Werk zonder papieren
Straatventers, ruitenwassers, vuilnisverzamelaars, taxichauffeurs of toekomstvoorspellers: in de meeste ontwikkelingslanden horen ze bij het straatbeeld. Ze vormen de meest gekende uiting van wat de informele economie wordt genoemd. Minder in het oog springend zijn de honderdduizenden arbeiders in kleine ateliers of verdoken bedrijfjes, in de bouwsector, de groenten- en fruitteelt, of gewoon thuis. Of de miljoenen kleine boeren in Afrika, Azië en Latijns-Amerika die produceren voor de lokale markten. Eén ding hebben al deze mannen en vrouwen gemeen: ze werken zonder arbeidscontract en genieten geen sociale zekerheid.
Werk zonder papieren
Eén ding hebben al deze mannen en vrouwen gemeen: ze werken zonder arbeidscontract en genieten geen sociale zekerheid. Van gezondheidszorg of een pensioenregeling kunnen ze slechts dromen. Het is arbeid die, al dan niet opzettelijk, ontsnapt aan de bestaande wetgeving.
In West-Europa schat de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) het aandeel van de informele economie op 5 tot 20 procent van het totaal van de economische activiteiten. In Centraal- en Oost-Europese landen, die in een overgangseconomie zitten, loopt het aandeel van de informele arbeid op van 20 tot 50 procent, al worden de bedoelde activiteiten daar meestal niet als illegaal beschouwd. Terwijl men in de jaren zestig dacht dat al die informele jobs wel opgeslorpt zouden worden door de formele economie, is dat in werkelijkheid alleen gebeurd bij de Aziatische Tijgers: Zuid-Korea, Taiwan, Hongkong en Singapore. In de Filipijnen en Indonesië is de informele sector nog gegroeid na de economische crisis van 1997. In de Aziatische landen is vandaag op 70 tot 80 procent van de jobs informeel, in landen als India en Nepal meer dan 90 procent. China telt 100 tot 200 miljoen interne arbeidsmigranten, die voor buitenlandse privé-ondernemingen werken, maar geen enkel sociaal voordeel genieten. Hun sociale positie is vergelijkbaar met die in de informele economie.
In heel SubSahara Afrika is de informele tewerkstelling de voorbije tien jaar gestegen tot 70 of zelfs 90 procent. Ongeveer 85 procent van de vrouwen en 72 procent van de mannen werken informeel. Die groei heeft voor een groot deel te maken met de aids-epidemie, waardoor kinderen en bejaarden verplicht worden op zoek te gaan naar een job. In Zuid-Afrika en de Noord-Afrikaanse landen is de informele arbeid goed voor zo’n 50 procent van de economie. In Latijns-Amerika gaat het om 50 tot 60 procent, met hogere cijfers in Colombia, Honduras en Argentinië. De creativiteit en de ondernemingszin in de informele sector beletten dat Argentinië na de crisis van december 2001 helemaal in het economische moeras werd weggezogen. (adw)
www.ilo.org/stat
Vakbonden in de informele sector
Het Wereldverbond van de Arbeid (WVA, internationale vakbondskoepel waarvan het Belgische ACV deel uitmaakt) besloot in 2001 ook de informele sector te betrekken bij de vakbondswerking. Wim De Groof, verantwoordelijke voor het domein Informele Economie van het WVA, legt uit waarom.
‘Informele arbeid werd door de vakbond traditioneel als een te bestrijden fenomeen beschouwd. Het gaat vandaag echter om zo’n grote groep van mensen, dat we riskeren een luxevakbond voor een minderheid te worden als we dit probleem niet onder ogen zien. Er is ook een duidelijke link tussen de formele en de informele economie. Het overgrote deel van de informele economie wordt gevormd door mensen die geen alternatief vinden in het formele circuit.’
Is het de bedoeling al die informele arbeid formeel te maken?
