De midlifecrisis van de derdewereldbeweging
'De derdewereldbeweging staat naar de globalisering te staren als een konijn naar een lichtbak. De Belgische ngo-sector ploetert verder in aftands provincialisme.' Dit citaat uit het boekje Don Quichote voorbij, uitgegeven door 11.11.11, stelt de zaken wel zeer scherp. Of het werkelijk zo erg gesteld is met die derdewereldbeweging, vroegen we aan Dirk Barrez, Bart Bode en Jean Bossuyt. Drie goed geplaatste en verstandige mannen denken na over een sector die veertig jaar geleden het levenslicht zag en zich nu afvraagt waarom hij niet meer aantrekkelijk is.
De wereld ziet er anno 2001 radicaal anders uit dan in 1961, en dat heeft niet alleen te maken met de lange files tussen Aarschot en Gasthuisberg en verder van Bertem tot aan de Reyerslaan. Veertig jaar geleden moesten de Beatles hun haar nog laten groeien en was België nog aan het bekomen van het bruuske einde van de kolonisatie. Vandaag volgen we de belevenissen van Madonna als Moeder op het internet en wordt de wereld geregeerd door MacIndustrie en zijn aandeelhouders. Alles is anders, alleen Congo zit nog in de puree en de affiches van 11.11.11 tonen nog steeds hetzelfde leed. ‘Het is niet juist’, zegt Dirk Barrez, ‘dat alles de voorbije jaren veranderd is. De huidige globalisering is slechts het voorlopige hoogtepunt van vijfhonderd jaar economische internationalisering, waardoor het Westen steeds meer greep gekregen heeft op de samenlevingen over de hele wereld. De omvang en de diepgang van die economische overheersing is nog nooit zo groot geweest als vandaag, maar tegelijk tekenen zich reeds de grenzen af van de ongebreidelde globalisering. We leven niet in een radicaal andere tijd, we leven in een overgangsperiode waarin zowel het oude nog aanwezig is als het nieuwe reeds voelbaar wordt.’
Weg met de derdewereldbeweging
Jean Bossuyt is het daarmee volledig eens: ‘Een overgangsperiode biedt kansen bij de vleet’, zegt hij enthousiast, ‘alleen laat de derdewereldbeweging deze kansen liggen. De Wereldbank schrijft in haar nieuwe rapport dat ze naar de stem van de armen wil luisteren, maar de ngo’s reageren alleen maar tégen de Wereldbank. De nieuwe akkoorden tussen de Europese Unie en de landen van Afrika, de Caraïben en de Stille Zuidzee bepalen dat er voor de civil society een grote rol weggelegd is, maar niemand speelt hierop in.’
De zowat honderddertig erkende ngo’s in België zijn samen goed voor een jaarlijkse omzet van bijna tien miljard frank. Ze stellen ongeveer duizend mensen te werk, voeren ontelbare projecten uit en investeren samen meer dan tweehonderdvijftig miljoen per jaar in educatie. De sector gaat er prat op dat hij veel kennis van de concrete realiteit in huis heeft. ‘Ik ben blij dat ik in een ngo werk die ook projecten en mensen in het Zuiden heeft’, bevestigt Bart Bode. ‘Op die manier voorkom je een Eurocentrische opstelling. Er is altijd wel iemand die aan je mouw trekt en het verhaal vertelt in de taal van de globale marginaliteit.’ Tegelijk beseft hij dat het grote tekort van de derdewereldbeweging juist op het vlak van de kennis ligt. Er wordt nauwelijks in studiewerk geïnvesteerd en na veertig jaar is er nog altijd weinig sprake van samenwerking tussen ngo’s en universiteiten. De recente initiatieven om tot een betere samenwerking met de bedrijfswereld te komen, zoals Kauri en Corporate Funding Programme, hebben nog niet echt voor een fundamentele ommekeer in de geesten gezorgd. Iedereen probeert zijn eigen winkeltje draaiende te houden en niemand waagt zich aan verregaande vernieuwing.
