Een tweede kans voor de schepping

Een tweede kans voor de schepping

Janine Meijer

01 maart 2001

'Merken zijn de kerken van de 21ste eeuw', schrijft een Nederlandse marketinggoeroe zelfingenomen. 'De oude geloofssystemen hebben afgedaan en dus zoeken mensen zin en betekenis in supermerken.' Maar als de theologie van morgen bepaald wordt door reclamemensen, dan staan de nieuwe basisgemeenschappen met hun aangepaste bevrijdingstheologie klaar om verzet te bieden. Wereldwijd Magazine ging een kijkje nemen in La Poudrière, een woongroep in Brussel waar mensen onopvallend gestalte geven aan het verzet tegen de consumptiedogma's. Alles krijgt hier een tweede kans. De gebouwen, de kleding en ook de mensen.

‘Er zat geen likje verf meer op, de zitting hing helemaal los en het ding wiebelde langs alle kanten’, vertelt Christian terwijl hij naar een pianokrukje wijst dat boven op zijn werktafel staat. ‘Ik heb twee dagen aan het ding geschuurd en het helemaal opnieuw in de verf gezet. Nu moet ik alleen nog de zitting met fijne spijkertjes vastnagelen.’ Even verderop glimt een prachtige houten tafel in het winterzonnetje en wacht een bed geduldig op een nieuwe eigenaar. Dit zou een trendy meubelzaak in de Brusselse Hoogstraat kunnen zijn, waar veel geld wordt betaald voor oude meubels. Maar Christian werkt in de tweedehands winkel van La Poudrière in hartje Brussel. Hier worden spullen niet beoordeeld volgens de grillige maatstaf van de mode. Ook wat slechts een opknapbeurt nodig heeft of om onverklaarbare redenen niet meer in de smaak valt, krijgt dankzij het vakmanschap van Christian de kans aan een tweede leven te beginnen.

De verkoop van tweedehandskleding en -meubilair één van de belangrijkste inkomstenbronnen van de woongroep. La Poudrière ontstond in 1958 toen twee oblaten, pater Léon en pater Aimé, zich vestigden bij de Ninoofse poort aan de rand van Brussel. De wijk werd ook wel le coin du diable genoemd en ook vandaag is die naam niet onverdiend. Vervallen huizen zuchten zwaar onder schreeuwerige reclamepanelen. Gesloopte auto’s roesten zichtbaar weg in de straat. Ergens moet een wit laken bij gebrek aan een ruit de vlijmscherpe winterkoude tegenhouden. Een oud vrouwtje probeert tevergeefs een plastic zak met afval in een overvolle vuilnisbak te proppen. Veertig jaar geleden was het gevecht om te overleven nog rauwer en meedogenlozer. Al gauw deelden de paters hun brood met de hongerigen, hun huisje met de daklozen en leenden ze hun kar uit aan hen die door oplopende schulden plots moesten verhuizen. Een gemeenschap groeide, een utopie ontstond.

IEDEREEN IS WELKOM

‘Geproduceerd wordt er genoeg’, zegt de zeventigjarige Emile. ‘Er is nergens gebrek aan in deze wereld. Alleen is het niet eerlijk verdeeld.’ Emile zit aan een lange, massief eikenhouten tafel in de huiskamer van La Poudrière. Veertig soepkommen staan er klaar. Dertig voor de bewoners van La Poudrière en tien voor onverwachte gasten. ‘Door alles te delen, kom je er achter dat niemand uit de boot hoeft te vallen. Van twintigduizend frank kan je tegenwoordig niet meer leven. Je moet huur, gas, water en licht betalen, kleren kopen en boodschappen doen. Maar honderd keer twintigduizend frank is twee miljoen. En dan wordt er plots veel meer mogelijk.’ Emile kwam in 1964 voor het eerst in aanraking met La Poudrière. Hij had een zware tijd achter de rug, was pas gescheiden en miste de geborgenheid van een gezin. ‘Ik werkte dag en nacht om de alimentatie voor mijn drie kinderen te betalen. Er was geen tijd of geld om aan een nieuwe relatie te beginnen. In La Poudrière werd ik vanaf de eerste dag warm onthaald. Voor het eerst sinds jaren voelde ik me weer ergens bij horen.’

