Armoede is een politiek probleem, ongelijkheid is een politieke keuze

Blog

Armoede is een politiek probleem, ongelijkheid is een politieke keuze

Armoede is een politiek probleem, ongelijkheid is een politieke keuze
Armoede is een politiek probleem, ongelijkheid is een politieke keuze

Naar aanleiding van de Werelddag voor het Bestrijden van Armoede bekijkt Gie Goris de impact van een overheidsbeleid dat die strijd als prioritaire opdracht ziet. Een bericht vanuit Ecuador: niet paradijs op aarde, maar wel een staat die enorme vooruitgang boekt in de strijd tegen armoede.

Het lijkt een droomscenario voor veel mensen. In de aanloop de Werelddag voor het Bestrijden van Armoede op 17 oktober organiseert de regering een conferentie waaraan vier ministers deelnemen: de coördinerende minister voor Sociale Ontwikkeling, de staatssecretaris voor het Goede Leven, de minister voor Sociale en Economische Inclusie en de staatssecretaris voor het Uitroeien van Armoede.

Het is geen droom, ik was erbij. Niet in Brussel uiteraard, waar regeringen én Commissarissen meer energie lijken te steken in het bestrijden van armen dan van de armoede, maar in Quito, Ecuador.

Machtsrelaties veranderen

Tijdens de inleidende toespraken wordt volop geciteerd uit een rapport dat de Ecuadoraanse regering vorig jaar publiceerde: De Nationale Strategie voor Gelijkheid en het Uitroeien van Armoede. Op weg naar het Goede Leven in Ecuador. Ook het discours in dit rapport is om duimen en vingers af te likken: ‘Sociale ongelijkheid en de oneerlijke verdeling van rijkdom worden niet opgelost door liefdadigheid, internationale leningen of giften, humanitaire hulp of compenserende maatregelen voor de armen, maar door diepgaande veranderingen in het economische systeem, wat onvermijdelijk veranderingen in de machtsrelaties inhoudt.’

Of nog: ‘Een waardig leven is een zaak van rechten, niet van liefdadigheid. Alle mensen zouden gezond eten, een deftige woning, zuiver drinkwater, minimale sanitaire voorzieningen, een gezonde omgeving, werk, gezondheid, kunst en onderwijs moeten hebben.’

(c) Gie Goris

© Gie Goris

Politieke verandering als voorwaarde

Ecuador heeft in de jaren tachtig en negentig een lange periode van neoliberaal beleid doorgemaakt, waarin de voornaamste taak van de overheid erin leek te bestaan zichzelf in te krimpen –ten minste wat betreft de sociale diensten die ze aan haar burgers moest aanbieden, want zoals overal ter wereld bouwde de neoliberale staat tegelijk haar veiligheidsapparaat onverminderd uit. Overigens is het niet onbelangrijk om te onthouden dat de neoliberale ideologie in Latijns-Amerika geïntroduceerd en opgelegd werd door de militaire dictaturen van de jaren zeventig.

Sociale bewegingen en met name de inheemse bewegingen van Ecuador hebben zich in de jaren negentig steeds nadrukkelijker én succesvoller verzet tegen dit economische en politieke beleid dat de armen verder marginaliseerde en de rijke elite toeliet zich verder te verrijken.

Drie inheemse opstanden in 1992, 1997 en 2000 stuurden drie presidenten naar huis. Uiteindelijk resulteerde het toenemende sociale verzet in de verkiezingsoverwinning van Rafael Correa in 2007.

Correa lanceerde een Burgerrevolutie die sterk in de lijn lag van andere linkse regeringen die in Latijns-Amerika aan de macht gekomen waren, al was zijn regering vanaf het begin eerder technocratisch links dan gebaseerd op een sterke relatie met sociale bewegingen. In elk geval werd de neoliberale ideologie terzijde geschoven ten voordele van een staat die volop zijn sociale rol wou spelen en daarvoor ging investeren in structurele veranderingen in de economie en de politieke macht.