Jean Bossuyt heeft nochtans recepten klaar voor de toekomst: ‘Eén: we moeten af van de naam derdewereldbeweging. In plaats van de wereld te veranderen, heeft de beweging zich op een eigen terrein teruggetrokken. De Derde Wereld is geen apart probleem meer en dus moeten we ook ophouden om dat voorbijgestreefde verhaal iedere keer weer te vertellen aan de media, de publieke opinie en de overheid. Twee: we moeten dringend een nieuwe machtsanalyse maken. Ik loop in België nog steeds tegen onvoorstelbaar hoge, ideologische muren aan. Die verstarring moet doorbroken worden, zodat er creatief kan worden ingespeeld op nieuwe tendensen zoals de corporate responsability. Langzaamaan zien grote bedrijven in dat het in hun eigen belang is ecologisch verantwoord te produceren en sociale samenhang te bevorderen. Doen we daar iets mee of hebben we schrik van de verandering? Drie: we hebben behoefte aan nieuwe strategieën om macht en invloed te verwerven. De derdewereldorganisaties hanteren immers nog steeds methoden die dateren uit de jaren zeventig.’ Op de bedenking dat de voorstellen in Don Quichote voorbij, waaraan Bossuyt meewerkte, sterk in de richting gaan van meer vriendelijkheid voor ondernemers, plaatselijke besturen en mediamagnaten, reageert hij verontwaardigd: ‘Pleiten voor het afschaffen van oude oogkleppen en verstarde waarheden is nog niet hetzelfde als het opgeven van een eigen positie. Integendeel, we moeten veel meer dan vroeger vanuit eigen kennis en gezamenlijke kracht onderhandelen. Maar dat zijn uitgerekend twee zaken die we mankeren.’
Onderaannemer in de hulpindustrie
De roep om het eigen derdewereldhuis te renoveren en beter in te richten is niet nieuw. De jaren negentig hebben daarover meer publicaties, debatten en wetswijzigingen dan voelbare resultaten opgeleverd. Het nieuwe decennium is ingezet met een staatssecretaris die voortdurend herhaalt dat de voorbije hervorming niet zijn idee was, maar dat hij ze wel zal uitvoeren. Recentelijk moest diezelfde staatssecretaris daaraan toevoegen dat ook de komende hervorming niet naar zijn zin is, maar dat hij er zich niet echt tegen zal verzetten. En de derdewereldorganisaties zelf? Die hebben, met het oog op de toekomst een proces van vernieuwing en structurele samenwerking in de Vlaamse Noord-Zuidbeweging opgestart. Een Grote Sprong Voorwaarts of too little too late? ‘Dat hangt ervan af’, vindt Jean Bossuyt, ‘als het de organisaties wakker schudt en stimuleert om uit hun institutioneel immobilisme te treden, dan zijn we goed op weg.’ Dirk Barrez vraagt retorisch: ‘Wat is het probleem van de derdewereldbeweging?’ Hij geeft snel zelf het antwoord: ‘Het feit dat de derdewereldbeweging zich laat gebruiken als onderaannemer in de hulpindustrie doet haar de das om. Je kunt niet tegelijk roepen dat je de wereld structureel wilt veranderen én beide handen openhouden om de giften van de overheid te ontvangen en ermee naar het Zuiden trekken om de eeuwigdurende hulpbehoeften te voeden. Negentig procent van de middelen en de energie gaat naar bestendigende activiteiten. Het gevolg is dat er geen ruimte overblijft voor inhoud, politiek actiewerk en het mobiliseren van een voldoende grote achterban om de nieuwe opdrachten waar te maken.’
