"De nieuwe wapenwedloop"

"De nieuwe wapenwedloop"

Ludo De Brabander

01 oktober 2002

Aan de sterke daling van de defensiebudgetten en dus ook de wapenverkoop in de wereld lijkt nu definitief een einde gekomen. De wereld geeft zeker na 11 september 2001 opnieuw veel meer geld uit aan wapens. Nochtans zou een percentage van die militaire uitgaven volstaan om het recht op gezondheidszorg en onderwijs voor elke wereldburger te kunnen garanderen. Niets daarvan dus.

Voor de wapenindustrie zijn na vele magere jaren opnieuw gouden tijden aangebroken. De recente Belgische miniregeringscrisis naar aanleiding van de FN-wapenleveringen aan de ‘prille democratie’ Nepal bewijst bovendien de fundamentele zwakte van wetten op de wapenhandel. Ludo De Brabander legt de nieuwste tendensen bloot.

Voor het derde jaar op rij stijgen de militaire uitgaven in de wereld. Volgens het vermaarde Zweedse vredesonderzoeks-instituut SIPRI gaf de wereld vorig jaar maar liefst 839 miljard dollar uit aan bewapening. Dat betekent dat elk lid van de wereldbevolking 137 dollar bijdroeg aan het militaire apparaat of 2,6 procent van het Bruto Binnenlands Product (BBP). Dat is een aanzienlijke hap uit ‘s werelds economische rijkdom. Net zoals de rijkdom ongelijk is verdeeld, zo verschillen ook de militaire uitgaven sterk van land tot land. Vijf landen zijn goed voor de helft van de militaire uitgaven: op kop de Verenigde Staten (36 procent), gevolgd door Rusland (6 procent) en Frankrijk, Groot-Brittannië en Japan (telkens 5 procent). Hoewel de reële uitgaven per hoofd van de bevolking het hoogst zijn in de rijke landen is het vooral in Afrika en het Midden-Oosten dat defensie een grote brok wegneemt van de schaarse economische middelen. Landen als Angola (21,2 procent van het BBP) en Eritrea (22,9 procent van BBP) geven zelfs zodanig veel uit aan hun bewapening dat er nauwelijks nog iets overschiet voor onderwijs en gezondheidszorg.

Koude Oorlog
Tijdens de Koude Oorlog bevoor-raden de VS en de Sovjet-Unie gretig de ontwikkelingslanden die hun ideo-logische lijn volgden. Zo leverde de VS honderdduizenden lichte wapens aan anticommunistische rebellen in Afghanistan, Angola en Somalië. Op dit ogenblik circuleren er een half miljard lichte wapens op aarde en zij zorgen voor het grootste aantal burgerslachtoffers. Maar ook tijdens de Koude Oorlog moest meestal in harde valuta worden betaald. In 1989 berekende de Wereldbank dat de wapenimport begin de jaren tachtig verantwoordelijk was voor eenderde van de schulden-last van een belangrijk aantal -derdewereldlanden. De wapenhandel met de Derde Wereld zorgde er mee voor dat de wapen-industrie in het Noorden, die na de Koude Oorlog enkele moeilijke jaren kende, het hoofd boven water kon houden. De jaarlijkse rapporten van de Congressional Research Service, een officieel instituut in de VS dat onderzoek verricht naar de wereldwijde wapenhandel, toont dat de wapenhandel met de Derde Wereld de kassa’s van grote wapenbedrijven ook vandaag nog behoorlijk spekt. In de periode 1997-2000 waren ontwikkelingslanden wereldwijd goed voor tweederde van alle wapenhandelsakkoorden. In het jaar 2000 ging het over een totaalbedrag van 25,4 miljard dollar. Het zijn overigens de permanente leden van de VN-Veiligheidsraad - op China na - die ook de grote wapenleveranciers zijn. Van 1997 tot 2000 leverde die handel de VS alleen al 31,5 miljard dollar op.

