De digitale kloof
01 december 1999
Nieuwe technologische ontwikkelingen hebben de laatste jaren ons leven grondig veranderd. Honderdduizenden Belgen en Nederlanders, al dan niet met een mobiele telefoon aan de broeksriem, openen elke morgen een virtuele brievenbus om hun elektronische post na te lezen. Leraars smukken hun lessen op met grafieken en afbeeldingen die ze van het World Wide Web plukken. Reislustigen surfen eerst naar hun exotische vakantiebestemming alvorens ze een vliegtuigticket reserveren.
Muziekliefhebbers kopiëren vanop het Internet de nieuwste hits van hun favoriete bands nog vóór die in de winkels liggen. Jongeren babbelen via een computer met vrienden aan de andere kant van de wereld. En boekhouders in Azië verwerken de financiële gegevens van onze bedrijven en sturen die door via een razendsnelle telecommunicatielijn.
Technologische doorbraken in de wereld van de elektronica, computers, telecommunicatie en audiovisuele media hebben geleid tot een gamma van nieuwe informatie- en communicatietechnologieën (ICT’s). De integratie van deze verschillende werelden leverde een breed palet van nieuwe toepassingen op, gaande van een mobiele telefoon tot Internetsites waar je live een sportgebeurtenis in een ver land kan bijwonen. In de steeds vrijere wereldmarkt worden deze toepassingen bovendien almaar goedkoper. Een supercomputer, vroeger enkel voorbestemd voor overheden of multinationals, kan nu in bijna elke westerse huiskamer staan.
Al deze nieuwe informatie- en communicatietechnologieën en de bijhorende toepassingen zijn letterlijk grensoverschrijdend. Geografische grenzen vervagen inderdaad onder invloed van ICT’s. Maar er ontstaat een nieuwe, onzichtbare grens tussen degenen die zich dergelijke ICT’s kunnen veroorloven en degenen die verstoken blijven van deze nieuwe technologieën. Terecht kan men spreken van een digitale kloof.
Die kloof kan verstrekkende gevolgen hebben. ICT’s geven immers toegang tot informatie. Deze informatie kan leiden tot kennis. En kennis is een basisvereiste om tot ontwikkeling te komen. ICT’s worden dan ook beschouwd als veelbelovende technologieën die een einde kunnen maken aan de jarenlange onderontwikkeling van het Zuiden. Met waarschuwende vinger voorspellen ICT-adepten dat het Zuiden deze keer de trein zeker niet mag missen.
In dit cahier willen de auteurs de voordelen maar ook de gevaren van ICT’s voor het Zuiden op een rijtje zetten. In het eerste artikel bekijken communicatiewetenschappers Prof. Jean-Claude Burgelman, Leo Van Audenhove en Gert Nulens (SMIT-Vrije Universiteit Brussel) hoe de impact van ICT’s op de maatschappij verschilt van die van andere communicatietechnologieën zoals televisie. Dreigt de geschiedenis zich te herhalen en zal de transfer van ICT’s naar het Zuiden leiden tot meer economische en culturele afhankelijkheid? Of is er deze keer echt iets anders aan de hand?
Gert Nulens heeft het bijna eindeloze lijstje met de beloften van ICT’s voor het Zuiden overlopen. Hij geeft een overzicht van de mogelijkheden van ICT’s op sociaal, politiek en economisch vlak, maar waarschuwt ook dat er eerst een gunstige context moet zijn waarin deze ICT’s effectief gebruikt kunnen worden. Anders blijft het bij beloften op papier.
Leo Van Audenhove sluit het algemene hoofdstuk af met kritische beschouwingen over de uitdagingen die ICT’s creëren voor het Zuiden. Hij gaat dieper in op de veranderingen die noodzakelijk zijn in die ruimere context opdat ICT’s echt nut kunnen hebben voor de Derde Wereld.
