Van romantische revolutie naar desillusie: de onvoltooide droom van Kwame Nkrumah

Analyse

Portrettenreeks: Black Atlantic (3)

Van romantische revolutie naar desillusie: de onvoltooide droom van Kwame Nkrumah

Omar Ba

31 oktober 202521 min leestijd

Kwame Nkrumah is een naam die klinkt als een klok, ook vandaag nog, decennia na zijn activisme, presidentschap en dood. Zijn slogans weerklinken weer luid, in het bijzonder bij nieuwe Afrikaanse leiders. Voor Afrikaanse jongeren lijken ze de enige mogelijke weg voorwaarts.

Portrettenreeks: Black Atlantic

Dit is het 3de in een reeks van 5 portretten van belangrijke denkers uit de Black Atlantic, het netwerk van mensen, culturen en ideeën dat ontstond door de trans-Atlantische slavenhandel.

Deze reeks duidt hoe Afrikaanse, Amerikaanse, Caraïbische en Europese invloeden elkaar kruisten en vermengden, en hoe ze tot op vandaag invloed hebben op heel wat culturele, artistieke en politieke bewegingen.

Drie Sahellanden, Niger, Burkina Faso en Mali, knipten deze zomer de banden door met de West-Afrikaanse Economische Gemeenschap (Ecowas). Ze verenigden zich in 2023 in een eigen Alliantie van Sahelstaten (AES), breken ook met internationale instellingen zoals de Verenigde Naties en sturen buitenlandse veiligheidsmissies het land uit.

Het zijn drie landen waar de voorbije jaren nieuwe machthebbers aan de macht kwamen via volksopstanden en staatsgrepen aan de macht. Ze rechtvaardigen hun machtsgreep met soevereinistische retoriek, tegen de vermeende inmenging van Frankrijk in zijn voormalige koloniale invloedssferen. En daarbij beroepen ze zich op de erfenis van pan-Afrikanistische iconen als Kwame Nkrumah en Thomas Sankara.

Voor hun jonge aanhangers zijn de nieuwe leiders de erfgenamen van een historische strijd, een nieuwe belichaming van een revolutie. Voor hun critici zijn het opportunisten die het vaandel van het pan-Afrikanisme misbruiken om militaire staatsgrepen te legitimeren, inspelend op de hoop en het ongeduld van miljoenen Afrikaanse jongeren. Zo staat bijvoorbeeld de Malinese hoofdstad Bamako op instorten door de opmars van jihadistische groepen, EU-landen en de VS sporen hun burgers aan om land te verlaten.

Meer dan zestig jaar na de hoop die de onafhankelijkheid van veel Afrikaanse staten bracht, is de realiteit ontnuchterend. Er is onmiskenbaar vooruitgang geboekt op het vlak van gezondheid, onderwijs en moderne infrastructuur.

Maar het beeld dat Nkrumah ooit schetste, van een welvarend en verenigd Afrika, staat in schril contrast met de harde realiteit van vandaag. De rijkdom blijft ongelijk verdeeld. Corruptie vreet aan de instellingen, en sommige leiders verrijken zich schaamteloos terwijl grote delen van de bevolking kreunen onder de armoedegrens of erger. Werkloosheid is wijdverspreid, en overleven betekent voor velen: zien rond te komen van dag tot dag.

Op het Afrikaanse continent is de gemiddelde leeftijd 19,3 jaar, en volgens de United Nations Economic Commission for Africa (UNECA) is meer dan 65 % van de bevolking er jonger dan dertig jaar. De noden en verwachtingen van Afrikaanse jongeren zijn hoog, maar worden in veel landen met veel eigen rijkdommen zelden ingelost. In Madagascar hebben jongeren recent bijvoorbeeld wekenlang betoogd en de president verjaagd; meteen na zijn vlucht namen militairen de macht over met de belofte om de verzuchtingen van jongeren ernstig te nemen en rijkdommen eerlijk te gaan verdelen.

