Dakloze Polen op het kruispunt van uitbuiting, werkloosheid en verslaving
‘Soms vraag ik me af of we hen nog wel als mensen zien’

© Gheleyne Bastiaen

© Gheleyne Bastiaen
Minstens dertien Oost-Europese daklozen stierven het afgelopen jaar in Antwerpen. De meesten van hen waren Polen. Hoe komt dat? ‘Zolang we alleen een groep Poolse daklozen zien en geen individuen, zullen er ook geen oplossingen komen.’
Negen Polen, twee Roemenen, een Hongaar en een Oekraïner. De jongste was 33, de oudste 58. Al jaren organiseert straatpastor Niek Everts uitvaarten voor Antwerpse daklozen, maar dit jaar zijn er opvallend veel begrafenissen van Oost-Europese mensen. ‘Het lijkt wel een epidemie,’ zegt Niek, ‘alsof een bepaalde groep het definitief opgegeven heeft.’
De eerste begrafenis dit jaar was voor Dariusz, 52 jaar oud. Met een grote Cambio bolde Niek van het Centraal Station naar het Schoonselhof. Ze had zes plaatsjes vrij in haar auto, maar er waren meer Poolse daklozen die afscheid wilden nemen. Om niemand uit te sluiten, deden ze strootjetrekken over wie meekon. ‘Tijdens de heenrit en de uitvaart deden ze hun best om zo attent mogelijk te zijn. Maar op de terugrit moesten de blikken drank open.’
‘Er is vaak drank in het spel, bij de jongere generatie ook drugs. Maar tegelijkertijd is er altijd een zoeken naar eerlijk handelen, naar een correcte omgang.’Niek Everts , pastor in Antwerpen
Een van de laatste uitvaarten, half oktober, was voor de 49-jarige Wiktoria (niet haar echte naam). De kerk van Niek Everts, vlak bij het De Coninckplein, stroomde vol. ‘Vaak zijn afscheidsdiensten voor straatbewoners in kleine kring. Maar bij Poolse mensen verwacht ik altijd veel volk’, vertelt ze.
In diezelfde kerk coördineert Niek ook ‘t Vlot, een onthaalplek voor dak- en thuisloze mensen. ‘De Poolse daklozen zijn vooral als groep zichtbaar. Ze zijn vaak samen, spreken dezelfde taal, zien er haast hetzelfde uit. Maar door de uitvaarten heb ik hen leren kennen als individuen. Mensen met een groot gemeenschapsgevoel, veel solidariteit en openheid. Er is vaak drank in het spel, bij de jongere generatie ook drugs. Maar tegelijkertijd is er altijd een zoeken naar eerlijk handelen, naar een correcte omgang.’

Groeiende groep
Dankzij de daklozentelling van 2024 weten we dat er bijna 3500 dak- en thuislozen zijn in Antwerpen, van wie er meer dan 400 op straat verblijven. Hoeveel Polen daar bij zijn, is nattevingerwerk. Wie de Antwerpse groep maar al te goed kent, zijn Renata Bogacka en Krzysztof Łukaszewski. Allebei werken ze voor Stichting Barka. Zij als Antwerps-Poolse maatschappelijk werkster, hij als ervaringsdeskundige. Krzysztof trekt nu al bijna twee jaar door de Antwerpse straten, Renata ruim een decennium.
‘Ik zag de groep alleen maar groeien’, vertelt Renata. ‘Vijf jaar geleden bereikten we een honderdtal mensen, vandaag is dat het dubbele.’
‘In de beginjaren werkten we vooral met Polen die hier kwamen werken na de uitbreiding van de Europese Unie (in 2004, red.). Vaak registreerden die mensen zich hier niet, werkten ze in het zwart, zonder verzekering. Zodra dat werk wegviel, kwamen ze in de problemen.’
‘Ondertussen nadert een deel van hen de pensioenleeftijd. Sommigen hebben als zelfstandige of door een optelsom van interimjobs pensioenrechten opgebouwd. Maar ze komen er niet toe, omdat de administratie moeilijk is of omdat ze de taal niet machtig zijn. Zij komen in de problemen. Net als de ouderen die altijd irregulier gewerkt hebben, maar nu niet meer kunnen.’
‘Naast de groep die begin jaren 2000 als arbeidsmigrant naar hier kwam, zien we de laatste jaren een groep kwetsbare EU-burgers die thuis vertrekken omdat er geen werk is. Met het idee dat het hier wel zal lukken. Maar ze zijn onvoorbereid, spreken alleen Pools, hebben geen netwerk. Zij belanden snel op straat. Sommigen van hen beginnen dan ook te zwerven tussen West-Europese steden, waar systemen telkens anders in elkaar zitten.’
