Moritz Tenthoff
“‘Bevrijding van Ingrid Betancourt’
Politieke uitvlucht uit het paramilitaire-politieke schandaal.
Colombia gaat al meer dan zestig jaar gebukt onder een diep geworteld sociaal, economisch en politiek conflict dat zich onder andere uit in een gewapende confrontatie tussen de regering en een gewapende oppositie. Deze gewapende oppositie bestaat uit verschillende groepen, waarvan de belangrijkste het Volksleger van de Bevrijding (Ejercito Popular de Liberación: EPL), het Nationale Leger ter Bevrijding (Ejercito Nacional de Liberación: ELN) en de grootste organisatie met rond de 11.000 strijders de Revolutionare Strijdkrachten van Colombia – het leger van het volk (Fuerzas Armadas Revolucionarias de Colombia – Ejercito del Pueblo: FARC-EP) zijn.
De politieke oppositie tegenover de Colombiaanse regering is tegelijkertijd veel breder dan het gewapende verzet. Vakbonden, studentenorganisaties, afrocolombianen, indianen, boerengemeenschappen, politieke partijen, schrijvers, musici, fabrieksarbeiders en miljoenen mannen en vrouwen in Colombia dromen en werken dagelijks aan een ander Colombia, waarin de situatie van meer dan 4 miljoen ontheemden en de 50% van de Colombiaanse bevolking die onder de armoedegrens leeft, wel belangrijke agendathema’s vormen. Anders denken onder de huidige regering staat echter gelijk aan terrorist zijn en de nationale organisatie Solidariteitscomité van Politieke Gevangenen schat dat er in juni 2008 tussen de 6000 en 7000 politieke gevangenen in Colombia bestaan. Een porcentage van deze gevangenen maakt deel uit van het gewapend verzet, maar het overgrote deel van hen is gevormd door al die anderen die binnen het huidige wetssysteem een andere samenleving proberen op te bouwen.
De gewapende confrontatie binnen Colombia is door internationale organisaties als de Verenigde Naties en het Rode Kruis in het verleden steeds gedefinieerd als een intern gewapend conflict. De huidige regering ontkent echter sinds haar inauguratie in 2002 stellig dat er zoiets als een gewapend conflict in Colombia zou bestaan. In Colombia bestaat volgens de regering Uribe slechts een strijd tegen het terrorisme en de georganiseerde misdaad, met als direct gevolg dat er aan de ene kant geen respect hoeft te zijn voor het Internationaal Humanitair Recht (dat gewapende conflicten reguleert) en er aan de andere kant niet zoiets zou zijn als een sociaal, economisch en politiek conflict, dat aan de wortels ligt van het interne gewapende conflict.
De regering van Uribe stelde sinds 2002 als doel om aan de ene kant een einde te maken aan de politieke gewapende oppositie (maar in de praktijk vooral de politieke ongewapende oppositie) en aan de andere kant om Colombia open te stellen tegenover de wereldeconomie. De militaire politiek die zowel de politieke oppositie moet vernietigen als de economische interesses moet zeker stellen heeft in de praktijk een enorme groei van het leger betekent en een militarisering van de samenleving. In de eerste twee jaar van de regering van Uribe werden meer dan 6000 mensen gearresteerd in massa-arrestaties, meer dan duizend burgers zijn door het leger sinds 2002 doodgeschoten en gepresenteerd als terroristen die zijn doodgegaan tijdens gevechten en nationale economische sectoren (onder andere olie, gezondheidszorg, mijnbouw onderwijs, nationale parken,) werden als ze dat nog niet waren geprivatiseerd en in de uitverkoop gezet. Sinds 2002 zijn er 12 vrijhandelszones in het land gecreeert, waar multinationale bedrijven zonder zich aan de nationale wetgeving te hoeven houden goedkoop kunnen produceren. Tegelijkertijd is er en enorme impuls gegeven aan de infrastructuur met een toename van geweld in strategische gebieden, zoals het grensgebied met Panamá waar de panamericana snelweg afgemaakt zou moeten worden, de nieuwe internationale haven aan de kust van de Stille Oceaan in Buenaventura en het geweld in het zuiden van het land, waar men via kanalen en snelwegen de Amazone-rivier met de Stille Oceaan wil verbinden. De landroof in de afgelopen tien jaar door extreemrechtse paramilitairen overstijgt de zes miljoen hectare, waarop grootschalige agroindustriele projecten worden ontwikkeled, de meest bekende hiervan de oliepalm en het suikerriet voor agrobrandstoffen.
