City Trip Nablus

Dieter Roefs

29 april 2008
Blog

City Trip Nablus

Na een paar dagen van interviews in Jerusalem, stond er vandaag een city trip naar Nablus op het programma. Nablus heeft de reputatie een van de onveiligste steden in de West Bank te zijn, een toerist heeft hier niets te zoeken. Een onbevangen wandelingetje door het centrum van de stad deed me nochtans een heel ander klimaat aanvoelen. Net als overal op de Westelijke Jordaanoever spreken mensen je aan, uit interesse of om hun Engels te oefenen. Als ze die taal maar amper meester zijn krijg je toch steeds dat ene woordje dat iedereen hier kent toegeworpen: "Welcome".

Als je de mogelijkheid tot toerisme wil onderzoeken, moet je zelf ook af en toe de toerist uithangen. Dus waarom niet een dagje Nablus? Okay, de stad heeft een slechte reputatie: de tweede intifada woedde hier ongemeen hard, op het betreurenswaardige toppunt waren er 450 Israelische tanks aanwezig in het centrum (Nablus is niet zo groot, dat is er bijna eentje op elke straathoek) en heerste er twintig dagen lang een complete curfew, huisarrest voor iedereen. Vandaag doet het Israelische leger nog steeds bijna elke nacht invallen in de omliggende vluchtelingenkampen, de Palestijnse Autoriteit heeft de grootste moeite om de touwtjes in handen te houden terwijl de extremistische brigades de plak zouden zwaaien.

De kampen bezoek je hier best niet op je eentje, maar het nieuwe centrum bruist van de energie en verwelkomt mij als vreemdeling. Ik krijg een drankje aangeboden van een Bedouien in een vrolijk ogend kostuum met een reuzachtig soort thermosfles van blinkend koper op zijn rug, kleurrijke plastieken bloemen puilen uit de nek van het gevaarte. Betalen hoeft niet. Een bakker nodigt me uit om te komen kijken hoe hij de traditionele snack van Nablus - iets met veel kaas, de naam ben ik alweer vergeten - klaarmaakt; een traditionele dokter die tegelijk apotheker is heeft een opgezette krokodil aan zijn plafond hangen, die beesten zwommen ooit in de Jordaan maar zijn nu uitgestorven. Even wennen zijn de vele posters en zelfs lichtreclames van mannen met grote geweren die je overal in het oog springen, de martelaren-verzetstrijders genieten hier het aanzien van volkshelden.

Maar eigenlijk kwam ik naar Nablus om een interview te doen met ene Mahmud - echt een volledig vakantiedagje was het dus niet - die sinds een jaartje via westbanktours.com rondleidingen in en rond zijn teergeliefde stad aanbiedt. Hij is het typische voorbeeld van het groeiende fenomeen van het politieke toerisme. Vastberaden de internationale bezoeker de andere kant van het Palestijnse verhaal te tonen, hen mee te nemen naar de plaatsen waar de bezetting het best zichtbaar is en het absurdisme zo erg in het oog springt dat zelfs een fervent pro-israeli eens flink met zijn ogen zal moeten knipperen. Een vriendelijke kerel; een echte aanrader voor elke bezoeker aan de regio om minstens eens een dagje met hem op te trekken. Op eenvoudig verzoek neemt hij je mee naar de checkpoints, vluchtelingenkampen, de vernielde zeepfabriek,… maar net zo goed naar het oude centrum of op bezoek bij mensen die maar wat graag hun verhaal doen. Als je wil, kan je zelfs bij de locals overnachten en een tijdje van dicht bij ervaren hoe het leven onder de bezetting verloopt. Onlangs verzorgde hij nog een VIP-tour voor een rechtse senator uit de VS die toch ook eens de andere kant van de zaak wilde zien.

Mahmud vertelde me ook over de belegering van Nablus. Hij werkte als medisch vrijwilliger, riskeerde zijn leven tijdens de curfew om van huis tot huis te gaan met medicijnen voor de zieken en ouderen. Hij heeft in die dagen 18 van zijn vrienden begraven. Een makker uit het medische team kon het niet langer met lede ogen aanzien en werd zelf ook strijder - terrorist zouden ze op de televisie zeggen, zonder onderscheid te maken met wie echt burgerdoelen terroriseert - korte tijd later kwam ook hij om het leven. Mahmud zelf blijft echter in een vredevolle oplossing geloven. Zo maakt hij ook deel uit van Project Hope, een zeer mooi initiatief dat de kinderen uit de kampen de hoop op een mooie toekomst doet behouden.

