De onzichtbare grenzen van Tibet

Blog

De onzichtbare grenzen van Tibet

Al liftend verlaat blogger Lara Dumortier Derge. Onderweg ontmoet ze monniken, pelgrims en chauffeurs die hun geloof, hoop en beperkingen delen. Tussen gebedsvlaggen en kloosters ontdekt ze niet enkel de schoonheid van Tibet, maar ook de harde realiteit van censuur, repressie en een cultuur die vecht om te overleven.

Ik verlaat Derge al liftend. Het lijkt me de beste manier om in contact te komen met locals. Nog geen kwartier later stopt er een auto en ik heb geluk: ik kan de komende uren meeliften met een Tibetaanse monnik die een bevriende monnik van het vliegveld gaat ophalen.

Tijdens ons ritje rijden we door prachtige berglandschappen vol Tibetaanse kloosters en gebedsvlaggetjes. Hij toont me de mooiste exemplaren en stopt even bij een meer waar we samen een foto nemen. We zien ook veel pelgrims. Ze zijn op bedevaart naar Lhasa, de hoofdstad van Tibet. Sommigen te voet, anderen met de fiets. Enkelen houden bij elke stap hun handen boven hun hoofd, voor hun mond, en bij hun hart, om zich dan bij de vierde stap languit op de grond te werpen. En dat honderden kilometers lang.

De monnik en ik hebben duidelijk een wederzijdse bewondering voor elkaars levensstijl. Dat schept een band en het is makkelijk om de uren vol te praten met behulp van de vertaalfunctie in WeChat. We passeren een klooster met een hoge toren, zeer atypisch voor de Tibetaanse bouwstijl. Het viel me in de heenweg ook al op, maar nu kan ik er naar vragen. ‘Er stond een groot beeld in dat ik jaren geleden eens bezocht’, antwoordt de Monnik. ‘Maar nu is het afgesloten. Ik vraag me af waarom.’ ‘Zouden ze het kapotgemaakt hebben?’, vraag ik. Hij kijkt bevestigend naar me en maakt met zijn handen duidelijk dat we elkaar begrijpen. Dan zegt hij via WeChat: ‘China is een heel fijn land’. Ik weet genoeg.

Waar je wel en niet mag zijn

Drie uur nadat ik ben ingestapt, laad ik mijn rugzak weer uit de auto. De monnik komt naar me toe met een witte khata in zijn hand. De sjaal is op een speciale manier geknoopt, en hij legt hem zonder een woord te zeggen om mijn nek. In de Tibetaanse traditie is dat een teken van respect en spirituele zuiverheid. Ik ril er een beetje van, zo mooi is dit moment.

‘Je bent altijd welkom’, zegt hij als afscheid. En ik voel dat hij het meent. Ik zou zo weer naast hem in de auto stappen en mee rijden richting zijn tempel. Maar ik mag Tibet niet in. Niet zonder een officiële toelating van de Chinese overheid. Niet zonder gids. En die heb ik niet. En dus kan ik maar gaan tot waar deze monnik me heeft opgepikt. Derge, de absolute rand van Tibet, dichter zal ik er voorlopig niet bij komen.

Verwonderd en verward sta ik met de witte sjaal rond mijn nek langs de weg en zwaai de auto uit. Het duurt niet lang of ik krijg een nieuwe lift. Mijn chauffeur prevelt gebeden terwijl hij richting Ganzi rijdt. Rond de top van zijn wijsvinger draagt hij een plastieken ring. Het heeft iets weg van een digitale horloge. Op het schermpje zie ik het getal '148'. Na elk gebed klikt mijn chauffeur met zijn duim op de zijkant van de ring: 149, 150…

Na zijn gebeden vraagt hij me of ik in Yarchen Gar ben geweest. Hij wil me er anders heen brengen. ‘Dat mag ik niet’, moet ik hem zeggen. Op die beperking botste ik twee weken voordien al, toen enkele Chinese toeristen in een theehuis in Litang me aanraadden om het te bezoeken. Ze toonden foto's van de honderden rode huisjes bij elkaar op de flank van een berg. Jarenlang was het een van de weinige open boeddhistische centra, vooral bewoond door nonnen die uit andere regio’s waren uitgeweken na de harde ingrepen in Larung Gar.