Voor een groot deel van deze jongeren ligt de toekomst niet in Bamako, Niamey of Ouagadougou maar voorbij de Sahara en de Middellandse Zee. Velen wagen hun leven op gammele boten of in de woestijn, met talloze tragedies als gevolg.

Nu nog blijft de droom van Nkrumah voor velen een bron van inspiratie en een herinnering aan wat mogelijk had kunnen zijn. Toch is er hoop. Hoop dat Afrika zijn lot in eigen handen kan nemen, hoop dat de jeugd een nieuw tijdperk kan inluiden en dat het continent een eigen centrum van kracht en vooruitgang kan worden.

Het is op die hoop dat sommige nieuwe leiders teren. Ze legitimeren er hun machtsgreep, door de inzet van militaire coups en autoritarisme, mee. Ze gebruiken hem om hun eigen radicale discours te propageren en voormalige westerse bondgenoten tot vijand te maken. Om nieuwe allianties aan te gaan, met vooral Rusland en China.

Waarom vallen zoveel mensen, en vooral jongeren, voor deze slogans? Het pan-Afrikanisme is volgens de huidige generaties Afrikaanse jongeren de enige weg voorwaarts. Om de symbolische kracht ervan te begrijpen, moeten we teruggaan naar de onafhankelijkheidsstrijd. We moeten terug naar de man die deze ideeën voor velen belichaamde; Kwame Nkrumah.

Van slimme student tot activist

Nkrumah werd geboren in 1909 in de Britse kolonie Goudkust, het huidige Ghana. Op de katholieke scholen waar hij schoolliep viel hij op door zijn intelligentie, en de jezuïeten zorgden voor een beurs zodat hij in het buitenland kon gaan studeren. Oorspronkelijk wilde hij priester worden, maar zijn interesse in filosofie bracht hem op een ander pad: dat van de antropologie en de filosofie.

In 1935 reisde hij voor zijn universitaire studies naar Philadelphia, in de VS. Daar leerde de 26-jarige Nkrumah de harde realiteit kennen van een geracialiseerde Amerikaanse samenleving met segregatie, de bijhorende Jim Crow-wetten en lynchpartijen. Hij werkte er als student en ervoer aan den lijve hoe het was om als zwarte man behandeld te worden in een samenleving waar de grootouders van zwarte burgers als slaven geboren waren. Deze ervaring wakkerde bij hem een diep gevoel van solidariteit aan, en hij engageerde zich in bewegingen en baptistische kerken.

In deze netwerken ontdekte hij de ideeën van belangrijke zwarte, Amerikaanse burgerrechtenactivisten uit die tijd: Marcus Garvey en W.E.B. Du Bois, die later zijn mentor zou worden. Het werd Nkrumah duidelijk dat de strijd tegen kolonialisme op het Afrikaanse continent en de strijd van de zwarte diaspora in Amerika en het Caraïbisch gebied hoofdstukken waren van hetzelfde boek.

Zo publiceerde W.E.B. Du Bois, socioloog en burgerrechtenactivist, in oktober 1935 een artikel in Foreign Affairs, het invloedrijke blad van de Amerikaanse denktank Council on Foreign Relations: Inter-Racial Implications of the Ethiopian Crisis: A Negro View. Daarin pleitte hij voor solidariteit met Ethiopië, dat toen net bezet was door het fascistische Italië van Mussolini. In 1936 hield de Ethiopische keizer Haile Selassie daarover zijn beroemde toespraak bij de Volkenbond in Genève. Het artikel van Du Bois veroorzaakte een golf van solidariteit ter ondersteuning van Haile Selassie.

Een zwarte burgerrechtenactivist die in een tijdperk van segregatie in zo’n prestigieus blad zo’n oproep gepubliceerd kreeg, was uitzonderlijk en symbolisch. Het beïnvloedde het bewustzijn over racisme en kolonialisme van velen buiten de ‘color line’- een term van Du Bois die de hiërarchische scheidingslijn tussen wit en niet-wit en de gevolgen daarvan beschreef. Voor Nkrumah was W.E.B. Dubois een voorbeeld, diens acties en initiatieven werden een inspiratie voor zijn eigen internationale engagement.