Buiten sjouwt Dang Sanh met een kruiwagen heen en weer. Dang Sanh lacht nooit, spreekt zelden en doet alles op de automatische piloot. Ooit was hij een hoge officier in het Vietnamese leger. Maar vijf jaar in een concentratiekamp hebben hem mentaal gebroken. Via het Hoog Commissariaat voor Vluchtelingen belandde hij in België. Binnen de beschermende muren van La Poudrière heeft Dang Sanh een menswaardig leven. Alleen zou hij het nooit redden. In La Poudrière is iedereen welkom. De gemeenschap telt vijf woningen in en rond Brussel. Er worden geen vragen gesteld. Vluchtelingen kunnen er op adem komen, gebroken harten opnieuw leren kloppen. Gedurende de afgelopen veertig jaar woonden er drieduizend mensen in de woongroep. Sommigen voor een paar weken, anderen kwamen voor één nacht en bleven uiteindelijk veertig jaar. Eigenlijk geldt er maar één regel: wie de gastvrijheid aanvaardt, moet ook werken. Wat je doet, hoe snel je iets kan of hoe mooi je iets maakt, is niet belangrijk. Iedereen geeft hier naar vermogen en neemt naar behoefte. Werken is de basis van de gemeenschap. Het lijkt een simpel recept van samenleven en het levert in elk geval een wonderlijke cocktail van bewoners op. Daklozen slapen naast vluchtelingen, bejaarden spelen met kleuters, christenen bidden met moslims en academici runnen het verhuisbedrijf van de gemeenschap samen met bewoners die nauwelijks kunnen lezen of schrijven. Wat hen bindt is de behoefte om te delen, de honger naar geborgenheid.

TWEEDEHANDS MAAR NIET AFGEDANKT

‘De huidige samenleving stevent regelrecht op een failliet af’, zegt Vanni. ‘Het kapitaal regeert en alleen de drang naar meer stuwt de mensen nog voort. Maar wanneer je altijd uit alles het maximum probeert te halen, raak je in een impasse. Want niet iedereen kan mee en daarom is deze samenleving gedoemd te mislukken.’ Vanni is een Italiaan die in 1969 toevallig in België verzeild raakte toen hij op doortocht was naar Cuba. Hij zocht naar een alternatief voor het “gewone” leven en wilde de revolutie van Fidel Castro van dichtbij meemaken. Toen hij in Brussel op een groepje mensen stuitte die zijn idealen -met vallen en opstaan- in de praktijk brachten, besloot hij zich bij hen te voegen. ‘En de liefde, hé’, zegt hij. De glimlach die volgt laat even zijn schoonheid vanonder de diepe rimpels in zijn gezicht ontsnappen. Samen met Maud woont hij nu al eenendertig jaar in de gemeenschap. Hij nam de algemene leiding van de gemeenschap over toen pater Léon en pater Aimé kort na elkaar stierven.

Wie toetreedt tot La Poudrière doet afstand van zijn eigen bezit. Je spaargeld mag je houden, maar verder moeten alle inkomsten in de gemeenschapskas worden gestort. Ouderen staan hun pensioen af en ook de docent van de universiteit van Leuven levert aan het einde van de maand zijn salaris in. Hij is echter een uitzondering. De meeste bewoners werken in de gemeenschap en krijgen daar allemaal hetzelfde loon voor: tweeduizendvierhonderd frank per maand. Dit is bedoeld als zakgeld, want de gemeenschap draagt alle kosten van de doktersrekening, het schoolgeld en zelfs de vakanties.

Zelfredzaamheid is een sleutelwoord in de spiritualiteit van La Poudrière. De groep haalt haar inkomsten uit de verkoop van tweedehandsspullen en het verhuizen en transporteren van meubels. Ze weigert elke overheidssteun, omdat ze wil bewijzen dat een alternatieve maatschappij mogelijk is. Ook zonder hulp van buitenaf. ‘De gemeenschap moet altijd kunnen overleven’, zegt Vanni. ‘Ook als de verzorgingsstaat in elkaar stort. Daarom is het werk zo belangrijk voor ons. Het maakt ons economisch onafhankelijk.’