Larung Gar was ooit het grootste boeddhistische studiecentrum ter wereld. Tienduizenden monniken en nonnen leefden er, tot afbraakcampagnes het centrum halveerden. De plek staat nu onder rechtstreeks toezicht van de Communistische Partij. In december 2024 verschenen er honderden Chinese militairen, samen met helikoptertoezicht. Sinds 2025 gelden nieuwe regels: bewoners moeten geregistreerd zijn, mogen er maximaal 15 jaar blijven, en het aantal religieuzen wordt verder afgebouwd. Buitenlanders zijn er al jaren niet meer welkom.

Dus trokken heel wat nonnen naar Yarchen Gar, dat slechts 350 kilometer verder ligt. Officieel wonen er zo’n 10.000 mensen, maar lokale bronnen spreken van meer dan 20.000. Sinds enkele jaren wordt ook Yarchen Gar systematisch aangevallen door de overheid. Bewoners worden gevraagd om hun eigen huis af te breken. Wanneer dat niet gebeurd, worden bulldozers ingezet om de huizen, zonder respect voor persoonlijke bezittingen, neer te halen.

In 2018 en 2019 verdween de helft van het complex. Waar ooit een zee van rode hutjes stond, liggen nu kale vlaktes of toeristische bouwwerven. Er kwamen hotels en een paar Chinagezinde nonnen bleven om foto's te maken met binnenlandse toeristen. Wat ooit een spirituele plek was, werd herleid tot een gecontroleerde, gepolijste façade van Tibetaans leven, een soort Tibetland.

Ook meisjes uit de Tibetaanse Autonome Regio (TAR) die non willen worden, komen naar Yarchen Gar omdat er elders geen plek meer is. Maar volgens de Chinese overheid omzeilen ze daarmee regels die het aantal religieuzen beperken. Velen worden daarom teruggestuurd. Niet naar huis, maar naar heropvoedingskampen, waar ze hun spirituele identiteit verliezen en verplicht worden om China te prijzen en de Dalai Lama te veroordelen.

De repressie gaat verder. Onderzoek van de Taiwan Times wijst op gruwelijke mensenrechtenschendingen: mishandeling, uithongering, verkrachting met elektrische veestokken. Enkelingen overleefden de praktijken, alleen door stiekem varkensvoer te eten. Wat zich in Xinjiang afspeelt met de Oeigoeren, lijkt ook hier realiteit. Kritische buitenlandse toeristen zijn hier niet welkom.

Wat je wel en niet mag zeggen

Reizen door Tibetaans gebied in China wil zeggen: zoeken waar je wel mag komen en opletten met wat je aan wie zegt. De volgende dag vind ik twee sympathieke mannen die me van Ganzi tot de splitsing richting Danba willen brengen. Samen met hen eet ik over de middag mijn eerste yakstoofpotje en gedroogd yakvlees.

Ook met hen heb ik interessante gesprekken via de automatische vertaler die de co-piloot in zijn gsm heeft zitten. Hij vertelt met dat hij elf broers en zussen heeft en dat er vijf van hun twaalf monnik of non zijn geworden. Dat is een grote eer. Een van zijn broers is gevlucht naar India en is daar 20 jaar aan het studeren om professor te worden in het Boeddhisme.

Hij vraagt me of het gemakkelijk is om een paspoort te krijgen in België. ‘Je moet het gewoon aanvragen en betalen’, leg ik uit. Hij kijkt me met grote ogen aan: ‘Voor ons is het praktisch onmogelijk om een paspoort te krijgen.’ ‘Is dat omdat je Tibetaan bent?", vraag ik hem. Voor de tweede keer deze reis krijg ik op een gsm een antwoord te zien dat geen antwoord is en toch boekdelen spreekt: ‘China is een goed land met mooie waarden. Ik ben blij dat ik in China kan wonen.’

Ik werd deze reis vaker verrast door de censuur van China die nog zwaarder weegt op Tibetanen dan op andere delen van de bevolking. Wanneer ik in Litang een boekenwinkeltje bezoek en een rondleiding door het huis krijg van de eigenaar, merk ik de portretten op die net onder het plafond hangen. Het zijn vooral belangrijke Chinese figuren.

