De kosten van corruptie
Marc Van Laere
01 november 1997
Corruptie is van alle tijden en van overal. Dat weten wij, Belgen, beter dan ooit. Tot een drietal jaar geleden konden wij échte corruptie nog situeren in Midden-Afrika, China of Brazilië. Maar met de onthullingen over de Agusta-helicopters, de hormonenmaffia, de milieuboxen en de witte olifanten van ABOS schonden wij zwaar ons aangezicht. Een wereldranglijst van de corruptie noteert ons op een pijnlijke 26ste plaats, niet zo ver van Italië. Geen Belg meer die smaalt over de podiumplaatsen op die lijst: Nigeria (onbedreigd goud), Bolivia (zilver!) en Rusland en Colombia (gedeeld brons). In dit omslagverhaal zoeken we naar de achtergronden van de wereldwijde corruptie en naar de remedies.
NIET MEER ALS VROEGER
Er vloeit geen bloed, er breekt geen glas en de slachtoffers jammeren niet luidop: corruptie is een sluipend gif. Het ruikt ernaar in de straten van Londerzeel (‘Wanneer zit de mandataris vanavond?’) en Oostende (‘Voor de aankoop van de faxtoestellen regelt het stadsbestuur wel dat jullie offerte het haalt’). Wij zijn een volk van ‘arrangeurs’. Wij werden eeuwenlang bezet en leerden ons uit de slag te trekken. Uit de bezetting leerden ook de Afrikanen. ‘Voor een telefoonlijn, een certificaat, tijdige post, de douane, een verkiezingsoverwinning of het slagen in een examen leerden wij toveren met bankbiljetten. Wat ooit ondeugd heette, werd nu een gewoonte,’ aldus Mamadou Dieng uit Abidjan. De Vietnamees Nguyên Khac Truong vertelt hoe Aziaten leven van de kleine corruptie:’Alles wat een uniform draagt, installeert zich op kruispunten of drukke wegen om boetes te innen. Men pluimt vooral de bestuurders van motorfietsen, niet de inzittenden van de limousines. In de Thaïse hoofdstad Bangkok deponeren de autobestuurders op Nieuwjaar geschenkjes aan de voeten van de politiemannen.’
‘Wij zijn allemaal misdadigers,’ bromt hoofdcommisaris Paul Vandeneede van het Hoog Comité van Toezicht. ‘Ofwel wàren we het, zijn we het of worden we het nog.’ Senator Hugo Vandenberghe, voorzitter van de parlementaire onderzoekscommissie georganiseerde misdaad, stelt mij echter gerust: ‘Het corruptiefenomeen wordt overtrokken. Die 26ste plaats op de wereldranglijst is gebaseerd op impressies, niet op wetenschappelijke onderzoeken. Er is geen hard bewijs dat wij hier naar Italiaanse toestanden evolueren. Dehaene is nog geen Andreotti.’ De commisaris en de senator hebben beiden gelijk en beiden overdrijven. Veel hangt af van de definitie van corruptie. Een goede omschrijving levert de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) die al verschillende jaren de internationale corruptie in kaart brengt: ‘Corruptie is het onwettelijke aanbieden van voordelen aan een overheidsambtenaar uit eigenbelang’. Zowel de actieve corruptie (omkopen van een overheidsambtenaar in ruil voor een dienst) als de passieve corruptie (de overheidsambtenaar laat zich omkopen) misbruiken de gemeenschap voor privé-doeleinden. Corruptiegeld is maar een deel van alle misdaadgeld in de wereld. Een adviseur van de Italiaanse regering, Pietro Arlacchi, berekende dat in de hele wereld jaarlijks twintig miljard dollar gaat naar corrupte staatshoofden, ministers en hoge ambtenaren. Bij die twintig miljard telt men eerlijkheidshalve best nog de voortdurend stijgende commissielonen (van 10 tot 20%) op internationale transacties als wapen- en olieleveringen en infrastructuurwerken. Aangezien verschillende landen deze steekpenningen belastingsvrij verklaren, zijn de twintig miljard corruptiedollars een minimale schatting. Alleszins meer dan geld genoeg om ongerust over te worden. Terwijl de sommen van de internationale geldcriminaliteit en de corruptie honderd keer hoger liggen dan alle andere diefstallen samen, vertegenwoordigen ze slechts 2% van alle gerechtelijke veroordelingen. De Nederlandse jurist D. Ruimschotel merkt droogjes op: ‘Bij de ontmaskering schaamt één categorie boosdoeners zich dood. Een andere categorie trekt een verontwaardigd gezicht. Een derde categorie -meestal grote ondernemers, financiers en politici- voelt zich door het omgaan met de macht dermate boven en buiten de wet dat corruptie voor hen moreel bijna kleurloos is.’