In deze context van gewapend conflicto hebben de verschillende gewapende oppositie groepen tientallen krijgsgevangenen in het oerwoud weten vast te houden. Soldaten, politie en andere leden van het Colombiaanse repressieapparaat zijn volgens het Internationaal Humanitair Recht immers geen gegijzelden, maar krijgsgevangenen. Daarnaast houden de gewapende oppositiegroepen verschillende politieke figuren vast om op die manier politieke druk uit te kunnen oefenen, iets dat volgens het Internationaal Recht wel verboden is, en waar naar verwezen wordt als gegijzelden.
De Colombiaanse regering heeft in juni 2008 op haar beurt rond de 3000 krijgsgevangenen (leden van gewapende oppositie groepen, waarvan de meerderheid is aangeklaagd vanwege terrorisme danwel gewapend verzet) in Colombiaanse gevangenissen en rond de 4000 Colombiaanse staatsburgers uit de ongewapende politieke oppositie gegijzeld, velen van hen zonder zelfs veroordeeld te zijn. Een humanitaire uitwisseling waar door zowel internationale alswel nationale organisaties al jaren om gevraagd wordt, heeft in het verleden meerdere malen plaats gevonden. Hierbij worden krijgsgevangenen onderling uitgewisselt. Alle mensen die gegijzeld zijn door zowel de gewapende oppositie alswel de regering zouden direct vrijgelaten moeten worden.
Hoewel begin 2008 het ernaar uitzag dat er een doorbraak was in de weg naar een humanitair akkoord; de FARC-EP liet verschillende gegijzelden in januari en februari vrij, torpedeerde de regering van Uribe elke mogelijke toenadering. De rol van president Chavéz als intermediar werd bruut stop gezet op het moment dat er juist vooruitgang te zien was, drie leden van de FARC-EP met video materiaal van de gegijzelden werden tegen het internationaal recht in opgepakt en het absolute einde aan welke verdere vorm van onderhandelen dan ook vond plaats op 1 Maart. De belangrijkste onderhandelaar van de FARC-EP alias Raul Reyes, die het contact onderhield met de buitenlandse en nationale intermediars werd die dag, tegen het Internationale Recht in, in een bloedbad op Ecuatoriaans grondgebied door het Colombiaanse leger vermoord. De reden voor de Colombiaanse regering om een humanitair akkoord om elk mogelijke manier te torpederen vindt haar wortels in het feit dat een dialoog tussen de regering en de gewapende oppositie een directe aanval is op de militaire politiek van President Uribe. De dialoog aangaan, betekent daarnaast dat de regering moet erkennen dat er in het land spraken is van een social-economisch conflict.
Terwijl de regering van Uribe met grof geweld elke mogelijke politieke oplossing van het conflict om zeep aan het helpen was, begon het parapolitieke schandaal steeds grotere dimensies aan te nemen. Dit parapolitieke schandaal begon toen paramilitaire leiders na de verkiezingen van 2002 verklaarden dat ze 35% van het congres in handen. Het Colombiaanse Hooggerechtshof begon in 2006 naar aanleiding van verklaringen van paramilitaire leiders met het ondezoeken van banden tussen paramilitairen en politici. In april 2008 waren er rond de 100 nationale en regionale politici, waaronder de neef van Uribe, die juridisch vervolgd werden of in de gevangenis zaten.
De situatie eind april 2008 is dat bijna een vierde van het congres vanwege banden met paramilitaire structuren en vanuit een aantal congresleden wordt geroepen om herverkiezingen, omdat het quorum van congresleden voor zittingen niet bij elkaar gebracht kan worden. Hoewel alle leden die betrokken zijn bij het paramilitaire schandaal uit het Uribe veld zijn, is de President formeel nog niet bij het schandaal betrokken. Een van de congresleden die sinds 2006 juridisch wordt vervolgd en in de gevangenis zit is Yidis Medina, ex congreslid tijdens de eerste regering van Uribe, brengt daar verandering in.