‘Geen foto van de Dalai Lama?’, vraagt Daniel, mijn Australische reisgezel op dat moment. Hij beseft meteen zijn fout: ‘Oh nee, dat mag niet’. In dit diep religieuze land, waar alles nog doordrenkt is van religie, mag je niet over de Dalai Lama praten. Je mag geen afbeeldingen van hem hebben en geen boeken van hem lezen. Het dagboek van Anne Frank vind ik er wel.

Wat je wel en niet kan weten

De Tibetaanse cultuur is een totaalervaring. Ik hoorde ze in het prevelen van gebeden en klingelende belletjes in de wind. Ik proefde ze in het yakvlees of in de, naar mijn smaak ondrinkbare, yakboterthee. Ik rook ze in de honderden gloeiende roze wierookstokjes buiten de tempels en in de frisse berglucht. En ik zag ze natuurlijk in de kleurrijke schilderingen op beelden en tempels.

En dan is er nog datgene dat je nooit helemaal kan vastgrijpen: de ervaring van de Tibetanen zelf. Hoe het moet zijn om hier te leven. Hoe het is om gevangen te zitten in het land dat je liefhebt, maar dat systematisch wordt afgebroken door de overheerser. 

Tijdens mijn onderzoek naar die overheersing botste ik op een onthutsend cijfer: 158. Dat is het aantal Tibetanen dat volgens ‘the International Campaign for Tibet’ zichzelf in brand heeft gestoken uit protest tegen de Chinese overheersing. De website van de campagne geeft een overzicht van al deze wanhoopsdaden. Het gaat om monniken, leerkrachten, moeders, vaders… en kinderen. De jongste was slechts 15 jaar oud. 158 sinds 2011, dat is een gemiddelde van één iemand per maand. 

Hoewel de Dalai Lama oproept om te onderzoeken waar dit gedrag vandaan komt, vindt de Communistische Partij dat deze politieke zelfmoorden oproepen tot geweld en dus cremeert ze de overblijfselen van de lichamen zelf, zodat familie geen traditionele luchtbegrafenisceremonie kan houden.

Een begroeting in Brussel-Zuid

Enkele maanden later zit ik op een bankje in Brussel-Zuid. Ik ben pas terug van mijn reis door China, nog moe van de jetlag. ‘Tashi delek’, (hallo) hoor ik plots en ik zie twee mannen met Tibetaanse gezichtstrekken elkaar begroeten. Ik schiet wakker en bevind me onmiddellijk terug in de bergen, tussen de gebedsvlaggetjes, wierook en zingende monniken.

In de laatste twee maanden bleef ik in regelmatig contact met de monnik die me die khata gaf en ik stuur hem direct een berichtje via WeChat: ‘Ik heb Tibetanen gehoord in België!’ Hij antwoordt snel: ‘Er zijn veel Tibetanen in België.’ Een moment ben ik verbaasd en vereerd dat er Tibetanen naar België willen komen, maar enkele seconden later besef ik het: er zijn duizenden Tibetanen die zich over de hele wereld verspreiden. Ze hebben niet gekozen om hier te zijn. Ze zijn gevlucht.

Word proMO*

Vind je MO* waardevol? Word dan proMO* voor slechts 4,60 euro per maand en help ons dit journalistieke project mogelijk maken, zonder betaalmuur, voor iedereen. Als proMO* ontvang je het magazine in je brievenbus én geniet je van tal van andere voordelen.

Je helpt ons groeien en zorgt ervoor dat we al onze verhalen gratis kunnen verspreiden. Je ontvangt vier keer per jaar MO*magazine én extra edities.

Je bent gratis welkom op onze evenementen en maakt kans op gratis tickets voor concerten, films, festivals en tentoonstellingen.

Je kan in dialoog gaan met onze journalisten via een aparte Facebookgroep.

Je ontvangt elke maand een exclusieve proMO*nieuwsbrief

Je volgt de auteurs en onderwerpen die jou interesseren en kan de beste artikels voor later bewaren.

Per maand

€4,60

Betaal maandelijks via domiciliëring.

Meest gekozen

Per jaar

€60

Betaal jaarlijks via domiciliëring.

Voor één jaar

€65

Betaal voor één jaar.

Ben je al proMO*

Log dan hier in