Minder rijken, maar niet minder armen

De cijfers die de Burgerrevolutie na zes jaar kan voorleggen, zijn behoorlijk indrukwekkend. In de periode 2007-2012 daalde de ongelijkheid 7 punten op de Gini-index (van 0,55 naar 0,48), terwijl de rest van Latijns-Amerika maar een gemiddelde daling van de ongelijkheid van 2 punten realiseerde. ‘Er zijn nog altijd 167 miljoen mensen in Latijns-Amrika die in extreme armoede leven’, zei minister van Sociale Ontwikkeling Cecilia Vaca.

In diezelfde periode daalde de extreme inkomensarmoede van 16,9 procent naar 8,6 procent, terwijl het aantal mensen dat onder de armoedegrens leefde daalde van 37,6 procent naar 25,6 procent.

In 2016 bezat de rijkste tien procent van de Ecuadoranen 42,7 procent van het nationale inkomen, tegen 2012 was dat teruggebracht tot 37,29 procent. De winst ging echter niet naar de armste tien procent, want die zag haar deel van het nationale inkomsen slechts stijgen van 1,17 procent naar 1,56 procent –verwaarloosbaar dus. De Ecuadoraanse “revolutie” wordt in die zin terecht een “burgerrevolutie” genoemd: ze breidt de middenklasse uit, maar slaagt er niet altijd in om ook de onderste lagen van de samenleving te bereiken.

(c) Gie Goris

© Gie Goris

Armoede is een schending van de mensenrechten

Armoede in Ecuador is net als elders niet alleen een zaak van inkomen, dat beseft de regering heel goed. Andres Mideros, staatssecretaris voor het Uitroeien van Armoede, verwoordde het zo: ‘Armoede is een politiek probleem en het resultaat van kapitaalsaccumulatie, van corruptie, van de greep die de elite altijd had op de staat, van het vernietigen van de natuur die voor veel armen de basis van hun eigen welzijn is. Armoede is op een heel fundamentele manier het ontkennen van de menselijke waardigheid.’

Een collega van het staatssecretariaat voor Planning en Ontwikkeling voegde daar aan toe: ‘Armoede is niet louter een gebrek aan middelen, het is vooral een maatschappelijke ongelijkheid die zich uit in het ontbreken van macht bij de armen. Het is in die zin vooral een ontkenning van de rechten van mensen, of in het beste geval een probleem dat de armen verhindert ten volle gebruik te maken van hun grondwettelijke rechten.’

Cecilia Vaca, minister van Sociale Ontwikkeling, benadrukte het belang van betere en bredere sociale bescherming om de armoede in Ecuador verder terug te dringen. ‘En daarom moet er ook werk gemaakt worden van een maatschappelijke consensus om belastingen beter te innen en te verdelen.’

De kleur van armoede

Wat de excellenties tijdens de conferentie niét vermeldden, ook al is het wel terug te vinden in hun rapport, is het feit dat de armoede in Ecuador een sterk territoriaal karakter heeft: de armoede is veel groter in landelijk dan in stedelijk Ecuador, groter in de Amazone dan in het hooggebergte, maar daar is ze dan weer groter dan aan de kust, en in de steden is ze lager dan elders.

Tijdens de keynote toespraak ’s ochtends toonde de Belgische priester-socioloog François Houtart een grafiek waarop het aantal woningen met sanitaire voorzieningen bekeken werd naargelang de etnische achtergrond van de bewoners. Bijna 32 procent van de inheemse Ecuadoranen woont in een sanitair uitgeruste woning, terwijl dat 73,5 procent is voor de mestieze en zelfs 81 procent van de blanke bevolking.

Armoede is het gevolg van ongelijkheid, racisme en het schenden van de mensenrechten. ‘Deze koloniale machtsrelaties maken sociale integratie onmogelijk’, stelt het rapport over gelikheid. ‘Het bestrijden van armoede betekent dan ook dat er een tegenmacht opgebouwd moet worden, een wijziging in de bestaande machtsverhoudingen opdat de noden van de behoeftigen een prioriteit zouden worden voor degenen die het openbare beleid bepalen.’

Niet de hemel, wel op aarde

De ideeën achter het armoede- en ongelijkheidsbeleid in Ecuador zijn vaak fantastisch. Dat betekent niet dat de dagelijkse werkelijkheid niet heel ruw en teleurstellend kan zijn. Maar tegelijk levert de vooruitgang in Ecuador wel inspiratie voor zowel beleid als sociale bewegingen in andere landen in Latijns-Amerika én in de rest van de wereld.