DE ONDERWERELD
De belangstelling voor corruptiezaken is de jongste jaren sterker dan ooit. Senator Hugo Vandenberghe duidt dat positief: ‘De democratische gevoeligheid van de burgers nam toe. Men eist dat de besluitvorming gebeurt op basis van authentieke argumenten. Men is gevoeliger voor misbruiken.’ Paul Vandeneede van het Hoog Comité van Toezicht is prozaïscher: ‘Het is een thema dat de media gouden eieren legt zonder dat er al te veel te bewijzen op tafel moeten komen.’
De corruptie heeft een veelbelovende toekomst. De hele wereld werd één markt en overal werd de macht van de staat teruggeschroefd. Waar regeringen zeuren over rechtvaardigheid bieden fiscale paradijzen als Jersey, Luxemburg en de Kaaimaneilanden de uitweg. De internationale handelscompetitie maakt meer en meer dat het doel de middelen heiligt. En dat doel kan soms beter via corruptie bereikt worden dan via legale weg. Van Brussel, tot Lomé en Rio ligt er steeds meer nadruk op efficiëntie, decentralisatie en privatisering. Dit betekende overal meer contacten tussen mensen, meer nadruk op resultaat en dus meer mogelijkheden tot corruptie.
Die grondverklaring van de corruptie roept enkele twistvragen op. Vooreerst: ontspruit corruptie uit armoede of armoede uit corruptie? Een Thaïse ambtenaar verklaart: ‘Wat u corruptie noemt, is voor mij een manier van overleven. Als je mij een andere weg wil tonen dan wil ik die nemen. Maar gek ben ik niet.’ In nogal wat landen is de staat de belangrijkste bron van inkomsten voor al wie in overheidsdiensten werkt. Anderzijds veroorzaakt corruptie armoede. Wanneer Afrikaanse leiders miljarden dollars op Europese bankrekeningen parkeren, kan je dat moeilijk toeschrijven aan hun miserabele levensomstandigheden. Zo verklaart zelfs James Wolfensohn, directeur van de Wereldbank, dat de belangrijkste oorzaak van de corruptie in het Noorden ligt. Nogal wat regeringen van het Zuiden worden gecorrumpeerd omdat multinationale ondernemingen hen verleiden met smeergeld in ruil voor aantrekkelijke contracten.
