Wat na Kyoto?
Simon Calcoen, Alma De Walsche en Daniel Pepper
30 november 2007
Van 3 tot 14 december komen 189 landen bijeen in het Indonesische Bali om te onderhandelen over een nieuw klimaatverdrag dat moet aansluiten op het Kyoto-protocol dat in 2012 afloopt. Tegen 2009 moet een allesomvattend klimaatakkoord op papier staan, om alle landen de nodige tijd te geven om het te ratificeren tegen 2012. Of de Verenigde Staten, die 25% van de wereldwijde uitstoot van broeikasgassen vertegenwoordigen, in Bali overstag gaat, blijft onzeker.
Nochtans is de positie van de Verenigde Staten cruciaal voor het slagen van de conferentie. De kans bestaat dat het geduld van de internationale gemeenschap tot aan de volgende presidentsverkiezingen in november 2008 op de proef wordt gesteld. Een engagement van de VS in het post-Kyoto-verdrag zou niet alleen tot een meer efficiënt beleid leiden, het zou ook opkomende ontwikkelingslanden aanzetten om mee te werken aan dat beleid.
Australische ommekeer
De VS en Australië weigeren het Protocol van Kyoto te ratificeren, een verdrag dat industrielanden verplicht om tegen 2012 hun uitstoot met 5 procent terug te brengen ten opzichte van het niveau in 1990. Bush organiseerde in september weliswaar een klimaattop onder de 16 meest vervuilende landen, maar met zijn visie op klimaatbeheer staat hij internationaal geïsoleerd: de meeste landen willen binnen de VN opereren. Ook op de G8-top in Heiligendamm kwamen de grootmachten al tot de conclusie dat de VN het meest aangewezen forum is om aan klimaatbeheer te doen.
De Bond Beter Leefmilieu (BBL) is hoopvol na de verkiezingen in Australië: Kevin Rudd van Labor won de verkiezingen na een campagne waarin het milieu centraal stond. Na zijn overwinning kondigde Rudd een snelle ondertekening aan van het Kyotoprotocol. Met de conservatieve premier John Howard was Australië onafscheidenlijk van de Verenigde Staten in de strijd tegen het Kyotoprotocol.
Ontwikkelingslanden
Op de VN-conferentie in Bali zal ook de rol van de ontwikkelingslanden – waaronder China, India, Brazilië, Zuid-Afrika en Mexico - in het klimaatbeheer ter discussie gesteld worden. Volgens het Kyoto-protocol zijn die landen niet verplicht hun uitstoot terug te dringen.
Toch staat vandaag een belangrijk aandeel van de mondiale uitstoot op de teller van landen zoals India en China. Na 2012 zal een geleidelijke uitstootvermindering wellicht noodzakelijk zijn om de ecologische dreiging het hoofd te bieden.
‘De rijke landen moeten een serieuze vermindering van de uitstoot realiseren, terwijl de ontwikkelingslanden nog kunnen stijgen, maar naar een niveau dat veel lager ligt dan vandaag in Europa of de VS’, zegt Nobelprijswinnaar Dr. Rajendra Pachauri in MO*magazine. ‘Als men het daarover eens wordt, dan is het een kwestie van technische afspraken om te komen tot een aanvaardbaar niveau voor iedereen.’
China en India vinden dat de reductienormen van de CO2-uitstoot onbespreekbaar blijft zolang de VS niet mee in de klimaatboot stapt. De twee landen wijzen bovendien naar hun per capita uitstoot, die momenteel nog sterk onder het wereldgemiddelde ligt. ‘Je kan niet verwachten dat Afrikaanse landen hun CO2-uitstoot verminderen, zeker niet zolang Noord-Amerika dat niet doet. Landen als Bangladesh, India en de Afrikaanse landen beneden de Sahara moeten vooral inzetten op aanpassen, terwijl Europese en Noord-Amerikaanse landen moeten inzetten op veranderingen’, vindt Pachauri.
Hype
De hype rond Al Gore’s kaskraker An Inconvenient Truth, de publicatie van de nieuwe rapporten van het VN-Klimaatpanel (IPCC) en de Nobelprijs die Gore en IPCC delen, vormen een nooit gezien draagvlak voor een verregaand klimaatbeleid. Toch heeft het groeiende bewustzijn ook een schaduwzijde, waarschuwt de Britse milieuwetenschapper George Monbiot in MO*magazine.
‘Mensen worden aangemoedigd om ánders te consumeren. Maar het is gewoon een nieuwe manier voor transnationale bedrijven om geld te verdienen. Zo kunnen we in een situatie terechtkomen waarin iedereen een groene consument wordt en waarbij we nog méér CO2 uitstoten dan ooit tevoren. Daarom is het essentieel dat er een maximumgrens voor CO2 wordt gesteld voor de economie in zijn geheel’, zegt Monbiot.
CDM
Volgens het Wereldnatuurfonds moeten de VN-lidstaten ook de werking van het Clean Development Mechanism (CDM) onder de loep nemen. Dat is een systeem waarmee bedrijven, wanneer ze niet in staat zijn om door eigen inspanningen onder het opgelegde plafond van de CO2-uitstoot te blijven, CO2-kredieten kunnen kopen in ontwikkelingslanden door te investeren in schone technologieën of in de productie van hernieuwbare energie. Uit een studie van het WWF blijkt dat één of de vijf uitstootkredieten die het CDM verhandelt, niets bijbrengt tot het milieu of tot het stoppen van de klimaatverandering.
Op maandag 1 december verschijnt op de nieuwssite MO.be een MO*paper over het post-Kyotoverdrag.