De persreis gaat van start

Jonas Van Reusel en Ann Baccaert

09 april 2008
Blog

De persreis gaat van start

Het team dat de situatie van de Guarani-Kaiowa ter plaatse gaat bekijken is voltallig. Een eerste kennismaking gebeurt in een snel opwarmende zaal in Campo Grande, de hoofdstad van Mato Grosso do Sul.

Hoe gaan we het bezoek aan de Indianengemeenschappen, hulporganisaties en overheidsinstanties aanpakken? Bij onze persreis hebben zich nog vier mensen extra vervoegd, om een rapport te maken over de sociale impact van biobrandstoffen. We zijn met velen en vertegenwoordigen Brazilië, België, Frankrijk, Nederland, Argentinië, Colombia, Duitsland en Zwitserland. Iedereen stelt zich voor en wordt onderverdeeld in subgroepen om efficiënter informatie te kunnen verzamelen. Ons drukke programma kan van start gaan.

Verschillende organisaties die werken rond de situatie van de Guarani zijn erg gemotiveerd en offeren zonder aarzelen hun zondag op om ons te woord te staan. Van professor Antônio Brand (Katholieke Universiteit Dom Bosco van Campo Grande) krijgen we een inleiding in de culturele geschiedenis van de Guarani en een overzicht van hun strijd, om hun land.

Egon Heck van het CIMI (Conselho Indigenista Missionario) legt uit hoe zijn organisatie de Guarani in die strijd begeleidt. Zelfs bij het Openbaar Ministerie van Arbeid worden we ontvangen. Twee procureurs lichten de situatie van suikerrietarbeiders toe. Er werken immers veel Guarani Indianen in de suikerrietkap.

Stilaan krijgen we een beeld van de Guarani-Indianen: een trots volk dat verspreid leeft in vijf landen. De subgroep Kaiowá vormt een meerderheid in de Braziliaanse staat Mato Grosso do Sul. De Guarani hebben lang weerstand kunnen bieden tegen de kolonisatie, dankzij de geïsoleerdheid van hun grondgebied. Pas tegen het einde van de 19de eeuw worden ze stilaan geïntegreerd in de maatschappij, door hun werk op de “erva mate” plantages (een plant waar opwekkende thee van gemaakt wordt).

De idee om een eigen levensruimte voor de inheemsen te voorzien wint terrein. Acht gebieden met een totale oppervlakte van 18.000 hectaren worden afgebakend, de meeste in de nabijheid van steden (om hun “beschavingsproces” sneller te doen verlopen?). Deze gebieden beginnen zich stilaan te bevolken. Als de sojaplantages oprukken in de jaren zeventig, worden de oorspronkelijke dorpen, aldeias, onleefbaar. Ironisch genoeg worden de Guarani ingeschakeld om gronden te ontbossen in functie van de sojateelt.

Wanneer de sojateelt in de jaren 80 en 90 gemechaniseerd wordt, verliezen de meeste Indianen hun werk. Pas als er zich suikerrietfabrieken in de regio komen vestigen kunnen ze weer aan de slag, als seizoenarbeider.

De Indianen worden meer en meer afhankelijk van een loon, omdat de afgebakende gebieden te klein zijn voor de groeiende bevolking en er niet genoeg voedsel kan geproduceerd worden.
Ook krijgen de gebieden te kampen met bodemuitputting en watervervuiling, door de uitbreiding van soja en de overbevolking. Een ramp voor de eigen landbouw, jacht en visvangst. En dat terwijl de Guarani altijd belangrijke voedselproducenten zijn geweest. Door de opsluiting in veel te kleine lappen grond en de toenemende afhankelijkheid van precaire loonarbeid ver van huis, raakt ook het traditionele familieleven in verval.

Toch kunnen de Guarani hun traditie van weerstand levend houden. De overheid heeft intussen 22.000 hectare extra grond aan hen toegewezen. Maar die is onrechtmatig ingepalmd door buitenstaanders. Bovendien blijft zelfs dit land ruim onvoldoende.

Als de landhervormingcriteria op de Indianen zouden worden toegepast, zouden ze 200.000 hectaren nodig hebben om aan levensvatbare zelfvoorziening en landbouw te doen. Daarom blijven vele Guarani hun oorspronkelijke leefgebied terug opeisen. In een tijd waarin soja en suikerriet aan een nieuwe opmars bezig zijn om biobrandstoffen te produceren, brengt dit spanningen met zich mee, die we natuurlijk tot in detail zullen uitpluizen.