Een tweede vraag betreft het verband tussen corruptie en democratisering en een groeiende vrijemarkteconomie. Lange tijd dacht men dat corruptie een typisch derdewereldfenomeen was. Van zodra de vrije markt en de democratie daar functioneerden, zou corruptie als vanzelf verdwijnen. Maar de corruptie die de jongste jaren in Italië en andere ‘modeldemocratieën’werd blootgelegd, dwingt tot argwaan. Zuid-Korea opende in 1996 openbare corruptieprocessen tegen presidenten en business tycoons van vroegere militaire regimes. Voor het jaar om was, bewees een schandaal rond staalmagnaat Hanbo dat de tandem van politici en bedrijfsmanagers ook in democratisch Zuid-Korea niet echt van aard veranderd was. Donatella della Porte, hoogleraar politieke wetenschappen te Firenze, beweert dat de moderne democratieën en het principe van het winstzoeken de corruptie deden toenemen. Ze schrijft: ‘De toename van het aantal overheidsbeslissingen in tegenstelling tot het aantal beslissingen die burgers zelf nemen en de administratieve decentralisatie waardoor het aantal beslissingsniveaus toeneemt, werkten het affairisme in de hand. Anderzijds gehoorzamen omkopers en omgekochten op economisch vlak aan het winstprincipe. De corruptie neemt toe wanneer de verwachte winsten groter zijn dan de risico’s die men loopt.
De boeiendste vraag is of corruptie een cultureel gegeven is. Er bestaat geen cultuur ter wereld die aan de regering zegt: ‘Gaat u rustig door met het plunderen van de staatskas. Wij zullen u niet ontrieven met de kreten van onze stervenden.’ Toch is het een hardnekkig cliché dat sommige volkeren van nature corrupt zouden zijn. Enkele elementen wijzen wel degelijk in de richting van een diepgeworteld aanvaarden van corruptie in de omgang. ‘Als je niet steelt van de staat, steel je van je familie,’ leert een Tsjechisch spreekwoord. In Mali is het verwerven van rijkdom op kosten van de staat alleen maar verfoeilijk als de buit niet herverdeeld wordt. In China was er in 1989 straatprotest tegen corruptie. ‘De mensen waren woest,’ aldus politicoloog Jean-Louis Rocca, ‘maar ik ken geen enkele Chinees die geen deel uitmaakt van een corruptienetwerk. Elke Chinees aanvaardt hulp van een lange arm en verleent die hulp ook zelf. Elke Chinees bevoorrecht zijn familie, zijn vrienden. Guanxi -het hebben van de goede relaties- is het fundament van het sociaal netwerk.’ In ons eigenste koninkrijk van ‘arrangeurs’ heet zoiets bestuurscultuur: stilzwijgende afspraken en gefluisterde akkoorden moeten al te veel politiek kissebissen vermijden. Senator Hugo Vandenberghe: ‘Met een teveel aan wetten moet je leren leven. Bij twijfelgevallen proberen wij overal een mouw aan te passen. Wij leerden de rechtsregels te relativeren voor onszelf, maar niet bij de anderen. Wij zijn slordig met het publiek belang, wij tonen er minder belangstelling voor dan in de buurlanden.’
Toch bestaat er ook heel wat gerechtvaardigd verweer tegen de typering van corruptie als een cultureel fenomeen. De voormalige Nigeriaanse president Olusegun Obasanjo zegt: ‘Voor onze waardering en gastvrijheid is een gift een aandenken. Er wordt niet om gevraagd en de waarde is meer spiritueel dan materieel. De gift wordt openlijk gegeven en als hij overdadig is, breng je iemand in verlegenheid en kan hij worden teruggegeven.’ Werd hier en daar de ‘corruptiecultuur’ trouwens niet geërfd van de kolonietijd? De Indonesiërs zouden het geleerd hebben van de (onderbetaalde) manschappen van de Verenigde Oost-Indische Compagnie. Filipino’s van de Spaanse kolonisatoren. De nieuw onafhankelijke Afrikaanse landen erfden de spelregels van het koloniaal bestuur dat ze jarenlang hadden ondergaan. Brussel, Parijs en London waren altijd ver af. Geld, drank en vrouwen nooit. Toch staat in een recent Belgisch politierapport: ‘De toegenomen invloed van vreemde culturen wakkert in ons land de corruptie aan. Mensen uit landen waar corruptie bij de overheid gangbaar is, zullen eerder tot corruptie overgaan omdat ze niet beter weten. Dit wordt wel eens het culturele misverstand genoemd.’ Voorzichtigheidshalve durft het rapport uit de delinquentiegraad (beduidend hoger bij allochtonen dan bij Belgen) geen conclusies te trekken inzake corruptie. Wellicht om culturele misverstanden te vermijden.
