“‘Drie maanden stof in Burkina Faso’
Drie maanden van ontmoetingen met een hoop helden. Mijn hart warmt op bij het zien van zoveel solidariteit onder een bevolking die voor minstens tachtig procent uit landbouwers bestaat in een land waar de omstandigheden hiervoor alles behalve ideaal zijn.
Een kleine drie maand geleden landde mijn vliegtuig op de in het midden van de stad gelegen landingsbaan van de luchthaven van Ouagadougou, Burkina Faso.
Op een moment dat we in België nog volop namiddag noemen, word ik begroet met ‘bonsoir’. Ik geniet volop van de droge 33 graden die mij overspoelen bij het voet aan wal zetten. Eerste voet in Burkina Faso, eerste voet op Afrikaanse bodem zelfs (ik tel mijn tienjarige voet in Zuid-Afrika niet mee). En die voet heeft er enorm veel zin in.
Een steeds langere periode van droogte, een kort en onvoorspelbaar regenseizoen, oprukkende goudmijnbedrijven en een schijn-democratisch bestel zijn maar enkele van de elementen waar de Burkinezen gedreven tegen strijden. Het is een strijd die zich afspeelt op verschillende niveaus en die ik het komende jaar van zo dichtbij mogelijk zal proberen volgen, daarbij geholpen door de stuk voor stuk interessante partnerorganisaties van Broederlijk Delen.
Solidariteit in de kiem gesmoord
Zo nam Ousseini van Inades Formation Burkina Faso me mee op sleeptouw in de omgeving van Dédougou, een stad ten westen van Ouagadougou. Hij stelde me onder andere voor aan Dakio Lomboza Benaza en zijn comité de gestion du Fonds Dev Sokuy. Chinees? Dat was het voor mij ook, tot meneer Lomboza uit Sokuy me glashelder uitlegde wat zo’n ontwikkelingsfonds juist inhoudt en hoe het functioneert. Het is een systeem opgezet dóór dorpsbewoners vóór dorpsbewoners. Geen commerciële bank, maar een solidaire structuur waar mensen het geld dat ze op het veld of op de markt verdienden voor korte of lange termijn kwijt kunnen en waar aangepaste kredieten verleend worden aan zij die iets nieuws willen ondernemen.
Van concurrentie en asociale markttendensen bepaald op internationaal niveau is hier geen sprake.
Een geheel transparante structuur die beheerd wordt door vrijwilligers uit de gemeenschap. Solidariteit en sociale controle vormen de basis van dit systeem dat aangepast is aan de context van de rurale bevolking. Van concurrentie en asociale markttendensen die bepaald worden op internationaal niveau en gedwee gevolgd worden door het heersende regime, is geen sprake. Winst is geen doel op zich, ‘professionele accountants’ komen er niet aan te pas.
Jammer genoeg merk je veel te vaak dat de solidaire bevolking onderworpen wordt aan maatregelen die niks letterlijk verbieden, maar wel op subtiele wijze de doodsteek betekenen voor initiatieven als deze. Ousseini wist me na ons bezoek aan Sokuy te vertellen dat een recent goedgekeurde wet deze solidariteit grondig zal ondermijnen. Vanaf het ingaan van deze wet zal in het bestuur van een Fonds Dev minstens één gediplomeerde (en dus dik betaalde, vaak van elders komende) werkkracht moeten zetelen. Een maatregel die raakt aan de fundamenten van dit solidaire systeem (de tot nu transparant beheerde boekhouding zou in handen vallen van slechts één ‘specialist’) en er uiteindelijk ook voor zou kunnen zorgen dat het geheel ten onder gaat.
Een systeem opgezet dóór dorpsbewoners vóór dorpsbewoners.
© Lore Raport
De ggo-reus aan het wankelen?
Minstens even interessant waren de autoritten heen en terug. Ousseini vertelde uitgebreid en bij momenten bijna tot tranen toe gepassioneerd over de wurggreep van Monsanto en hoe die de laatste tijd aan kracht moet inboeten.