Na zijn masteropleiding in 1945 vervolgde Nkrumah een doctoraat aan de London School of Economics. Daar sloot hij zich aan bij de West African Students Union (WASU) en organiseerde hij samen met Du Bois en de Jamaicaanse activiste Amy Ashwood Garvey de vijfde reeks pan-Afrikaanse congressen in Manchester. Veel toekomstige leiders namen hieraan deel, zoals Jomo Kenyatta (later president van Kenia), Hastings Banda (later president van Malawi) en George Padmore (auteur, journalist en premier van Ghana).

Tijdens deze conferentie, van 15 tot 21 oktober 1945, werden de doelstellingen en fundamenten gelegd voor de onafhankelijkheid van verschillende landen op het Afrikaanse continent, en onafhankelijkheid voor alle gekoloniseerde landen overal ter wereld. Drie dagen later, op 24 oktober, werden de Verenigde Naties opgericht. Toeval, of een doordachte timing voor het organiseren van het pan-Afrikanistisch congres?

In juni van dat jaar, tijdens de voorbereidingen voor het handvest van de Verenigde Naties in San Francisco, hadden W.E.B. Du Bois en andere activisten bij delegaties gelobbyd voor de strijd tegen segregatie en voor zelfbeschikking van landen. Ze hadden memoranda overhandigd en de Amerikaanse regering gesensibiliseerd over kolonisatie. Na de oprichting van de VN eist ze van Europese grootmachten dat ze zouden dekoloniseren. En dat zou later een effectieve impact hebben op de onafhankelijkheidsbewegingen.

Bij de grote leiders

Nkrumah keerde in 1947 terug naar zijn thuisland, de Goudkust. Op uitnodiging van politicus en intellectueel J.B. Danquah werd hij secretaris van de politieke beweging United Gold Coast Convention (UGCC) en stortte hij zich in de strijd voor onafhankelijkheid. Het Afrikaanse continent borrelde in die tijd van de opstanden en de wereld was in de ban van de Koude Oorlog tussen de VS en de Sovjet-Unie.

Nkrumah begreep dat in zijn nieuwe strijd alleen acties zoals massamobilisatie en politieke vorming hoop konden omzetten in realiteit. In 1949 richtte hij de Convention People’s Party (CPP) op en werd hij de leider en motor van de onafhankelijkheidsbeweging. Hij reisde van stad naar dorp, sprak met arbeiders, jongeren en dorpshoofden en legde uit waarom nationale eenheid nodig was. Hij werkte samen met vakbonden en lokale verenigingen. Hij schreef politieke bulletins om bewustzijn te kweken en het pan-Afrikanisme te promoten, terwijl hij banden onderhield met Afrikaanse leiders in de diaspora zoals W.E.B. Du Bois en George Padmore. Zo werd Nkrumah een van de belangrijkste Afrikaanse leiders van die tijd.

In 1955 werd hij uitgenodigd voor de conferentie van Bandung. Deze internationale ontmoeting was een belangrijke podium voor recent onafhankelijke Afrikaanse naties en leiders van gekoloniseerde naties.

Nkrumah presenteerde er zijn visie van vrije, verenigde en soevereine Afrikaanse landen, in de aanwezigheid van onder andere Alioune Diop (oprichter van de uitgeverij Présence Africaine), Gamal Abdel Nasser (toen premier en later verkozen president van Egypte), Soekarno (die mee de onafhankelijkheidsstrijd in Indonesië had geleid), Jawaharlal Nehru (de eerste premier van het onafhankelijke India) en Zhou Enlai (premier van de Volksrepubliek China onder Mao). In Nkrumahs ogen waren ze allemaal verbonden met de mondiale strijd voor dekolonisatie en sociale rechtvaardigheid buiten de invloed van grote mogendheden. De Bandungconferentie zou bepalend worden voor het Globale Zuiden, op ideologisch en politiek vlak.