Unieke verhalen
Dat zijn de grote lijnen. Maar, benadrukken Niek, Renata en Krzysztof: elk verhaal is anders. De redenen voor vertrek zijn verschillend, maar ook de hindernissen op de weg naar een oplossing. Vaak spelen ook persoonlijke problemen en gezondheidsissues een rol. Sommigen raken af en toe nog aan werk, anderen slepen na jaren zonder job een berg schulden met zich mee. Heeft de een nog contact met het thuisfront, dan heeft de ander – al dan niet gewild – volledig gebroken met familie en vrienden. Wat helaas wel vaak een rode draad is: alcoholmisbruik.
‘Het is een vicieuze cirkel’, zegt Krzysztof, die zelf ook twee jaar dakloos was. ‘Het is vaak moeilijk te zeggen waar het begint. Soms worden mensen dakloos door hun verslaving, vaak volgt de verslaving op de dakloosheid.
Arbeidsmigranten verblijven ook regelmatig in cohousings waar veel gedronken wordt.’ Krzysztof en zijn ex-vrouw volgden hun oudste zoon en dochter, die hier werk vonden. Ook zijn ex kwam snel aan de bak. Hij pakte de jobs aan die hij kon. ‘Vaak in het zwart of via interim. De bouw en landbouw, groentemarkten en garages: ik heb het allemaal gedaan. Mijn kortste werkervaring was in een serre. Toen ik ‘s ochtends werkhandschoenen vroeg om de tomaten te plukken, mocht ik direct weer vertrekken (lacht).’
De situatie van Krzysztof was niet ideaal, maar zijn gezin deed het goed. Voor hem werd het problematisch toen hij almaar meer begon te drinken. Alcohol hoorde er nu eenmaal bij, ook bij zijn Poolse collega’s. ‘Zelf zag ik het probleem niet, maar dat was er natuurlijk wel. Mijn ex-vrouw gaf me genoeg waarschuwingen. Tot de deur dicht bleef. Ik had alleen mijn kleren nog. Ik dacht mijn plan wel te kunnen trekken. Ik verbleef bij collega’s, Poolse vrienden, waar ik maar kon. Ik werd een Poolse dakloze met een drankverslaving.’
Controle op uitzendkantoren
Wie als EU-burger naar België komt om te werken, moet zich binnen de drie maanden registreren bij de gemeente – voor sommige mensen loopt het daar al mis. Europese migranten die hier werk kunnen bewijzen, of kunnen aantonen dat ze een job zoeken en een reële kans maken, mogen langer dan drie maanden blijven. Maar doen ze tijdens hun eerste vijf jaar in België te lang een beroep op ondersteuning, door bijvoorbeeld een ontslag, dan wordt hun verblijfsrecht opnieuw ingetrokken.
Zo raken mensen vaak verstrikt tussen Europese en lokale wetgeving. De vraag waar oplossingen zitten – op Europees, nationaal of lokaal niveau – vinden Renata en Krzysztof behoorlijk lastig. ‘Ik probeer mensen te helpen op het terrein, ik houd niet van grote uitspraken’, zegt Renata. ‘Maar ik zie wel dat er te weinig regulering en controle van uitzendbureaus is. Iedereen kan zomaar een interimkantoor oprichten. De slechte bureaus loodsen kwetsbare EU-burgers naar werkgevers, maar trekken hun handen er af als er problemen ontstaan. Op dat moment worden die mensen plots het probleem van de gemeente.’
‘In Antwerpen zitten we ook vlak bij de Nederlandse grens. Het wordt helemaal lastig wanneer mensen via een Nederlands uitzendbureau in Nederland werken maar wel in België wonen. Hun rechten liggen over de grens, maar ze staan wel op straat in België. Ik wil niet veralgemeniseren, niemand met de vinger wijzen. Maar voor kwetsbare EU-migranten zou er wat mij betreft meer verantwoordelijkheid bij werkgevers en uitzendbureaus mogen liggen.’
‘Wanneer je beslist om iets te veranderen, beginnen de problemen pas echt. De bergen administratie, de gezondheidsproblemen: alles komt in één keer naar boven.’Krzysztof Łukaszewski, ervaringsdeskundige stichting Barka
Meer dan huisvesting
Krzysztof raakte opnieuw van de straat dankzij een ervaringswerker bij Barka. Na maanden van dolen botste hij eindelijk op iemand die én Pools én de taal van de straat sprak. Die bovendien wist waarover hij het had.