GESMEERD NAAR DE HEL
Schandalen in Zuid-Korea waren een zogenaamd bewijs dat corruptie een spectaculaire groei van het BNP niet in de weg stond. Anderen toonden aan dat de corruptie in Oost-Europa vóór de val van de Muur de totale economische ineenstorting verhinderde. De pijnlijke waarheid is -Rusland bewees het ten overvloede- dat de economie minder beheersbaar wordt, naarmate de corruptie terrein wint. Daarmee dunde de club goedpraters van de corruptie ter wille van het gesmeerd lopen van de economische en politieke ontwikkeling vlug uit. Corruptie is een regelrechte bedreiging voor een leefbare democratie en vrije markt. Het pleidooi voor het glijmiddel corruptie wordt vooral gehanteerd door dinosaurussen die zichzelf beschermen.
De Duitser Dieter Frisch was tot voor kort hoofd van de ontwikkelingssamenwerking in de Europese Commissie. Hij evalueert de gevolgen van de corruptie voor de economische ontwikkeling als volgt: ‘Corruptie verhoogt de kosten van goederen en diensten, leidt tot de levering van ondermaatse goederen en technieken en -ergst van al- verziekt de keuzes de men maakt.’ Een schoolvoorbeeld van dat laatste is een Kameroense spoorlijn over een paar duizend. Die liep over dure stalen bielzen die Frankrijk -dankzij steekpenningen- mocht leveren terwijl lokaal hardhout langs de lijn voor het rapen lag. Voor Frisch is corruptie de directe oorzaak voor het niet voldoen aan fundamentale behoeften in het Zuiden als voeding, gezondheid en onderwijs. Ondanks alle officiële begrip voor bestuurscultuur richt corruptie de democratie ten gronde. De onderhuidse criminalisering van de politiek is het meest verdorven stadium van de corruptie. Zo laten de Belgische affaires een bittere smaak na, niet in het minst wanneer ambtenaren die zaken aan het licht brachten administratief gelyncht worden. Zo eten Robert Druyts, de inspecteur van Financiën die de ABOS-schandalen bovenspitte, en Willy Vermeulen van het Hoog Comité van Toezicht, vandaag zure druiven. Robert Druyts: ‘Ik was voor de staatssecretarissen van Ontwikkelingssamenwerking Derycke en Moreels de nuttige idioot. Maar eens de gevoelige dossiers bovenkwamen, stootte het systeem mij af. Ik was door de geluidsmuur gegaan. Nu zit ik op de zevenentwintigste verdieping van de Financietoren aan Brussel Zuid met mijn vingers te draaien. De overheid maakte zich uit rancune schuldig aan structureel geweld. ’ In een kaal bureau ontmoet ik ook Willy Vermeulen, inspecteur en de vroegere nummer twee van het Hoog Comité van Toezicht. Hij leidde de huiszoekingen bij Agusta, startte gerechtelijke onderzoeken naar de smeerpijpaffaire, KS en De Lijn en bond de kat de bel in de zaken Pinxten, Delcroix en Kelchtermans. Teveel ijver en media-aandacht werden ook hem fataal. Officieel is ook hij nu een uitgedoofd ambtenaar. Commisaris Paul Vandeneede van het Hoog Comité van Toezicht heeft respect voor Druyts en Vermeulen maar zegt: ‘Wij leven niet in een bananenrepubliek. Er is zeker enorm gesjoemeld, dat voelen wij met onze ellebogen aan. Maar als wij het niet kunnen bewijzen, dan moet je op zo’n zaak niet doorhameren en naar de kranten blijven lopen. Het is niet genoeg om gelijk te hebben, je moet het ook krijgen.’ Vanaf januari 1998 gaat het Hoog Comité van Toezicht op in de federale Gerechtelijke Politie. Het mooiste is dat er een magistraat komt die de zaken die behandeld mogen worden door het Hoog Comité van Toezicht voorafgaandelijk zal filteren. Het arsenaal doofpotten wordt uitgebreid.