Yidis Medina verklaart eind april tegenover het hooggerechtshof dat ze in 2005 geld heeft ontvangen om te stemmen voor het wetsvoorstel dat een tweede ambtstermijn van Uribe mogelijk zou maken. In dezelfde week waarin Medina deze controversiele verklaring aflegt, begint ook een van de belangrijkste paramilitaire leiders Ernest Baez, te praten over banden tussen paramilitairen en president Uribe. De regering wacht niet lang met een antwoord. In de nacht van 12 op 13 mei levert de Colombiaanse regering veertien paramilitaire leiders aan de Verenigde Staten uit om de paramilitaire leiders op die manier het zwijgen op te leggen. De slachtoffers van staatsterrorisme zien hiermee het recht op waarheid, gerechtigheid en integrale genoegdoening van in rook op gaan.
Als reactive op de verklaringen van Yidis Medina doet het Hooggerechtshof 26 juni een publiekelijke uitspraak, waarin ze stelt dat het wetsvoorstel dat de herverkiezing mogelijk maakte, illegaal is en dat de tweede ambstermijn van Uribe herzien moet worden. Het voorstel; vervroegde verkiezingen waarin Uribe zich niet kandidaat mag stellen. Als reactie op de uitspraak van het Hooggerechtshof doet Uribe publiekelijk verschillende uitspraken waarin hij direct het Hooggerechtshof aanvalt (deze zou volgens hem geinfiltreerd zijn door zoewel de FARC-EP en door paramilitairen, een realiteit die total geen logica heeft). Uribe zwijgt over de wetsverandering, maar stelt wel voor om een referendum te houden over een eventuele herhaling van de verkiezingen uit 2006, in de praktijk een herverkiezing voor een derde ambstermijn als president. De regering probeert hiermee niet alleen de uitspraken van de het Hooggerechtshof te ontkennen, maar bovendien haar rechterlijke macht te ondermijnen en naar zich toe te trekken.
En twee dagen later is Ingrid vrij.
Er is inmiddels veel over de actie gezegd, maar te weinig in de international pers over de nationale politieke context waarin ze plaats vind. En met deze context in oogschouw genomen kan iemand alleen maar concluderen dat ze niet op een beter moment had kunnen komen. Er is op nationaal en internationaal niveau brede ondersteuning voor Uribe, brede ondersteuning voor militaire acties om de gegijzelden en krijgsgevangenen te bevrijden en het gevaar dat Uribe moet aftreden is als sneeuw voor de zon verdwenen.
Tegelijkertijd is het onmogelijk om nou precies te reconstrueren wat er is gebeurd op 1 juli. Duidelijk is wel dat de operatie tegen de uitspraken van de Colombiaanse minister van Defensie in, niet van Colombiaanse bodem is. De Israelische oud-commandant Ziv, die sinds 2006 via een huurlingenbedrijf het Colombiaanse leger instrueert en de Verenigde Staten via technologie en een spionagevliegtuig ondersteunden volgens eigen zeggen de operatie. Daarnaast is tijdens de bevrijdingsoperatie het Internationaal Humanitair Recht op grove wijze geschonden. De symbolen van het Rode Kruis, de internationale organisatie die als enige geautoriseerd is om in conflictsituaties dit logo te gebruiken, zijn door het leger op kleding gedragen. Daarnaast was er de dagen voor de bevrijding tussen Zwitserland, Frankrijk en de FARC-EP communicatie over mogelijke vrijlating. Vragen die opkomen zijn – hoe is het mogelijk dat zoveel ontvoerden en krijgsgevangenen van de FARC-EP op dezelfde plek zich tegelijkertijd bevonden? En is het mogelijk dat de FARC-EP bezig waren met een unilaterale bevrijding? Daarnaast circuleerde er via de Zwitsere radiozender RSR de versie dat er losgeld zou zijn betaald voor de bevrijding.
De consequenties van de bevrijding zijn binnen korte tijd in ieder geval al op breed niveau te voelen. De bevrijding is een klap voor het humanitaire akkoord en de politieke oppositie, aangezien het heeft laten zien dat militar optreden resultaten geeft en dat er geen reden is tot een brede politieke dialoog. Op nationaal niveau is de zeer waarschijnlijke herverkiezing van Uribe en het stilzwijgen van de verklaringen van Yidis Medina en het parapolitieke schandaal een van de belangrijkste directe gevolgen. En als klap op de vuurpijl heeft de presidente van het Amerikaanse congres Nancy Pelosi (een van de belangrijkste tegenstanders van een vrijhandelsakkoord tussen de VS en Colombia) publiekelijk verklaard dat de bevrijding van Ingrid Betancourt en de andere gegijzelden de weg heeft vrij gemaakt voor het vrijhandelsverdrag tussen Colombia en de Verenigde Staten. Vrijheid dus, maar vrijheid voor wie?