Conflictpreventie met wapens?
Daarmee zitten we met een zeer eigenaardige situatie: dezelfde landen die de mond vol hebben over ‘conflictpreventie’ en die hun legers volop omvormen tot mobiele interventielegers voor opdrachten van ‘vredeshandhaving’ schrikken er niet voor terug wapens te leveren aan landen, zelfs al gaat het om regio’s in conflictsituatie. Een rapport van het World Policy Institute stelt dat de “VS wapens of militaire technologie heeft geleverd aan partijen van 39 van de 42 actieve conflicten wereldwijd”. In 18 van de 42 gevallen bleek de VS de belangrijkste bevoorrader, wat betekent dat Washington het niet al te nauw neemt met de door het Congres aanvaarde Internationale Gedragscode voor Wapenhandel. Volgens het World Policy Institute heeft de VS in 1999 voor 6,8 miljard dollar aan wapens uitgevoerd hoewel dat volgens die Gedragscode niet kon.
Maar ook de EU-landen nemen een loopje met hun eigen wetgevingen. Volgens het Verdrag van Rome (1957) is de handel in wapens een exclusieve bevoegdheid van de nationale regeringen. Er zijn immers te veel ‘nationale’ belangen mee gemoeid. Toch heeft ook de Europese Unie een eigen Gedragscode voor wapenhandel (1998). Die kwam er op initiatief van de Britse Labourregering, die evenwel nog altijd tot de vijf belangrijkste wapenhandelaars ter wereld behoort. Indonesië onder de militaire dictatuur van Soeharto kon bijvoorbeeld naar hartelust Britse wapens kopen, ook na goedkeuring van de EU-code. Frankrijk zag er geen graten in om zowel aan India (Mirage-vliegtuigen) als aan Pakistan (onderzeeërs) te leveren, hoewel beide landen op voet van oorlog leven over Kasjmir. De Europese gedragscode is evenwel niet bindend en parlementaire controle en rapportering zijn haast onbestaande.

Wapens wegen op ontwikkeling
Het spreekt voor zich dat de budget-ten voor het militaire apparaat de ‘duurzame ontwikkeling’ - het mode-begrip van de politieke klasse in de jaren negentig - sterk belemmeren. Het Ontwikkelingsprogramma van de Verenigde Naties (UNDP) rekende midden de jaren negentig uit dat de militaire uitgaven even hoog zijn als het gecombineerde inkomen van 49 procent van het armste deel van de wereldbevolking. Het schrijnende is dat met een fractie van de militaire bestedingen van derdewereldlanden wonderen zouden kunnen worden verricht. UNDP berekende dat 12 procent van die militaire uitgaven volstaat om elke wereldburger een minimale basisgezondheidszorg te garanderen - inclusief een vaccinatieprogramma voor alle kinderen, zware ondervoeding uit te schakelen en iedereen toegang te verlenen tot veilig drinkwater. Of nog: met slechts vier procent kan de helft van de analfabete volwassenen leren lezen en schrijven. Hoe komt het dan dat de wereld zoveel geld blijft steken in legers? Vanuit de politieke klasse zal menigeen al gauw antwoorden dat hoge militaire uitgaven noodzakelijk zijn om de diverse bedreigingen van onze veiligheid af te wenden. Maar als we de regio’s in kaart brengen waar gewelddadige conflicten heersen, wordt al snel duidelijk dat het vooral arme landen zijn die gebukt gaan onder oorlog en geweld. En dat is uiteraard geen toeval. Alle vredesonderzoeksinstituten en ontwikkelingsorganisaties wijzen resoluut op het oorzakelijk verband tussen oorlog en armoede. Met het wegwerken van die armoede zou meteen de veiligheid veel efficiënter verzekerd zijn.

Menselijke veiligheid
UNDP bijvoorbeeld wijdde in 1994 zijn jaarlijkse rapport volledig aan het thema ‘menselijke veiligheid’. In de inleiding schreven de auteurs: “Al veel te lang wordt veiligheid gelijk-gesteld met de bedreigingen van de landsgrenzen. Al veel te lang hebben naties beroep gedaan op wapens om hun veiligheid te verzekeren.” … “Beroepszekerheid, inkomens-, gezondheids-, milieuveiligheid en bescherming tegen misdaden, dat zijn de groeiende bekommernissen van menselijke veiligheid over heel de wereld.”
Maar blijkbaar is daar weinig oor naar. De kloof tussen arm en rijk wordt niet gedicht, integendeel. Hoewel het verband tussen schuldenlast en gewelddadige conflicten overduidelijk is, lijkt het een onmogelijke opgave de rijke schuldeisers te overtuigen die schuldenlast volledig kwijt te schelden. Maar er is meer. Voor de wapenindustrie was het einde van de Koude Oorlog zo al een ramp. Midden de jaren negentig bedroegen de wapenbestellingen in de geïndustrialiseerde wereld nog maar eenderde van 1989. Vooral in Rusland liet de crisis zich voelen. Het aantal ondernemingen in de militaire sector daalde van 1.800 naar 500. Hun totale civiele en militaire productie daalde met 82 procent. De wapenindustrie en haar politieke en militaire bondgenoten (het zogenaamde militair-industrieel complex) deden er dan ook alles aan om erger te vermijden. Verder ontwapenen zou hen immers definitief de das omdoen.

