Dakloos in New York - dag 1 - ‘Go away!’

Linde Jacobs

12 augustus 2009
Blog

Dakloos in New York - dag 1 - ‘Go away!’

De zoektocht naar een job in New York City in volle crisisperiode was behoorlijk moeilijk. Na het afschuimen van ettelijke koffiehuisjes, restaurants, Starbucks, kledingwinkels, kringloopwinkels van het Leger Des Heils en interimbureaus, vond ik een job. De stad zocht voor de maand augustus mensen om daklozen te gaan interviewen. Ondanks de vreemde werkuren - dagelijks van 5u30 tot 7u30 ’s morgens - kwamen er veel mensen op de advertentie af. Eén van de manieren waarop de selectie gebeurde was de sollicitatiegesprekken ook op dit uur te laten doorgaan. Het was behoorlijk vreemd om rond 4 uur mijn appartement in de buitenwijken van Queens te verlaten en een uur later in een compleet verlaten Financial District te staan, enkel omringd door het gezoem van de airco’s. Ik werd geselecteerd en na een training van vier uren waren we klaar ‘to hit the streets’ in teams van twee op zoek naar daklozen.

‘t Vroege opstaan viel beter mee dan toen ik enkele weken geleden op dit uur naar het sollicitatiegesprek moest. Ook de wandeling van huis naar de metro was veel minder creepy, al weet ik niet goed waarom. Toen had ik mijn gsm in m’n hand en deed ik alsof ik belde toen er een auto passeerde. Nu was dat niet nodig. Het vredige ruisen van airco’s aan de slaapkamerramen en de gedachte aan slapende mensen maken me rustig. In de metro is er verbazend veel volk voor dit uur (intussen 4u20). Allemaal nog slaperig en gekleed in hun kantoor-, verpleegster-, of bouwvakkerskleding. Als ik uitstap aan 42nd street, zie ik Jamie, die ook op het sollicitatiegesprek en de training was. Ik loop met haar mee naar Hotel Times Square, waar de non-profitorganisatie Common Grounds een kantoor heeft. We krijgen onze teammate toegewezen. Ella woont in Park Slope in Brooklyn. Haar grootouders zijn Deens. Nadat we onze enquêtes en tiendollarbriefjes gekregen hebben, gaan we de straat op.

Zoeken naar daklozen in het glimmende en fancy midtown Manhattan doet onwerkelijk aan. We moeten achter iedere hoek, zuil en plantenbak kijken, maar vinden niet veel mensen. Bijna overal werd al schoongemaakt deze morgen. Hoe vroeg komt deze stad eigenlijk op gang?! Ongelooflijk om te zien hoeveel mensen er voor zessen al op de been zijn. Times Square is wel verlaten op dit uur, wat vreemd aandoet: honderden enthousiast flikkerende reclameschermen door niemand bekeken. Dan zie ik op de trappen van een gebouw een kartonnen muurtje. Ik ga erachter kijken en zie een vrouw. Klaarwakker en helder kijkt ze me aan. Nog voor ik kunnen uitleggen heb waarom ik daar ben, zegt ze dat ik onmiddellijk moet weggaan. Ik voel me een indringer in haar schamele poging tot privacy. Ik weet niet wat te doen, denk dat ze de tien dollar die ik voor haar heb best zou kunnen gebruiken, maar ik laat me afschepen door haar vastbesloten: ‘go away. Now.’ Wat een vreemde job.

Als ik zo al zoekend langs de straten loop, doet de job me denken aan een vakantiejob die ik ooit deed bij het federaal voedselagentschap. Ik moest toen per fiets bepaalde bomen en struiken zoeken langs de Vlaamse wegen, ze op de kaart zetten en controleren op een of andere ziekte… nu scan ik de straten van New York, op zoek naar dakloze mensen. Ook zij worden op de kaart gezet en gevraagd naar hun gezondheid. Veel meer dan blinkende luxe-etalages vinden we niet en ik ben het met Ella eens als ze zegt dat ze dit niet echt de place-to-be vindt voor daklozen. Ik beeld me in dat ik zelf een slaapplaats zou moeten zoeken en kan me voorstellen dat je in het perfecte midtown overal wordt verjaagd door bewakingsagenten en portiers. Mijn eerste interview gaat vlot. Jose - beter bekend als ‘de baard’ - is al zes jaar dakloos en slaapt gewoonlijk op de trappen van een naburige kerk. De opvangshelters voor daklozen zijn veel te gevaarlijk, zegt hij. ‘Er lopen veel gekken rond en er wordt gestolen.’ ‘Is de kerk dan veiliger?’ vraag ik nieuwsgierig, geheel niet volgens het boekje. ‘Veilig? ’t Is nergens veilig, het blijft de straat, maar het is er inderdaad beter dan in de shelters.’ Djeez, waren die shelters er dan niet precies om mensen ’s nachts een min of meer veilig onderkomen te bieden? Een breedgeschouderd duo bewakingsagenten houdt rookpauze vlakbij en vraagt wat voor enquête we hebben. ‘Daklozen! Je weet toch dat de meesten gewoon op straat wíllen leven?’ Na een kalme poging tot discussie draait hij wat bij, maar hij blijft een betweterig toontje aanslaan. ‘Listen, lady, ik heb twintig jaar bij de politie gewerkt bla bla …’ Pfff, ik heb hier echt geen zin in. Wat een arrogante bullebak.

Later op de dag zie ik een artikel over de erbarmelijke staat van de sociale woningen die burgemeester Bloomberg voor ‘zijn daklozen’ liet optrekken. Giftige loodverf, afbrokkelende plafonds, kortom: krotten. Wat een schandaal. Ik denk terug aan de training, waar uitgelegd werd dat Bloomberg supersnel resultaat wil zien, dat de non-profit-organisaties tegen deadlines quota moeten kunnen voorleggen van aantallen gehuisveste daklozen, en dat Bloomberg de geldkraan dichtdraait als de quota niet gehaald worden. Ik bedenk dat de haast die hij heeft bij het ‘opruimen’ van de daklozen niets te maken heeft met menselijkheid, maar alles met imago. Hij ziet de daklozen als een vieze vlek op zijn perfecte stad en wil er uit alle macht vanaf. De manier waarop doet er klaarblijkelijk niet toe en het mag liefst ook niet té veel kosten.