Ghana, een nieuwe identiteit

Op de dag van de Ghanese onafhankelijkheid, in 1957, zette Kwame Nkrumah een politieke stap die even krachtig was als de overwinning zelf: hij hernoemde Goudkust naar Ghana.

(video hieronder: de onafhankelijkheidsdag en naamsverandering door westerse ogen)

Dit was meer dan een eenvoudige naamswijziging, het was een symbolische breuk met het koloniale verleden. De oude naam was een label opgelegd door de Britten en verwees enkel naar de rijkdommen die de kolonisatoren begeerden, als ware het een handelswaar.

De naamsverandering naar ‘Ghana’ was een manier om de wereld te laten zien dat Afrika al een rijke en georganiseerde geschiedenis had vóór de komst van de Europeanen.

De keuze voor de naam Ghana was een daad van zelfbevestiging. Die naam verwees naar het oude Ghanese Rijk, een machtig en welvarend West-Afrikaans koninkrijk dat bestond van de 6de tot de 13de eeuw. Hoewel dit rijk geografisch verderop lag, in het huidige Mali en Mauritanië, koos Nkrumah deze naam om de nieuw bevrijde natie te verbinden met een glorieus prekoloniaal erfgoed.

Het was een manier om de wereld te laten zien dat Afrika al een rijke en georganiseerde geschiedenis had vóór de komst van de Europeanen. Ghana was geen product van de koloniale geschiedenis, maar de waardige erfgenaam van een duizendjarige Afrikaanse beschaving. Zo wilde Nkrumah Ghana in een Afrikaanse historisch continuüm zetten, dat niet gebroken was door de slavernij en de pijnlijke koloniale episode.

Nkrumah maakte van Accra een wereldhoofdstad van het antikolonialisme en een laboratorium van het pan-Afrikanisme, een ontmoetingsplek voor activisten en intellectuelen uit het Caraïbisch gebied en de Afro-Amerikaanse gemeenschap. Malcolm X, Maya Angelou en Martin Luther King kwamen hem bezoeken. Ze bewonderden zijn engagement voor de zwarte diaspora in de Caraïben en in Amerika (de VS én Latijns-Amerika).

‘Als je Nkrumah hier ziet, voel je dat hij het type leider is dat het hele continent kan verenigen. Hij begrijpt de strijd die overal wordt gevoerd’, liet Malcolm X in 1964 optekenen toen hij Ghana bezocht. Ghana werd het epicentrum van een mondiale strijd voor burgerrechten en dekolonisatie en beïnvloedde vele leiders, zoals de toen nog jonge Patrice Emery Lumumba uit Belgisch Congo.

Paradoxaal genoeg bracht ook de Britse koningin Elisabeth in 1961 een bezoek aan Ghana, om de relaties tussen de twee landen te herstellen. Tijdens dit bezoek en het bijhorende galabal dansten de Queen en Nkrumah samen, wat veel ophef veroorzaakte in westerse machtscentra: een westers staatshoofd dat danste met een zwarte man, met een voormalig “onderdaan” dan ook nog. De iconische foto van het dansende duo reisde de wereld rond.

De droom botst op de realiteit

Nkrumahs droom van een verenigd Afrika botste op geopolitieke realiteiten en verborgen agenda’s.

In 1961 ontstond een ideologische breuk in het pan-Afrikanisme. De Casablanca-groep (met Nkrumah, Nasser, koning Mohammed V van Marokko, Malinees president Modibo Keïta en Guinees president Sekou Touré) pleitte voor een onmiddellijke, continentale Afrikaanse federatie, terwijl de Monrovia-groep (met Senegalees president Léopold Sédar Senghor en Ivoriaans president Félix Houphouët-Boigny, gesteund door Haile Selassie) eerst nationale staten wilde consolideren.