Wapenindustrie
Als gevolg van de crisis in de sector vonden er in de VS vanaf midden de jaren negentig grote fusies en herschikkingen plaats. Er ontstonden enkele gigantische militair-industriële ondernemingen: Boeing dat McDonnell-Douglas en Rockwell opslorpte, de fusie tussen Lockheed en Martin, en Raytheon dat Hughes Electronics overnam. De operatie was een succes. De drie ondernemingen zijn inmiddels goed voor een totale omzet van 103 miljard dollar, waarbij de wapenproductie met 45 miljard dollar allesbehalve een bescheiden plaats inneemt. Nu bewerken zij op een succesvolle manier de politieke wereld. In de periode 1997 tot 2000 spendeerden de drie ondernemingen 69 miljoen dollar aan steun voor partijen en kandidaten in de Amerikaanse verkiezingen. Het merendeel daarvan ging naar het Republikeinse kamp, dat al enkele jaren pleit voor een sterke stijging van het defensiebudget. Iets wat inmiddels met George W. Bush als president volop in uitvoering is.
In de Europese Unie kijkt de wapenindustrie likkebaardend naar de vette contracten van hun Amerikaanse collega’s met wie ze in een bikkelharde concurrentiestrijd verwikkeld zitten. Zeven bedrijven in de top-tien zijn van Amerikaanse origine, de overige drie zijn Europese. Bovendien is de Europese defensie-industrie allesbehalve een harmonieus geheel: elk land hanteert inzake nationale defensie eigen regels. De politieke wereld werkt nu samen met de defensie-industrie aan schaalvergroting en herstructurering om de concurrentie met de VS-bedrijven op onder meer de lucratieve Oost-Europese markt aan te kunnen. Daar en in de rijkere derdewereldregio’s wordt hard gelobbyd om zogenaamde ‘surpluswapens’ af te zetten. Het gaat om oudere en overtollige wapens die tegen lagere prijzen worden verkocht. Met de opbrengst kunnen de overheden dan nieuwe modellen kopen. Momenteel beheerst de VS deze markt, maar vechten de EU-landen hard voor een eigen aandeel. Zo dingen Amerikaanse en Europese bedrijven naar een lucratief Pools contract voor de verkoop van jachtvliegtuigen, waarmee om en bij de drie miljard dollar is gemoeid. Nieuwe en toekomstige NAVO-landen moeten hun wapenarsenaal immers vernieuwen om te voldoen aan de ‘NAVO-standaard’ en ze komen daarbij zwaar onder druk om hun defensiebudgetten fors te verhogen. Zodoende beschikken ze dan over voldoende geld om deze surpluswapens aan te kopen. Dikwijls gaat het om een verdubbeling van de budgetten hoewel er nu juist meer middelen nodig zijn voor sociale voorzieningen.

‘Schurkenstaten’
“Tijdens de Koude Oorlog waren we 45 jaar lang in een wapenwedloop verwikkeld met de Sovjet-Unie. Nu lijkt het alsof we een wapenwedloop voeren met onszelf”, schreef Eugene Caroll, de bekeerde admiraal op rust en onderdirecteur van het Centre for Defense Information (CDI) een jaar voor de aanslagen van 11 september in New York en Washington. Hij ergerde zich aan de sterk stijgende defensiebudgetten tijdens de tweede ambtstermijn van president Bill Clinton en de roep vanuit het Republikeinse kamp om dat nog meer te doen. De Franse hoogleraar en gezaghebbend politicoloog Gilbert Achkar titelde zijn laatste boek zelfs de ‘Nieuwe Koude Oorlog’.
De wapenlobby in Washington slaagde er in om het defensiebudget begin dit millennium opnieuw boven de 300 miljard dollar te tillen, een stijging van 40 miljard dollar ten opzichte van 1996. Dat zou een antwoord zijn op de dreiging die uitgaat van de zogenaamde ‘schurkenstaten’, een term waarmee Bush graag verwijst naar staten als Iran, Irak, Syrië, Libië, Soedan, Noord-Korea en Cuba die weigeren in de pas te lopen van het Amerikaans beleid. Maar, zo reageert het CDI, die landen geven maar een fractie uit van wat de VS aan wapens besteedt. Hun gezamenlijk defensiebudget bedraagt ‘slechts’ 14,4 miljard dollar.