Waar de corruptie hoogtij viert, betalen de rechtvaardigen het gelag voor de zondaars. Wie weerstand biedt om het vuile spel mee te spelen, is de idioot. Een wanhopige Chinese boer vertelt over zijn broer die als ambtenaar werkt in de stad Foshan: ‘Hij aanvaardt geen rode enveloppes, hij wil zijn macht niet misbruiken zoals de anderen. Dat zal hem vroeg of laat grote problemen bezorgen. Men zal hem in de val doen lopen. De anderen zullen niet verdragen dat mensen bij hem komen omdat zij weten dat hij geen smeergeld vraagt. Dat klinkt als broodroof. Ze zullen ook schrik krijgen dat hij hen zal verklikken.’
LICHT IS HET WEERWERK
Regeringen, parlementen en internationale fora zijn de jongste jaren door de groeiende publieke verontwaardiging danig onder druk gezet. De aanzet tot een anticorruptiebeleid kwam vanuit de ontwikkelingslanden. Van onderuit dus, net zoals het in ons land de burgers en niet de leiders waren die tot het oprichten van parlementaire onderzoekscommissies dwongen. Maar dat is tegelijk het tere punt de corruptiebestrijding. De kankerplekken in het machtsapparaat van industriëlen, partijcenakels, topambtenaren, politie en regeringsleiders worden aangevoeld en aangewezen door boze burgers… die de machtigen moeten dwingen om zichzelf te bekeren, te hervormen en desnoods op te heffen.
Van rode en van gele kaarten
Hooggestemde idealen volstaan niet om de wereld te verbeteren. Het bestraffen van corrupt gedrag is nog steeds de belangrijkste leidraad in de aanpak van nationale en internationale overheden. Professor Hoetjes, docent bestuurskunde te Leiden, verduidelijkt: ‘Zolang het anticorruptiebeleid niet waterdicht is, moet het strafrecht als laatste middel beschikbaar zijn. Wie de dijken verzwaart en ophoogt, moet niet de voorraad zandzakken-voor-noodsituaties weggooien.’ Goede corruptiebestrijding boekt best enkele vlugge successen. Brazilië werd een ander land na de afzetting van president Collor de Mello in 1993. Italië herleefde sedert de Propere Handen-operaties van rechter Antonio di Pietro in 1992. In ons eigen land moeten wij het voorlopig stellen met mediaheisa, beloften en wetsvoorstellen. Minister Maystadt van Financiën verklaarde in Hongkong op de jaarvergadering van het Internationaal Monetair Fonds en de Wereldbank dat België steekpenningen voor buitenlandse bestellingen niet langer fiscaal aftrekbaar zou stellen. Die zogenaamde ‘bedrijfskosten’ wil hij afschaffen en van het omkopen van buitenlandse ambtenaren en politici een vergrijp maken. Precies deze maatregelen staan bovenaan de agenda van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) in haar strijd tegen omkoping. De OESO dringt er bij haar lidstaten sedert 1994 fel op aan om hun strafwetgevingen inzake corruptie te verstrengen. Het lichtende voorbeeld hierbij waren de Verenigde Staten. In het zog van de Lockheed-affaire (de vliegtuigbouwer Lockheed betaalde twee miljard BEF aan functionarissen in dertig landen, o.m. aan de Nederlandse prins Bernhard) werd in 1977 de Foreign Corrupt Practices Act ondertekend. Amerikaanse zakenlui konden voor Amerikaanse rechtbanken gedaagd worden als zij in het buitenland smeergeld uitdeelden. Voortrekker in de Belgische strijd tegen de corruptie is echter het Hoog Comité van Toezicht (HCT). De jongste jaren werden de meeste zaken van witteboordcriminaliteit aangebracht vanuit het HCT. De onderbemanning dwingt echter tot een ‘Realpolitik’. Politiecommisaris Vandeneede: ‘Wij zijn al blij dat we kunnen bijbenen. Het gaat hier niet alleen om miljoenenfraudes maar ook om kleinere klachten zoals bedrogen echtgenotes die hun mannen plots van corruptie verdenken.’ De jongste tijd kwam het HCT in opspraak door interne machtsstrijd, partijpolitieke bemoeizucht en georchestreerde perslekken. De grootste frustratie is voor Vandeneede echter de manier waarop met de onderzoeksresultaten wordt omgesprongen. Vandeneede: ‘Een welbepaald onderzoek nam vier jaar in beslag. We hadden stapels processen-verbaal en de bewijzen dat de Belgische staat voor een miljard frank bedrogen was. Van die zaak is nooit iets in een gerechtszaal verschenen.’ Wordt Paul Vandeneede dan niet woest? Vandeneede: ‘Wij deden ons werk. Het is niet aan ons om naar de pers te lopen en te jammeren. Onze job bestaat erin te zorgen dat iemand kan worden veroordeeld. De rest is voor een andere instantie.’
Misschien kunnen onze corruptiejagers leren van het Hongkongse succesverhaal: de in 1974 opgerichtte Independent Commission Against Corruption of ICAC. Vandaag lichten meer dan duizend goed betaalde Hongkongse ambtenaren de samenleving door op zoek naar smeergeld en corruptie. Ze hebben uitgebreide onderzoeksmacht. Na tien jaar bestaan had de ICAC tweeëntwintigduizend klachten binnengekregen waarvan de helft werd onderzocht en drieduizend onderzoeken leidden tot gerechtelijke vervolgingen. De onderzoeksmethodes werden soms bekritiseerd als te repressief maar de uiteindelijke resultaten en de groeiende alertheid van de burgers maakte van ICAC een anti-corruptiemonument. Zo wordt één derde van het budget van ICAC besteed aan spreekbeurten, radioprogramma’s en televisieuitzendingen. Bewustmaking vóór alles. Sedert de overname van Hongkong door China staat de commissie voor enkele belangrijke uitdagingen. Zo schrijft Lo Shiu-hing, lector politieke en administratieve wetenschappen aan de universiteit van Hongkong: ‘Vooreerst meent 66% van de jongeren dat je met corruptie moet leren leven. Vervolgens stellen we een toename van de grensoverschrijdende corruptie vast. Tenslotte is er het vraagteken China dat van Deng Xiaoping leerde dat vlug rijk worden een zaligheid is.’
Voorbehoedmiddelen
Enkele kilo’s preventie kunnen vaak meer uithalen dan een ton repressie. Daarvan is Transparency International (TI), een internationale lobbygroep tegen corruptie in het wereldwijde zakenverkeer, overtuigd. Drie jaar geleden werd TI opgericht als denktank van topmensen van de Wereldbank en de Europese Commissie. Dieter Frisch vertegenwoordigt TI in Brussel. Op zijn bureau staat een foto waar hij zich vriendschappelijk onderhoudt met president Konaré van Mali. Frisch: ‘Sommigen engageren zich tegen corruptie omdat het de internationale vrije markt ontwricht. Voor mij is corruptie één van de grootse obstakels voor de ontwikkeling van Afrika.’ Terwijl hij naar de foto wijst: ‘Zouden wij als Europeanen niet eerst naar onze eigen corruptie moeten kijken vooraleer wij anderen lesgeven in democratie? Hoe zou ik in Mali geloofwaardig zijn als wij het onze eigen firma’s gemakkelijk maken om Afrikaanse leiders te corrumperen?’ Transparency International publiceert nu al een drietal jaar een wereldranglijst van de corruptie. Vijfhonderd industriëlen, bankiers, journalisten en ambtenaren werden gevraagd naar hun mening over de intensiteit van corruptie in de landen waar ze actief zijn. Het was die lijst die in de voorbije maanden in ons land voor opschudding zorgde. De morele impact van TI groeit, ondermeer in Ecuador. Daar heeft TI gezorgd voor een ommekeer in de plaatselijke bestuurscultuur. De regering riep er de sociale partners samen en beloofde corrupte ambtenaren hard aan te pakken in ruil voor een algeheel verbod op steekpenningen waardoor goederen en diensten 25% te duur waren.