De ggo-reus houdt al sinds 2009 de Burkinese katoenboeren in zijn greep. Traditionele Burkinese katoenzaden van internationaal gekende, uitzonderlijke kwaliteit werden stilaan van de markt geveegd en vervangen door de genetisch gewijzigde variant (Bt-katoen). Een variant die, zo beweerde Monsanto, ‘identiek zou zijn aan het origineel’ en bovendien ‘zélf een insecticide zou produceren’.
Ousseini: ‘Monsanto n’a que fait des “-cides”. Ils n’ont jamais inventé des produits pour faire vivre, seulement à tuer.’
In de testfase leek Monsanto gelijk te hebben: de productie verhoogde aanzienlijk en de kwaliteit van het geproduceerde katoen leek ongewijzigd. Sinds de daaropvolgende commercialisering van Bt-katoen in 2009 werden Burkinese katoenboeren als het ware afhankelijk van deze genetisch gemodificeerde zaden (die een veelvoud kosten van de zaden die ze voorheen kochten). De Burkinese katoenhandel is namelijk in handen van slechts een paar actoren en de overheid. Zij koppelen de opkoop van de productie aan bevoorrading van zaden en meststoffen, wat impliceert dat een boer die zijn katoen wil verkopen, verplicht wordt zaden en meststoffen van Monsanto te gebruiken.
Al snel wordt echter vastgesteld dat de kwaliteit van het genetisch gemodificeerde katoen helemaal niet identiek is aan zijn ‘origineel’. Het voordien zo gegeerde Burkinese katoen, met haar lange en sterke vezels, werd gedegradeerd tot een ordinaire katoensoort met korte vezels. Deze verkoopt de laatste jaren zelfs minder goed dan de intussen kwaliteitsvollere variant uit Mali. Een evolutie die het tij lijkt te doen keren.
‘Het feit dat het gaat om een product dat op internationaal niveau verhandeld wordt en deze ontdekking ook op dat niveau wordt erkend, maakt het voor Monsanto moeilijker om te vervallen in valse excuses en manipulatie van informatie om het debat stil te leggen. De internationale markt is moeilijker in te pakken dan de Burkinese boeren’, weet Ousseini me te zeggen. Burkinese katoenbedrijven hebben een programma opgesteld om tegen 2018 officieel ggo-katoen te bannen. (Om welke reden precies? Zal dit ook wel degelijk gebeuren? Wordt zeker en vast vervolgd.)
Met een beetje goede wil zou dit een belangrijke eerste stap kunnen zijn in het verder ontmantelen van de verstikkende ggo-politiek. De geloofwaardigheid is bij deze nog maar eens gefnuikt. Misschien wist Monsanto niet dat de gemanipuleerde katoenzaden kortere vezels genereren. Misschien hebben ze wetens en willens deze informatie achtergehouden. Wat het ook zij, één ding is zeker: het vertrouwen is gekraakt en de strijd tegen deze reus is een dik argument rijker.
Het voordien zo gegeerde Burkinese katoen, met haar lange en sterke vezels, werd gedegradeerd tot een ordinaire katoensoort.
Vooral wanneer we dat wantrouwen doortrekken naar andere ggo-producten waarmee volop geëxperimenteerd wordt en die bovendien geconsumeerd worden, zoals de zeer veel geconsumeerde zwartoogboon (niébé). We lijken er niet op te kunnen rekenen dat Monsanto ons voldoende juiste informatie kan of wil verschaffen om te weten of de natuur van deze organismen niet verandert en of er bijgevolg geen gevaar is voor de gezondheid.
Aan goede wil trouwens geen gebrek in Burkina Faso. De volksopstand van 2014 (inclusief anti-Monsantobetoging!) en de gefaalde staatsgreep één jaar later, zitten nog goed in de kleren van de Burkinezen, die niet snel de schouders laten zakken.
Tot zover twee stofdeeltjes uit de berg stof tot nadenken die ik de voorbije weken bijeen veegde. Een berg die de komende maanden ongetwijfeld nog zal groeien. Er wachten mij nog 8-maart-vieringen, hopen thé-débats, bezoeken aan artisanale en industriële mijnsites, manifestaties allerhande en zo veel meer.