Een maand lang praatte de ervaringswerker op Krzysztof in, hij legde stap voor stap uit wat zijn opties waren voor een nieuwe start met de hulp van Barka, hier of in Polen. Daarop keerde Krzysztof terug naar zijn thuisland voor een intensief afkickprogramma. Drie jaar werkte hij aan zijn herstel in een therapeutische gemeenschap in Polen.
Vandaag is hij vier jaar nuchter. ‘Wanneer je beslist om iets te veranderen, beginnen de problemen pas echt’, vertelt Krzysztof. ‘De bergen administratie, de gezondheidsproblemen: alles komt in één keer naar boven. Maar je kan dat niet allemaal in een keer oplossen. Mijn papierwerk, het contact met mijn familie: dat vroeg tijd en geduld. Dat moest ik echt leren.’
‘Uiteindelijk is het belangrijkste werk van Renata en mij: mensen motiveren om hun problemen aan te pakken. Het eerste en grootste probleem is vaak de verslaving. Je kan dat nooit volledig oplossen, verslaving blijft in je lijf. Maar als je beseft dat het probleem er is, kan je wel verder. De mensen die ik ontmoet, zeggen vaak: “Ik heb geen werk, daarom zit ik op straat.” Maar als je vijf jaar niet gewerkt en alleen gedronken hebt, dan is werk of huisvesting alleen niet de oplossing. Dan moet je aan je verslaving en gezondheid werken.’
‘Als mensen me vandaag vragen of ik geen problemen meer heb, zeg ik: jawel. Maar ik ben nuchter nu, en ik kan mijn problemen ook zo benaderen. Ik besef dat ik hulp kan vragen, dat er oplossingen zijn. Ik weet ondertussen ook dat alles wat ik opgebouwd heb, zó verdwijnt als ik weer begin te drinken. Of beter: dat ik doodga.’

Niet opgeven
Het is geen boutade. Het sterven gebeurt onder de ogen van Krzysztof, Renata en Niek. Twee weken na de uitvaart van Wiktoria kreeg Niek telefoon. Haar verloofde had zich doodgedronken. Opnieuw een Poolse begrafenis. Ook de uitvaart van Jan (niet zijn echte naam) herinneren zowel Niek als Renata zich.
Onze gesprekken vinden los van elkaar plaats, maar de straatpastor en de maatschappelijk werkster verwijzen er allebei spontaan naar. Na een zoveelste intoxicatie kwam Jan in het ziekenhuis terecht. De Pool kreeg daar de belangrijkste zorgen en verhuisde daarop naar een herstelopvang, voor dakloze mensen die na een ziekenhuisopname nog tijd nodig hebben om te recupereren. Maar Jan vertrok er, naar zijn vrienden. In het park zetten ze het op een drinken. Hij overleefde het niet.
‘Misschien ben ik te hard geworden, maar als mensen neerkijken op “de zatte Polen”, raakt me dat niet echt’, zegt Krzysztof. ‘Alcoholisme is een ziekte, en ziektes moet je behandelen. Maar we mogen ook niet vergeten wat de verhalen zijn. Ik zie mensen die pech hebben, de taal niet begrijpen, van wie documenten en laatste spullen gestolen zijn.’
‘Vooral waar een combinatie van drank en drugs is, zien we schrijnende verhalen’, pikt Renata in. ‘Sommige mensen kennen we al vijf, zelfs tien jaar. Maar we blijven praten, geven niet op. Elke dag denken we: misschien lukt het vandaag wel.’
Persoonlijk trauma
Voor straatpastor Niek lijkt het soms gewoon wachten op de volgende telefoon. Elke uitvaart opnieuw probeert ze zoveel mogelijk informatie te verzamelen, om de begrafenissen toch een persoonlijk karakter te geven. Wanneer ze de Oost-Europese levens ontrafelt, ziet ze een constante: ‘Voor mij zijn het mensen die ergens voor op de vlucht zijn, die weglopen. Die onrust link ik aan persoonlijk trauma.’
‘Net zoals iedereen hebben ook de Poolse daklozen hun eigen verhalen en demonen. Maar ze komen ook nog eens terecht in een systeem dat niet echt verwelkomend is. Zolang Oost-Europese mensen de jobs doen die wij niet willen doen, het bouwen, het poetsen, zijn ze welkom. Maar als ze dat niet of niet meer kunnen, laten we hen aan hun lot over.’
