De sprong
Het waren ontroerend historische dagen bij het begin van de zomer. Eenenveertig jaar onafhankelijkheid en een kleine eeuw kolonisatie werden met vriendelijke gebaren en een aandoenlijke fanfare naar de voltooid verleden tijd verwezen. De futur zou weer simple worden en uit broederlijkheid, gelijkheid en een beetje vrijheid bestaan. Het vendel Belgische ministers dat op tocht was in Congo zwaaide met het banier van de Grote Droom: de wereld zou opnieuw uitgevonden worden, los van koloniale erfenissen en scheefgegroeide relaties.
Hoe makkelijk het is om uit het dwangbuis van het verleden te stappen, zal deze maand mogen blijken. Niet onze broeders in Kinshasa moeten bewijzen dat alles nieuw kan worden en in Brussel is de regering te veel bezig met Europa om aan goede werken te doen. De schijnwerper mag dit najaar eens op onze eigen, niet-gouvernementele organisaties gericht worden.
De derdewereldbeweging heeft eind september verzamelen geblazen aan de Belgische kust (of is dat, na Lambermont, nu definitief de Vlaamse kust?) om werk te maken van een ingrijpende vernieuwing. De organisaties die ontstonden in het zog van de onafhankelijkheidsstrijd van de kolonies willen morgen, in de wereld van globalisering en culturele diversiteit, een stempel drukken op de politieke besluitvorming en zelfs op de economische keuzes. Om dat te kunnen doen, zal er méér nodig zijn dan wat cosmetica en een goed reclamebureau. De derderwereldorganisaties mobiliseren in Vlaanderen nog steeds veel goede wil en vrijwilligheid. Ze zijn vindplaatsen van internationale betrokkenheid en solidariteit met verdrukten en gemarginaliseerden. De ngo’s zijn, met andere woorden, organisaties met een enorm belangrijk potentieel voor de toekomst. Indien ze zich met de juiste vragen bezighouden, zijn ze meer nodig dan ooit.
Toch bevindt de derdewereldbeweging zich momenteel in de marge van het maatschappelijke debat en dat heeft alles te maken met haar neo-koloniale wortels. De acties van de ngo’s zijn nog teveel geconcentreerd rond het collecteren van geld, de internationale solidariteit wordt nog te veel bepaald of beperkt door de overdracht van dat geld van Noord naar Zuid. Wij zijn rijk en zij zijn arm, met dat soort redeneringen bouw je geen gelijkwaardig partnerschap op. De huidige derdewereldorganisaties zijn bovendien ontstaan in een Vlaanderen dat het woord ontzuiling nog niet uitgevonden had. De waarheid was veertig jaar geleden nog stevig opgedeeld in levensbeschouwelijke stammen en de subsidiërende overheid heeft de balkanisering van de internationale solidariteit altijd eerder versterkt dan ontmoedigd. Subsidiëer en heers, de Romeinen hadden het zo goed niet kunnen bedenken. Intussen is een nieuw millennium begonnen en je vindt geen dertiger meer die begrijpt hoe die goede oude tijd in elkaar zat. Hoe goed de verschillende organisaties ook hun best doen om uit te leggen dat ze elk een eigen identiteit hebben, de geïnteresseerde leek ziet vooral een minuscuul landje dat zijn krachten verdeelt over taalgemeenschappen en binnen die gemeenschappen nog eens een onvoorstelbare versplintering cultiveert. Dat betekent: tachtig nederlandstalige directeurs en raden van beheer, een veelvoud aan projectencommissies, projectverantwoordelijken, communicatieverantwoordelijken, financiële collectes, politieke acties, uitgaven, posters, naambekendheden, samenwerkingsverbanden, vrijwilligerswerkingen … en problemen met publieksbereik, verjonging en maatschappelijk impact.
We weten nu al dat het water diep zal zijn aan de Noordzee. Zwaar beladen met verleden, is het moeilijk om de sprong te wagen. Maar gedreven door de toekomst moet dat lukken. Wie aan de kant blijft staan, verdwijnt.