‘Wat minister Frank Van den Broecke met de dienstencheques wil doen, is een vorm van formaliseren. De operatie is niet zozeer een initiatief om nieuwe jobs te creëren, dan wel een vorm van witwassen van reeds bestaande jobs, en daar zijn we niet tegen. Wij moeten overheden onder druk zetten om de arbeid te formaliseren. Wanneer we het hebben over de informele arbeid in ontwikkelingslanden, en dus over de miljoenen mensen die zo het hoofd boven water houden, is de vakbond er op de eerste plaats om op te komen voor waardig werk en sociale bescherming.’
Zijn de arbeiders in de informele economie vragende partij?
‘Een groot deel van die mensen staan negatief tegenover de vakbonden. Vaak zijn vakbonden ook te gepolitiseerd en staan ze te eenzijdig aan de kant van de formele werker. Wanneer er zich specifieke problemen voordoen, komen de mensen uit het informele circuit echter wel om steun vragen. Wat wij proberen te stimuleren, is dat specifieke beroepscategorieën hun deuren openen voor arbeiders in het informele circuit in dezelfde sector om zo te werken aan een grotere solidariteit.’
Geldt dat ook voor alle migratiearbeid in een globaliserende economie?
‘Er bestaan vandaag voldoende internationale instrumenten om overheden en bedrijven onder druk te zetten en erkende basisconventies te doen naleven, maar in de praktijk vallen mensen in de informele sector buiten het domein van die conventies. We kunnen als vakbond dat probleem ook niet alleen aanpakken, het is een opdracht voor een heel netwerk. De rechten van arbeiders in de informele economie raken niet alleen het domein arbeid, maar ook mensenrechten, democratie en besluitvorming.’ (adw)
Wereldverbond van de Arbeid: www.cmt-wcl.org
Acties rond informele arbeid in het voorjaar van 2004: www.wereldsolidariteit.be
Nood aan nieuwe criteria
Negen op tien banen in Togo zijn informeel. Ayao Gbandjou is Togolees en werkt in de hout- en bouwsector, informeel. Hij is ook een doorwinterde vakbondsmilitant in de informele sector. ‘Men beweert altijd dat het onmogelijk is de informele arbeid te organiseren. Onze ervaring spreekt dat tegen. In Togo zorgt de informele economische sector voor het sociale weefsel dat de samenleving bijeen houdt. Wij dragen wel degelijk bij aan de gemeenschap, op maat van onze mogelijkheden. Wij geven vorming aan onze leden en hebben kredietsystemen opgezet.
Informele economie is niet hetzelfde als illegale economie. Het is tijd om de criteria voor formeel en informeel te herbekijken en ook werk te maken van een betere organisatie van de migratiearbeid. In dit tijdperk van mondialisering zijn de stromen arbeiders niet tegen te houden. De economie gaat voortdurend op zoek naar goedkope arbeid, terwijl mensen altijd streven naar betere levensomstandigheden. Met onze federatie hebben we een protocol opgesteld dat als basis dient om met onze partner in Frankrijk afspraken te maken over bescherming van Togolese arbeiders in de informele hout- en bouwsector in Frankrijk. Zulke afspraken willen we uitbreiden naar andere sectoren.’ (adw)
Het is de globalisering
De Internationale Arbeidsorganisatie en het Wereldverbond van de Arbeid, dat onlangs in Brussel een internationaal seminarie organiseerde over informele arbeid, leggen de link tussen de neoliberale globalisering en groei van de informele economie. Privatiseringen, sluitingen van bedrijven en het opengooien van de markten hebben miljoenen mensen uit noodzaak van formele naar informele jobs gedreven. Bovendien stimuleert het neoliberale economische model de informalisering van “formele” arbeid, bijvoorbeeld in vrijhandelszones, in de Centraal-Amerikaanse maquilas (assemblageateliers waar mensen werken tegen uiterst lage lonen en zonder syndicale of andere bescherming), of door het uitbesteden van werk aan thuiswerkers waarbij de werkgever niet voor infrastructuur of sociale zekerheid moet zorgen. (adw)
Acties rond maquilas in het voorjaar van 2004: www.fos-socsol.be