"Bossen en mensenrechten één strijd in Congo"
Joren Gettemans
29 juni 2010
De moord op de Congolese mensenrechtenactivist Floribert Chebeya ligt nog vers in het geheugen. Maar hij is lang niet de enige activist in Congo die bedreigd wordt. Ook René Ngongo, prominent voorvechter van de Congolese wouden en persoonlijke vriend van Chebeya, is al met de dood bedreigd. Ngongo werkt voor het lokale kantoor van Greenpeace in Kinshasa en is in België om campagne te voeren voor de bescherming van de Congolese wouden, het tweede grootste bosgebied ter wereld.
De moord op Floribert Chebeya heeft internationaal veel kritiek losgemaakt. Bent u zelf ook al bedreigd?
“Ik ben al verschillende keren bedreigd vanwege het werk dat we doen. Net als Floribet kom ik in mijn werk in aanvaring met de gevestigde belangen. En de bedrijven waar we mee te maken krijgen, kunnen rekenen op steun binnen de politiek. Maar ik denk dat de internationale aandacht voor de moord de daders heeft doen schrikken en hen heeft doen inzien dat hun handelswijze contraproductief is.”
Wat hebben de strijd voor het milieu en mensenrechten met elkaar te maken?
“Er is een duidelijk verband. Ten eerste is het recht op een gezond milieu een van de fundamentele rechten van de mens. Maar ook op het terrein blijken milieuverenigingen en mensenrechtenactivisten vaak dezelfde strijd te voeren. De houtkapbedrijven waar wij mee te maken krijgen, zijn ook die bedrijven hun werknemers uitbuiten en de rechten van de lokale bevolking schenden. Vaak protesteren de lokale gemeenschappen op een vreedzame manier, maar volgen er arrestaties, geweld en zelfs doden. Op het terrein werken we dus niet alleen parallel, we werken samen.”
Wat zijn de belangrijkste bedreigingen voor de wouden in Congo?
“De wouden komen op verschillende manieren onder druk. De straatarme bevolking gaat er stropen en hakt er hout om te bouwen en houtskool te maken. Maar die problemen vallen in het niets bij de illegale houtkap die bestemd is voor de export. Die is goed voor 90 procent van al het hout dat gekapt wordt, en dat hout gaan onder meer naar Europa.”
Een deel van de oplossing ligt dus hier.
“Absoluut. De Europese Unie moet de invoer van illegaal gekapt hout verbieden en de Europese consument moet kritische vragen stellen over de herkomst van zijn hout. Wie een nieuwe tuinset koopt in tropisch hardhout, moet beseffen dat het hout ook ergens gekapt is. Ook biobrandstoffen worden een steeds belangrijker probleem dat vanuit Europa gevoed wordt. De wouden komen onder druk om er palmolieplantages aan te leggen.”
Wat moet er in Congo zelf veranderen?
“Op wetgevend vlak is er zeker nog werk. Er is dringend nood aan wetgeving die het woud in zones opdeelt: welke zones zijn belangrijke schatkamers van biodiversiteit, waar zijn er bevolkingskernen en welke zones kunnen geëxploiteerd worden? Maar nog belangrijker is de kloof tussen de theorie en de praktijk, tussen de wetgeving in Kinshasa en de situatie op het terrein. Neem nu de verwerking van het hout. De wet bepaalt dat 70 procent van de boomstammen in Congo zelf verwerkt moet worden om lokale banen te scheppen. Maar in de praktijk is dat het geval voor nog geen 10 procent van het hout. Houtbedrijven zijn sinds 2002 ook verplicht om een plan in te dienen voor het duurzaam beheer van het bos. Maar in de praktijk is in de voorbije acht jaar niet één zo’n plan goedgekeurd door de overheid.”
Wat kan daar aan veranderen?
“Wij organiseren lokale fora waar we de bevolking en de politiek bij betrekken. Dat bevordert de communicatie en de transparantie. De bevolking leert er over haar rechten, en afgevaardigden van de overheid zien er met eigen ogen dat de wet in de afgelegen bosgebieden vaak dode letter blijft. En we lobbyen hard bij de verschillende overheden om werk te maken van bescherming van het woud. We proberen mensen te laten inzien dat het bos belangrijk is voor hen, en meer is dan een reservoir van hout. Twee derde van de Congolezen is ervan afhankelijk, maar ook de hele wereld heeft er baat bij. De Congelese bossen zijn een enorme bron van biodiversiteit, en vormen een belangrijke opslagkamer van CO2. Kunnen we ze beschermen, dan zijn ze deel van de oplossing, lukt ons dat niet, dan worden ze een deel van het probleem.”