Om naar de hoofdstad te mogen heb je een vergunning nodig.

Mahmud krijgt als vredelievende Palestijn die actief wil meewerken aan een oplossing voor de problemen tussen Palestijnen en Israeli’s geen vergunning om naar Jerusalem te reizen. Maar geregeld gaat hij toch om bijvoorbeeld seminaries bij te wonen. Met een klein beetje creativiteit geraak je immers zo aan de andere kant van de afscheidingsbariere, “Jumping the wall” noemen de Palestijnen dat en het is een soort van nationale sport geworden. Jerusalem is ontzettend populair bij de Palestijnen, hoewel voor de meesten officieel onbereikbaar vinden ze het nog steeds hun hoofdstad. Velen hebben er familie wonen, cultureel is er meer te beleven, de belangrijkste moskee is daar en - misschien wel vooral hierom - daar worden zoveel leuke spulletjes verkocht die elders op de Westelijke Jordaanoever amper te krijgen zijn.

Ik hoorde al verhalen van mensen die zichzelf verstoppen in de koffer van een auto, taxichauffeurs die onbewaakte landweggetjes kennen, boeren die met een ezel door de bergen gaan - de muur zit nog vol gaten - of dat van een enkeling die gewoon met de fiets een checkpoint passeert, “sjaloom!” roept naar de soldaten en zonder problemen als Jood uit een settlement aanzien wordt. ‘s Nachts laat de controle het ook al eens afweten, en kan je zelfs langs de grote checkpoints zoals dat tussen Ramallah en Jerusalem gewoon binnenrijden. Niet bepaald iets wat je elke dag kan ondernemen om bijvoorbeeld naar je werk te gaan, maar de gevreesde terrorist geraakt zo aan de andere kant. Kortom, de muur is zo lek als een zeef en het Israelische argument dat ze nodig zou zijn voor de nationale veiligheid slaagt op niets.

De muur heeft niets met bescherming tegen terrorisme te maken. Het is geen veiligheidsmuur, maar een afscheidingsbarriere, daar is iedereen aan deze kant van dat lelijke ding het over eens. Waarom dat metershoge gevaarte dan wel nodig is, daarover lopen de meningen en interpretaties uiteen. Bewegingscontrole, het gevaarte is modulair en willekeurig af te sluiten. Vernedering, de wil van het volk breken en mensen tot migratie drijven, als ze al een visum kunnen bemachtigen natuurlijk. Economische strangulatie, wie wil er nu investeren in zulk een land? Hoe hou je je handeltje draaiende als vervoer van en naar de stad soms urenlang wordt opgehouden? De Palestijnse economie gaat er elke dag verder op achteruit, je ziet opvallend veel leegstaande handelspanden.

Of dient de muur in de eerste plaats om grenzen te verleggen? Ze staat op vele plaatsen immers veel verder landinwaarts dan de Israelische grens van 1949. Rond het dorpje Bel’in bijvoorbeeld, daar werden de boeren van hun akkers beroofd door de afscheidingsbarriere. Elke week wordt er daartegen betoogd, maar daarover later meer. In ieder geval, de muur maakt de mensen niet gelukkiger, ze zal Palestijnen mijnsinziens eerder aanzetten tot terroristische wanhoopsdaden dan dat ze de Israelische burgers hiertegen zal beschermen.

Op de terugweg vanuit Nablus passeren we het grote Huwwara checkpoint. (Voor wie het nog niet wist: er wordt niet alleen een muur rondom het hele gebied gebouwd, ook binnenin is het een kluwe van checkpoints, roadblocks, controletorens, legerbases en settlements. Voor redelijk exacte informatie kijk je best eens op de site van OCHA, daar vind je de kaarten die de VN van de bezetting bijhoudt.)
Taxi’s mogen niet door Huwarra checkpoint heen, iedereen moet uitstappen en in de hitte staan aanschuiven terwijl de Israelische soldaten pasjes controleren, je door een metaaldetector doen lopen en ondervragen. De hele terminal is een grote pesterij, de soldaten van dienst zijn jonge gasten van een jaar of negentien die verveeld zijn en zich ongemeen onbeschoft gedragen. Helemaal cynisch is het bordje met daarop “humanitarian lane” dat de aparte aanschuifrij voor bejaarden en zwangere vrouwen aanduidt. Wat er zo humanitair zou zijn aan deze situatie ontgaat me.

Zonnige groetjes vanuit Ramallah,

Dieter.