In 1963 werd de Organisatie van Afrikaanse Eenheid opgericht in Addis Abeba, Ethiopië, onder voorzitterschap van Haile Selassie. ‘Er moet eerst een pan-Afrikanisme van de geest gecreëerd worden voordat er één van het lichaam kan worden gecreëerd’, schreef Senghor, tegenstander van een ‘federale Afrikaanse staat’, in zijn Liberté 1 : Négritude et humanisme (1964).

Nkrumahs beleid was, zoals hij zelf zei, ‘sociaal pan-Afrikanistisch’. Hij werkte samen met alle partners die volgens hem het nodige konden bieden om Ghana economische voorspoed te helpen bereiken.

Ook binnen Ghana stuitte Nkrumah op oppositie. In de gepolariseerde internationale context van de Koude Oorlog werd hij verdacht van marxistische sympathieën, hoewel hij zichzelf eerder als een pragmatisch pan-Afrikanist zag.

Nkrumahs beleid was, zoals hij zelf zei, ‘sociaal pan-Afrikanistisch’, en hij werkte samen met alle partners die volgens hem het nodige konden bieden om Ghana economische voorspoed te helpen bereiken. Hij zette grote projecten in gang voor de transformatie van Ghana in samenwerking met Amerikaanse bedrijven. Die zette hij in voor landbouwontwikkeling, de bouw van graansilo’s en de elektriciteit van de Akosombo-dam.

Zijn leiderschap kende een periode van transformatie, die al snel uitmondde in confrontatie, zowel internationaal als binnenlands. Op 1 augustus 1962 ontsnapte Nkrumah aan een moordaanslag in Kulungugu. Een schoolmeisje, symbool van de toekomst en onschuld van het volk, stapte naar voren om hem een boeket bloemen aan te bieden. Dat explodeerde, wat haar op slag zwaar verwondde. Twee jaar later nam een politieagent Nkrumah onder vuur in zijn officiële residentie, waarbij een van zijn bewakers zich opofferde om hem te redden. Deze tragedies versterkten de paranoia van Nkrumah, waardoor hij zijn regime verhardde.

Er ontstonden onmiddellijke spanningen met de VS en andere westerse machten door Nkrumahs visie op socialistisch pan-Afrikanisme en zijn afwijzing van het neokolonialisme. Deze landen vreesden dat Ghana in de Koude Oorlog een bondgenoot van de Sovjet-Unie zou worden. Industrialisatie- en ontwikkelingsprojecten leidden bovendien tot een enorme schuldenlast, terwijl de dalende cacaoprijzen de Ghanese economie verzwakten.

Het standbeeld van Nkrumah voor zijn mausoleum, in de Ghanese hoofdstad Accra.

Repressie

De frustratie onder de bevolking groeide door politieke repressie. Er ontstonden opstanden, met name die van het National Liberation Movement (NLM) in de Ashanti-regio, die Nkrumah onderdrukte. Die repressie bezegelde zijn politieke lot. Het meerpartijenstelsel werd verboden in 1964, draconische wetten werden ingevoerd, zoals de Preventive Detention Act die de arrestatie van dissidenten zonder proces toestond. Deze maatregelen doofden de jonge, veelbelovende democratie uit.

‘De man die ons de vrijheid bracht, heeft diezelfde vrijheid van ons afgenomen’, stelt Kofi Abrefa Busia , voormalig premier van Ghana, academicus (Universiteit Leiden in Nederland) en politieke tegenstander van Nkrumah. ‘De Preventive Detention Act van Nkrumah heeft meer Ghanese patriotten gevangengezet dan de Britten ooit hebben gedaan.

Deze fouten, gecombineerd met het klimaat van wantrouwen en vijandigheid, creëerden een rode draad van kwetsbaarheid die leidde tot de val van Nkrumah in 1966. Een lot dat hij deelde met verschillende andere Afrikaanse onafhankelijkheidsfiguren die, na het bestrijden van het kolonialisme, ten prooi vielen aan internationale inmenging, staatsgrepen of hun eigen autoritaire neigingen.

