“‘Cinema in het dorp’
Om half zeven gaat de filmvoorstelling van start in Sao, een dorp zo’n 45 km ten noorden van Ouagadougou. Maar we vertrekken te laat en zitten in de file bij het buitenrijden van de stad. We komen dus rijkelijk te laat aan, ergens op een aartsdonkere plek in het midden van de Burkinese savanne.
Maar geen nood. De medewerkers van Cinéma Numérique Ambulente hebben een dvd in de speler gestopt waarop blitse mannen en vrouwen te zien zijn in steedse outfits, aan het dansen op wat ongetwijfeld hip hop is, maar de geluidsband hebben ze afgezet. De vrouwen aan het dorp wagen zich in afwachting van onze komst aan een collectieve dans op hùn traditionele muziek.
Voor het doek zitten de kinderen – en dat zijn er wat in zo’n dorp als Sao — op de grond. Daarachter staan de projectietafel en de stoelen voor de dorpelingen en hun gasten opgesteld. Vier kortfilms krijgen we te zien. De eerste, een Marokkaanse, in het Arabisch met Franse ondertitels, krijgt van een vrouwenstem uit de duisternis een live vertaling mee in het Moré. We zijn in het land van de Mossi. Na afloop is er tijd voor een zij het korte nabespreking. Volksopvoeding is een begrip dat ze hier niet schuwen. Om half tien is de voorstelling achter de rug. Op de terugweg naar het asfalt rijden we voetgangers, fietsers en door ezels getrokken karretjes voorbij. Er zijn er van buiten Sao die van de film een avondje uit gemaakt hebben. Fespaco blijft niet beperkt tot Ouaga maar is ook in de dorpen aanwezig.
Tien keer per jaar zakt de equipe van CNA naar Sao en vergelijkbare plekken af, de terreinwagen flink gevuld met een scherm en het nodige materiaal. “Op geen tien minuten zijn we klaar om de voorstelling van start te laten gaan”, zegt er me een van hen, “soms doen we het op zes !’. Zo’n 125.000 Burkinezen blijven op die manier niet verstoken van het ruime filmaanbod in hun land.
Een heuse filmindustrie is er in Burkina Faso tot stand gekomen. De prenten die ik tussendoor meegepikt heb, zitten op het niveau van onze televisiesoaps, met focus op liefde en bedrog. Afgaande op de reacties van het publiek gaat dat erin als koekebrood. Maar ja, zijn het geen universele thema’s die ook bij ons Thuis en in de Familie aanslaan? Fespaco, de hoogmis van de Afrikaanse film, is om de twee jaar een evenement met een economische, culturele én maatschappelijke uitstraling, dat op het continent zijns gelijke niet kent.
En toch, wat schiet er ons te binnen als we aan Burkina Faso denken? Droogte – dat was de jaren tachtig, de verloren finale van de Afrika-cup – met de in België wegens zijn aandeel in het Chinese gokschandaal geschorste voetbaltrainer Paul Put als coach – en de oorlog in het buurland Mali. Tuurlijk, er wonen hier ook Touaregs maar al die blauwe mannen zijn geen op moord en doodslag beluste islamisten. De Touareg die in de hal van het hotel zijn sieraden verkoopt, zet gewoon een bordje als hij een pauze neemt, “homme bleu”, met daaronder zijn gsm-nummer.
Ok, ik wil zeker niet terug naar een situatie als in de Sovjet-Unie, met in de krantenkoppen exclusieve aandacht voor de wonderbaarlijke graanoogst — het conflict in Mali heeft zijn rechten — maar waarom belichten we toch zo weinig dit soort ontwikkelingen in Afrika, een groeiende, dynamische filmbusiness?
Onlangs overviel me hetzelfde gevoel in St.-Joost-ten-Node. Op initiatief van de KVS maakten in “le Thé du Harem” Belgen en Marokkanen, een joodse violiste, een Russische pianiste, een Chinese zanger en een in het Nederlands rappende Marokkaan een avond lang samen muziek. Daarvan zou ik graag een verslag in het televisiejournaal gezien hebben. Over St.-Joost-ten-Node hoor ik alleen spreken als een of andere pipo weer eens iets politiek incorrects gezegd heeft over de Brusselse instellingen. Waaraan je toch allemaal zit te denken, als je in een dorp in Burkina Faso naar de cinema gaat.