Het tweede hoofdstuk bevat verschillende gevalsstudies die concreet een bepaalde toepassing in een bepaalde regio of land analyseren. Olinca Marino bekijkt de mogelijkheden van ICT’s voor de civiele samenleving in Mexico. Volgens haar bieden ICT’s een alternatieve weg om het recht op informatie in de praktijk om te zetten. De auteur is zelf coördinatrice voor het informatiebeleid van het programma LaNeta, het eerste Mexicaanse niet-commerciële en niet-gouvernementele netwerk dat ten dienste staat van civiele organisaties.
Peter Dhondt, redacteur van het nieuwsagentschap Inter Press Service (IPS), analyseert de ICT-sector in India. Dit land beschikt over een aantal succesvolle ŒICT-valleys¹, ondermeer het bekende Bangalore, waar tienduizenden informatici aan opdrachten van grote westerse firma¹s werken. Ook de grote Indiase NGO¹s gebruiken steeds meer het Internet om intern of met hun internationale partners te communiceren. Toch blijft er in India een enorme kloof bestaan tussen deze elite en de grote meerderheid van het volk.
Ook in Afrika doen ICT’s hun intrede. Marcia Wilson, docente informatie- en telecommunicatiebeleid aan de University of South Africa, geeft een beeld van de Internet-evolutie in Zuid-Afrika. De liberalisering van de telecommunicatiemarkt heeft geleid tot een modernisering van het communicatienetwerk. Nieuwe initiatieven zoals de telecentra, plaatsen waar de achtergestelde bevolking toegang kan hebben tot ICT’s, hebben te kampen met heel wat problemen, gaande van een gebrek aan ondersteuning tot te hoge toegangsprijzen. Vele nieuwe toepassingen blijken inderdaad onbetaalbaar voor de modale Zuid-Afrikaan.
Peter Benjamin (onderzoeker LINK Centre, Universiteit van Witwatersrand in Zuid-Afrika en doctoraatsstudent aan de Universiteit van Aalborg in Denemarken) en Mona Dahms (assistant-professor aan de Universiteit van Aalborg in Denemarken) gaan dieper in op de telecentre-initiatieven in Afrika. De auteurs beweren dat telecentres beschouwd moeten worden als sociale experimenten in een lokale gemeenschap. Om de doelstelling van een universele toegang tot telefoon te bereiken, zijn telecentres echter veel te duur en te uitgebreid qua technische capaciteit.
Debbie Brecht, Kevin Taglang en Anthony Wilhelm geven een beeld van de digitale kloof in de geïndustrialiseerde wereld zelf. De medewerkers van de Benton Foundation beweren dat er een steeds groeiende digitale kloof ontstaat in de VS. De Hispanicgemeenschap blijkt achterop te hinken en minder toegang tot ICT’s te hebben dan de blanke Amerikaan. De auteurs waarschuwen ervoor dat deze digitale kloof kan leiden tot nog grotere sociale ongelijkheden en tot het verlies van alle hoop bij de achterblijvenden.
In het laatste deel van dit Cahier wordt er een overzicht gegeven van het beleid en de initiatieven op het vlak van ICT’s. Gert Nulens en Zandi Lesame (docente informatie- en telecommunicatiebeleid University of South Africa) geven een schets van het internationale media- en informatielandschap. De convergentie van technologieën en de liberalisering van het beleid hebben geleid tot een globale competitieve markt waar enkele grote spelers de koek proberen te verdelen. Verschillende internationale organisaties bepalen de regels van het globale spel. De beslissingen van deze scheidsrechters lijken echter opnieuw in het voordeel van het Westen te zijn.
Prof. dr. Cees Hamelink, van de Universiteit van Amsterdam, gaat op zoek naar een weg die het Zuiden kan bewandelen om toch enige greep te krijgen op de ICT-evoluties. Hij stelt voor om in verschillende domeinen ad hoc-coalities te mobiliseren die de internationale beslissingsorganen onder druk kunnen zetten. Deze internationale samenwerkingsverbanden moeten ijveren voor meer participatie en overleg in die beslissingsorganen. Het uiteindelijke streefdoel is het recht op informatie voor iedereen.