De gesprekspartners lezen duidelijk de financiële katernen van hun krant. Ze praten niet meer over waterputten of dispensaria, ze hebben het over de core business en de toegevoegde waarde van de derdewereldsector, over onderhandelingsstrategieën en fusieoperaties. Bossuyt: ‘Iedereen zegt me dat de derdewereldbeweging politiek moet zijn of dat ze zal verdwijnen. Welnu, als de derdewereldbeweging inderdaad gelooft dat haar core business gelegen is in het creëren van meer rechtvaardige verhoudingen en regels op wereldschaal -opdat de armen en verdrukten eindelijk serieuze levenskansen zouden krijgen- dan moeten de ngo’s zich daarmee ook prioritair bezighouden. Dat betekent minder aandacht voor projecten allerhande én meer samenwerking onderling. Want de verspreide slagorde waarin men nu opereert, helpt alleen de gevestigde orde om het geschreeuw langs de kant te negeren.’
Het vergroten van de slagkracht en daardoor van de impact op belangrijke beslissingscentra is de grote opdracht voor de komende jaren. Daarover zijn de drie gesprekspartners het eens. Ze hoeden zich voor al te avontuurlijke plannen, al wordt er regelmatig gesproken over het vormen van allianties, over de behoefte om te internationaliseren en over de voordelen van het opereren onder één gemeenschappelijke vlag zoals Greenpeace of Amnesty International. Bart Bode huivert bij de idee om al die kleurrijke verscheidenheid in een groot geheel onder te brengen. ‘Zo’n internationalisering leidt toch al gauw tot eenheidsworst, tot MacAid’, vreest hij. Hoeft niet, vinden Bossuyt en Barrez in koor: ‘Je moet niet per se iedereen in één zak te stoppen, maar je kunt ook de historische versnippering van energie en middelen niet meer verantwoorden.’
Een politieke beweging op wereldschaal
Het lijkt er soms op dat hét struikelblok op de weg naar vernieuwing en toekomst tegelijk ook de belangrijkste poot en kracht is van de huidige derdewereldbeweging: de campagne. Op vaste tijden, met grote middelen en in toenemende mate met ondersteuning van professionele communicatiespecialisten -zeg maar reclamebureaus- wordt de Vlaamse bevolking opgeroepen om zich betrokken te voelen bij het reilen en zeilen in de verre wereld. Meer bepaald vraagt men geld om iets te doen aan het leed in de Derde Wereld. Globalisering, migraties en dualisering op wereldschaal, het blijkt allemaal bijzonder weinig impact te hebben op het verhaal dat de derdewereldbeweging aan de massa vertelt. Het kind op de 11.11.11-affiche blijft arm, zielig en afhankelijk van onze goede giften. Er zijn ook andere voorbeelden. De affiches van Broederlijk Delen en Vredeseilanden proberen een meer positieve boodschap van wereldverbondenheid op te roepen. Maar bijna niemand slaagt erin om een politieke beweging van enige omvang en impact op te bouwen. Dirk Barrez wijt dat aan een verkeerd begrepen verhouding met het Zuiden. ‘Te vaak ziet men projecten in het Zuiden als uitvoerders en beperkt men de werking in het Noorden tot collecten. We moeten meer werken met gezamenlijke, politieke campagnes zoals rond de Tobin-taks of rond voedselveiligheid. Maar dat moeten we dan ook echt sámen doen en zo lang volhouden tot er resultaten zijn. De basis van de solidariteit tussen Noord en Zuid is dan niet het versassen van financiële middelen, maar wordt de reële maatschappelijke verandering.’
Dirk Barrez is journalist bij Panorama. Hij publiceerde in het begin van de jaren negentig het ophefmakende essay De gevallen engelen, waarin hij de derdewereldsector hekelde om zijn magere resultaten. Hij was ooit nog hoofdredacteur van De Wereld Morgen.
Bart Bode werkt op de studiedienst van Broederlijk Delen, tot voor kort Rechtvaardigheid en Vrede. Hij was jarenlang een van de coördinatoren van de Romerodagen te Brugge.
Jean Bossuyt is programmacoördinator bij het European Centre for Development Policy Management in Maastricht. Hij is ook lid van de Ekstermolengroep en één van de auteurs van Don Quichote voorbij. Ngo’s zoeken het ritme van de globalisering, een bundel bedenkingen en voorstellen om de derdewereldbeweging tot vernieuwing aan te zetten.