Vuile steenkool
Jeroen Kuiper
26 september 2012
Een groot deel van de geïmporteerde steenkool in België komt uit Colombia. Die wordt gewonnen door bedrijven die het niet al te nauw nemen met het milieu en die verdacht worden van medeplichtigheid aan moord.
Onvoorstelbaar groot zijn ze, de vrachtwagens van Cerrejón. ‘Elke vrachtwagen kan 190 ton kolen vervoeren’, zegt Adriana Montero, woordvoerster van steenkoolproducent Cerrejón, terwijl we uitkijken over een gigantisch gat van ruim 200 meter diep. Dit is Patilla, een van de grootste dagbouwmijnen ter wereld. Cerrejón produceert hier jaarlijks 35 miljoen ton kolen. De afgelopen vijf jaar steeg de Colombiaanse kolenproductie met 65 procent. Europese, Amerikaanse en Braziliaanse bedrijven investeren de komende jaren miljarden euro’s in de uitbreiding van de kolenmijnen.
Het grootste deel van de Colombiaanse steenkool wordt gewonnen in La Guajíra. Terwijl de steenkool welvaart zou moeten brengen, is deze kustregio een van de minst ontwikkelde gebieden van het land. Maar liefst 64 procent van de lokale bevolking leeft in armoede. En dat terwijl bedrijven als Cerrejón miljarden winst maken. Het nieuwste plan van Cerrejón bestaat uit de verplaatsing van de rivier de Ranchería over 26 kilometer. Het bedrijf vermoedt meer dan 500 miljoen ton steenkool onder het rivierbed. ‘Dat kunnen we niet accepteren, het hele gebied dreigt een woestijn te worden’, zegt Luis Guaryiu, een Wayuu-leider die zich tegen de plannen verzet. ‘De rivier is nu al vervuild met steenkoolgruis. Veel dorpen zijn volledig van het water uit de rivier afhankelijk.’
Naast Cerrejón is ook het Amerikaanse Drummond actief in Noord-Colombia. Het bedrijf ligt onder vuur vanwege zijn mogelijke betrokkenheid bij de moorden op Colombiaanse vakbondsleden. Voormalige paramilitairen hebben toegegeven geld van Drummond te hebben aangenomen om in 2001 twee “lastige” vakbondsleden te vermoorden. De mannen werden na afloop van hun dienst uit de bedrijfsbus gehaald en in koelen bloede doodgeschoten. In de Verenigde Staten loopt momenteel een proces tegen Drummond.
Daniel Hawkins, een Australiër die voor de Nationale Vakbondsschool in Medellín werkt, maakt zich zorgen over de gezondheid van de mijnwerkers. Hawkins: ‘Na tien, twintig jaar in de mijnen ontstaan bij veel werknemers gezondheidsklachten. Bij Cerrejón zijn er van de 3.500 werknemers zo’n 700 ziek. Ze hebben stoflongen, rugklachten of pijn in de armen. Cerrejón erkent echter bijna geen bedrijfsziekten. Bijna overal ter wereld ligt de bewijslast bij de werkgever. Hier moet je echter als werknemer aantonen dat je door je werk ziek geworden bent. Maar dat is in Colombia praktisch onmogelijk, omdat bedrijven hier zelf hun inspectiediensten aan mogen stellen. Uiteraard zijn deze artsen vaak door het bedrijf “gekocht”, waardoor ze nauwelijks ziektes erkennen.’
Carlos López werkt voor Cerrejón en is tevens lid van vakbond Sintracarbon. López: ‘Wat me stoort is dat de meeste mensen bij Cerrejón via een onderaannemer werken. Die betalen heel slecht, werken alleen met tijdelijke contracten en bieden de werknemers geen enkele zekerheid.’ Kan hij dit zomaar zeggen? Lopez: ‘Gelukkig geeft Cerrejón vakbondsleden enige ruimte om hun mening te uiten. Helaas is mijn werkgever een uitzondering. Vakbondsleden moeten in Colombia heel goed letten op wat ze zeggen.’