Robert Klitgaard, hoogleraar economie aan de universiteit van Natal (Zuid-Afrika) trekt vier lessen uit succesvolle campagnes tegen corruptie. Hij somt op: ‘Pak in de eerste plaats de grote vissen aan. Begin bureaucratische hervormingen met positieve stappen die de ambtenaren helpen. Stap af van het uitpluizen van het verleden en richt de aandacht op de preventie.’ Preventieve maatregelen leidden op een aantal plaatsen tot creatieve ideeën. Scandinavië en Nieuw-Zeeland kennen al tientallen jaren een ombudsdienst, een meldpunt voor corruptie. Denemarken introduceert vanaf januari 1998 een ‘cadeauwet’ waarbij zichtbare geschenken als aanvaardbaar en onzichtbare giften als smeergeld worden beschouwd. De Newyorkse politie decreteerde dat geschenken niet mogen worden aangenomen als ze niet in een half uur geconsumeerd kunnen worden. Onder president Ronald Reagan circuleerde het voorstel om alle groene dollarbiljetten in één keer te vervangen door nieuw geld. Burgers zouden binnen de zeven dagen hun geld moeten omwisselen waarbij transacties van boven de duizend dollar zouden worden genoteerd. Het bleef bij een voorstel. Reagan kon aanblijven.
U en ik, zij en wij
Niet alleen in het koninkrijk van Belgen kan men ontgoocheld en verbitterd geraken bij het uitblijven van verfrissende hervormingen. In de Ecuadoriaanse hoofdstad Quito verzucht Luis Dávila, leider van de Propere Handen-campagne: ‘Uit pure boosheid over de corruptie hebben wij het parlementsgebouw en het Ministerie van Justitie schoongeveegd, we bedekten de ogen van de nationale helden en we begonnen een openbare rechtszaak tegen de corruptie. Maar het enthousiasme zakte weg, want er veranderde niets.’ Corruptie floreert in het duister en halfduister. Als transparantie van instellingen en regelgeving en verantwoordbaarheid van de beslissers de sleutels tot een zuiverder samenleving zijn, dan telt dit ook voor de burgers die haar maken. Daarbij ligt het probleem niet zelden bij de burgerbevolking zelf. Niet alleen en op de eerste plaats omwille van de kleine corruptie in het eigen straatje en in het eigen hoofd, maar ook omdat de burgers als gemeenschap zwak en onverschillig staan en moeilijk te mobiliseren zijn.
Toch is er de jongste jaren een onmiskenbare kentering gekomen. De bereidheid om de corruptie van binnenuit te bestrijden is sterk toegenomen. ‘Klokkenluiders’, meldpunten en het ontwerpen van gedragscodes in bedrijven zijn tekens van hoop. Hierin spelen de media een vooraanstaande rol. Journalisten leveren wereldwijd een belangrijke bijdrage in de ontmaskering van de corruptie. Terecht wordt de riooljournalistiek met de vinger gewezen, maar dankzij opzoekingswerk, moed en communicatiemiddelen werd de zwijgplicht over corruptie opgeheven. Als dat bij de machtigen van deze wereld wrevel opwekt en hen in het beste geval een slecht geweten bezorgt, is dat een goede zaak.