En ja, dan is er het drinken. Maar dat niet alleen. Neem Cristina, 49, uit Roemenië. Ze arriveerde een jaar of acht geleden in Antwerpen. Velen kenden haar, maar niet écht. ‘Hier stond ze bekend als de psychotische vrouw die vaak begon te roepen, die in de zomer de planten én de stenen water gaf’, vertelt Niek. ‘We wisten dat ze een trauma meesleepte, maar niet welk. Haar familie kwam na haar dood toevallig met ons in contact, in haar thuisland was ze al jaren als vermist opgegeven. Haar broer vertelde me dat ze uit een heel gewelddadige situatie was gevlucht en haar twee kinderen had moeten achterlaten.’
Cristina wilde in Antwerpen niet naar de daklozenopvang. Omdat ze wist dat ze met haar roepen andere mensen stoorde. Op het einde verbleef ze in een tentje op Park Spoor Oost. Het werd gedoogd, zolang ze het elke ochtend opnieuw afbrak. Tot haar tentje begin september plots bleef staan. En er ook een tentje van de politie verscheen.
‘De sfeer die dag was onwezenlijk’, vertelt Niek. ‘Op haar manier was Cristina een baken van vertrouwen geworden voor andere dakloze mensen. Het verdriet en de solidariteit waren enorm. En tegelijkertijd zweefde die tragische vraag rond: wie wordt de volgende?’
Geen federale steun meer voor winteropvang
Tot voor kort kregen de OCMW’s van Antwerpen, Gent, Brussel, Charleroi en Luik jaarlijks elk zo’n 65.000 euro voor extra bedden tijdens de wintermaanden. Dat geld valt nu volledig weg, want de federale regering besliste eind september om de financiering van dit koudeplan stop te zetten. Een beslissing die de vijf grote steden en heel wat welzijnsorganisaties zwaar valt. Maar ironisch genoeg maakt het voor veel dakloze Polen niet uit. Omdat ze geen verblijfsrecht hebben, zijn ze in Antwerpen alleen tijdens de winter welkom in de opvang.
Maar omdat velen van hen met verslaving kampen, blijft de deur dicht. De regel is immers dat mensen niet onder invloed mogen zijn. De Poolse daklozen verblijven dus overal en nergens: in parkings, kraakpanden, onzichtbare tentjes of gewoon op straat.
‘In het geval van dakloosheid en middelengebruik is afkicken een belangrijke stap’, zegt pastor Niek Everts. ‘Maar daarna moeten er ook alternatieven komen, een ander netwerk. Anders zijn mensen een vogel voor de kat. Ik doe dit werk al 25 jaar, dat blijft een probleem. Zolang we alleen een groep Poolse daklozen zien, en geen individuele mensen, zullen er ook geen oplossingen komen. Soms vraag ik me af of we hen nog wel als mensen zien.’
De vraag naar veilige plaatsen is groot. ‘Maar het grootste issue blijft: hoe kunnen we deze mensen motiveren om iets te veranderen?’, zegt Renata Bogacka, maatschappelijk werkster bij Stichting Barka. Zij laten alle opties open en helpen mensen ook bij vrijwillige terugkeer naar hun thuisland. Al wordt die beslissing soms in de plaats van de mensen zelf genomen, met een arrestatie en gedwongen uitzetting via de gesloten centra.
Deze analyse werd geschreven voor MO*158, het winternummer van MO*magazine. Vind je dit artikel waardevol? Word dan proMO* voor slechts 4,60 euro per maand en help ons dit journalistieke project mogelijk maken, zonder betaalmuur, voor iedereen. Als proMO* ontvang je het magazine in je brievenbus én geniet je tal van andere voordelen.
Lees ook
Word proMO*
Vind je MO* waardevol? Word dan proMO* voor slechts 4,60 euro per maand en help ons dit journalistieke project mogelijk maken, zonder betaalmuur, voor iedereen. Als proMO* ontvang je het magazine in je brievenbus én geniet je van tal van andere voordelen.
Je helpt ons groeien en zorgt ervoor dat we al onze verhalen gratis kunnen verspreiden. Je ontvangt vier keer per jaar MO*magazine én extra edities.
Je bent gratis welkom op onze evenementen en maakt kans op gratis tickets voor concerten, films, festivals en tentoonstellingen.
Je kan in dialoog gaan met onze journalisten via een aparte Facebookgroep.
Je ontvangt elke maand een exclusieve proMO*nieuwsbrief
Je volgt de auteurs en onderwerpen die jou interesseren en kan de beste artikels voor later bewaren.
Per maand
€4,60
Betaal maandelijks via domiciliëring.
Meest gekozen
Per jaar
€60
Betaal jaarlijks via domiciliëring.
Voor één jaar
€65
Betaal voor één jaar.
Ben je al proMO*
Log dan hier in




