterk tegen Kigali aanleunen, is het systeem bedreigend voor de Hutu-bevolking.
Oorspronkelijk had België, onder staatssecretaris Eddy Boutmans, het idee om een Gacaca Facilitation Initiative op te zetten. Via zo’n mechanisme kunnen donoren afspreken hoe ze hun steun geven en ook hoe de monitoring gecoördineerd wordt. Als dan blijkt dat er getuigen worden opgepakt of vermoord, dan kun je je steun herzien. Vandeginste: ‘Helaas heeft de Rwandese regering dat idee geweigerd.’

De diepe kloof

Hoe langer hoe meer lijkt er in Rwanda sprake van een potentieel gevaarlijke paradox, stelt Kris Berwouts. Rwanda wil uitgroeien tot een moderne, Afrikaanse modelstaat met een flinke economische groei. Maar onder de oppervlakte van een steeds meer totalitair bestuurde staat broeien post-genocidaire sentimenten.
Volgens sterke man Paul Kagame moet Rwanda zich op Aziatische wijze transformeren van arm landbouwland naar de middeninkomensklasse via een kenniseconomie. ‘Rwanda wordt het Singapore van Oost-Afrika,’ klinkt het optimistisch. Grote bedrijven als Microsoft, Nokia en Terracom en donoren als de Wereldbank investeren effectief honderden miljoenen euro in grote projecten in informatie- en communicatietechnologie. Half juli maakte de Commercial Bank of Rwanda (BCR) bekend dat klanten voortaan ook kunnen bankieren via hun gsm, een absolute primeur voor het land, zo maakte commercieel manager Hannington Namara bekend op een bijeenkomst in Hotel des Mille Collines. ‘Ook mensen in de diaspora kunnen via deze telefoondienst makkelijk info over hun rekening opvragen.’
Die service aan de diaspora is niet zonder politieke betekenis. Want de intussen teruggekeerde Tutsi-diaspora – goed opgeleid en welvarend – heeft zich in Kigali gevestigd en de moderne economie naar zich toe getrokken. ‘Zij hebben grote invloed binnen het Front Patriotique Rwandais (FPR) en de overheid. Ook de Tutsi-overlevenden van de genocide zijn politiek nog invloedrijk, al is binnen deze groep in toenemende mate sprake van teleurstelling over het beleid van de regering,’ meldt een rapport van het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken. Naast de etnische scheidslijn, zijn er dus ook sociale, culturele en politieke scheidslijnen. Kris Berwouts: ‘Rwanda zal oplossingen moeten vinden voor zijn interne contradicties om een nieuwe gewelddadige dynamiek te vermijden. Anders zal de huidige vooruitgang niet duurzaam zijn.’