Of zoals de Poolse schrijver-journalist Ryszard Kapuściński schreef, die in Ghana reisde in die periode: ‘De staatsgreep was geen verrassing; het was een echo van de honger van het volk en de stilte van een droom die was gestorven. De revolutionaire vlam was al lang voordat de tanks kwamen, uitgedoofd.’

In 1966 werd Nkrumah afgezet via een staatsgreep en ging hij in ballingschap in Guinee. Dat land had hij eerder proberen redden van het faillissement door 100 miljoen dollar te lenen aan president Sekou Touré, wat voor veel protest had gezorgd in Ghana. In Guinee werd Nkrumah ontvangen als erepresident.

In ballingschap schreef hij meer dan tien boeken over internationale, antikoloniale solidariteit en het pan-Afrikanisme. Daarin waarschuwde hij voor imperialistische inmengingen en invloeden. Jaren later werd Nkrumah postuum hersteld als nationale held van Ghana en werden beschuldigingen van corruptie tenietgedaan. Eind september nog werd zijn 116de verjaardag uitbundig gevierd in Ghana.

Kwame Nkrumah overleed op 27 april 1972 in Boekarest (Roemenië), op 62-jarige leeftijd aan kanker. ‘In zijn beste dagen was Nkrumah de onbetwiste leider van Afrika’s strijd voor emancipatie’, schreef de Britse historicus en journalist Basil Davidson, auteur van Black Star, een biografie van Nkrumah. ‘De fouten die hij later maakte, moeten niet de grootheid van zijn initiële visie overschaduwen.’

Het verloren ideaal van het pan-Afrikanisme

‘De kolonisatie zaait bij de gekoloniseerden wanhoop, dood, chaos’, schreef de Frans-Martinikaanse Aimé Césaire in 1950 in zijn essay Discours sur le colonialisme. ‘Maar ze zaait ook in hen, en dat is haar grootste succes, het verlangen om te worden wat hen vernietigt. Dat is de hele tristesse van vervreemding.’

De dood van Lumumba in 1961 en de val van Nkrumah, gevolgd door talrijke staatsgrepen en het falen van de nieuwe staten en leiders, braken het revolutionaire elan van de jaren 60. Hoewel de strijd tegen de apartheid overeind bleef en nieuwe golven van strijd ontstonden in de Portugese koloniën, doofde de gloeiende vlam van het politieke pan-Afrikanisme uit met de val en het overlijden van Nkrumah. Al bleven er onzichtbare sintels smeulen onder de as.

Het duurde meer dan twintig jaar voor de vonk terug oplaaide, in de persoon van de Burkinese revolutionair en latere president Thomas Sankara. Charismatisch en welbespraakt blies hij het pan-Afrikanisme en de strijd tegen het neokolonialisme nieuw leven in, waarbij zijn moed en ideeën de jeugd tot ver buiten de grenzen van Burkina Faso inspireerden. Hoewel ook hij werd vermoord, in 1987, stierven zijn ideeën en strijd niet met hem.

Deze opeenvolging van gebroken beloften en gevallen leiders heeft een leegte gecreëerd, waardoor de jongeren van de Sahel en andere Afrikaanse landen vandaag op zoek zijn naar een nieuwe Nkrumah of een nieuwe Sankara. Maar de meeste leiders die beweren de nalatenschap van de pan-Afrikanistische idolen te belichamen, beperken zich tot slogans en gebaren zonder de ideologische diepgang en oprechtheid die hun voorgangers bezielden.

Blijft het ideaal van weleer relevant, of is het tijd voor nieuwe ideeën? Een nieuwe manier voor Afrikanen en Afrikaanse landen om in de wereld te staan? Een nieuwe stellingname, die niet gevangen zit in het revolutionaire romantisme van het verleden maar die de toekomst vormgeeft. Een visie die zich voedt met het enorme potentieel van het rijkste en jongste continent ter wereld, om zo een grote gezamenlijke droom waar te maken.