11 september
Na de gebeurtenissen van 11 september 2001 was het hek helemaal van de dam. De bombardementen op Afghanistan gaven aanleiding tot de eerste grootschalige militaire bestellingen. Er kwamen extra budgetten voor de ‘verdediging van de VS tegen het terrorisme’. Hoewel in democratische hoek nog enige tegenstand te bespeuren viel tegen de defensieplannen van de regering-Bush, verstomde elke kritiek na 11 september. Bush junior liet er geen twijfel over bestaan dat hij een ware vertegenwoordiger is van het Amerikaanse militair-industrieel complex. Zijn regering geeft waanzinnige bedragen uit aan de uitbouw van het controversiële rakettenschild, waar voortaan tussen de 7 en de 8 miljard dollar tegenaan wordt gegooid.
En er lijkt geen einde te komen aan de militaire ambities van de Amerikaanse regering. Voor volgend jaar vraagt zij zo maar eventjes 396 miljard dollar voor Defensie en het ziet ernaar uit dat het gevraagde zonder morren zal worden op tafel gelegd. Het VS-defensiebudget zal dan bijna de helft bedragen van alle militaire uitgaven in de wereld of het dubbele van dat van de bondgenoten in de NAVO. De EU poogt een in-haalbeweging te maken. Belgisch premier Guy Verhofstadt schreef deze zomer nog een brief aan enkele Europese collega’s. Hij wil zowel het gemeenschappelijke defensiebeleid als de defensie-industrie herschikken en efficiënter maken zodat de EU een ‘waardige’ militaire tegenhanger wordt van de VS.

Wereldwijde herbewapening
11 september en de oorlog tegen Afghanistan hebben er ook in de rest van de wereld voor gezorgd dat de deuren voor de wapenindustrie weer opengaan. Frank Slijper, onderzoeker bij de Nederlandse ‘Campagne tegen Wapenhandel’: “Voor mensen die menen dat veiligheid niet met wapens, maar veeleer met goed onderwijs en andere sociale basisvoorzieningen wordt gekocht, breken sombere tijden aan. Zo verdwijnen in de wapenhandel barriëres die ooit waren bedoeld als rem op de verkoop aan dictators en oorlogszuchtige regimes. Elf dagen na de aanslagen werden Amerika’s militaire sancties tegen India en Pakistan opgeheven als wisselgeld voor hun beider steun aan de antiterrorismecoalitie. De levering van de nieuwste versie F-16’s aan Oman, dat gastheer is van een omvangrijke troepenmacht, werd eind september vorig jaar versneld goedgekeurd. In het kader van de strijd tegen het terrorisme ziet de Filipijnse regering de Amerikaanse militaire hulp van 1,9 miljoen naar 19 miljoen dollar stijgen.”

Uit het jaarverslag van de federale regering aan het parlement blijkt dat België geen onbelangrijke speler is op de internationale wapenmarkt. De belangrijkste klanten bevinden zich in het Midden-Oosten. Die conflictregio is met 111,7 miljoen euro goed voor bijna de helft van alle wapenuitvoer (235 miljoen euro). Het leeuwendeel is voor rekening van Saudi-Arabië (101 miljoen euro). Ook Israël kreeg wapens: het reële verkoopcijfer bedroeg ‘slechts’ 118.000 euro, maar het bedrag van goedgekeurde uitvoervergunningen lag veel hoger: 3,7 miljoen euro. Begin dit jaar beweerde het ministerie van Buitenlandse Zaken nog dat er sinds het uitbreken van de Palestijnse opstand geen wapens meer naar Israël meer zouden gaan.
Andere opvallende cijfers zijn: Turkije (conflict met de Koerden en slechte mensenrechtenreputatie): 496.000 euro; Mexico (Chiapas-conflict en mensenrechten): 1,667 miljoen euro; India (conflict met Pakistan om Kasjmir en kernwapenmacht): 4,064 miljoen euro en Taiwan (latent dreigend conflict met China): 3,184 miljoen euro.
Zoals elk jaar klaagt de vredesbeweging over het gebrek aan transparantie en controlemogelijkheden omdat daarvoor essentiële gegevens ontbreken. Onder het mom van het ‘statistische geheim’ worden bijvoorbeeld geen gegevens verstrekt over welke wapens er precies worden geleverd.