In La Poudrière wordt niets weggegooid en weinig gekocht, zelfs de koude koffie wordt opnieuw opgewarmd.. De kleding die de bewoners dragen, plukken ze uit de bergen tweedehandsspullen die er terechtkomen. De stoelen waarop ze zitten en de tafels waaraan ze eten zijn eigenhandig in elkaar getimmerd. Het fruit, de groenten en een groot deel van het vlees komt van de gemeenschapsboerderij in Limburg. In de vervallen brouwerij Atlas in Anderlecht hebben ze een winkel waar de tweedehandsspullen verkocht worden. Buiten staan wc-potten, lavabo’s, rolstoelen, deuren. Niets is te gek om te verkopen. Binnen kost een bord vijf frank, een bh veertig frank en mag je een “nieuwe” bril meenemen voor honderd frank. Toch is men ook hier niet helemaal ongevoelig voor de dictatuur van de merken. De Calvin Klein onderbroek ligt niet in een graaibak, maar bevindt zich in een glazen kast. Het logo is duidelijk zichtbaar en de slip wordt aangeboden voor vier keer de prijs van een doorsnee onderbroek. Huberte die me rondleidt, lacht erom. ‘We weten dat mensen meer betalen voor merkenkleding, waarom zouden we er dan geen voordeel uit halen?’

NOOIT ALLEEN

‘Natuurlijk heb ik wel eens zin in iets nieuws’, lacht Sylvie. ‘Maar voor ik tijd heb om naar de winkel te gaan, vind ik precies wat ik zoek in een zak met kleding. Echt, je staat er versteld van wat voor moois hier allemaal gebracht wordt.’ Sylvie woont al bijna vijf jaar in de gemeenschap. Ze studeerde theologie en volgde daarna nog een opleiding voor verpleegster. Haar droom was om met Artsen zonder Grenzen naar Afrika te vertrekken. Terwijl ze op een oproep wachtte, kwam ze met La Poudrière in contact. Waarom het werk ver weg zoeken, als het ook dichtbij te vinden is, dacht Sylvie. Het leven in La Poudrière ervaart ze als een persoonlijk verrijking. ‘Het is een heel intensieve manier van leven waarbij je elke dag opnieuw wordt gedwongen jezelf in vraag te stellen. Maar het bevrijdt je ook van de dagelijkse beslommeringen zoals het betalen van de elektriciteitsrekening.’

Haar man Eric, die ze in la Poudrière leerde kennen, vindt de reizen die de woongroep iedere zomer maakt het meest bijzondere. De verhuiswagen wordt dan tot autobus omgebouwd en met een minimum aan spullen trekken ze een paar weken door Europa. Ze slapen in tentjes op het veld bij een gastvrije boer, graven zelf een toilet en bouwen een geïmproviseerde douche. ‘Dat is het pure gemeenschapsleven. Je leeft het leven van een nomade, je bent nooit alleen en je komt helemaal los van materiële zaken.’ Helaas moet hij de komende jaren verstek laten gaan vanwege zijn twintig maanden oude dochtertje Nathalie.

Nathalie is samen met twee andere kleuters één de weinige kinderen in La Poudrière. Een reëel probleem, erkent Vanni. Maar echt druk maakt hij zich er niet om. De individualisering viert hoogtij, maar de behoefte aan samenzijn zal ook bij jongeren overwinnen, gelooft hij. Nathalie groeit intussen op met dertig moeders en vaders die ze allemaal feilloos herkent. Ze dolt met Yvon, valt tegen Huberte aan in slaap en Yves leest haar verhaaltjes voor. ‘Als ze achttien wordt, mag ze natuurlijk zelf kiezen hoe ze wil leven’, zegt Eric.

‘Van wie is deze’, vraagt Sangeetha, terwijl ze in de wassalon een groot formaat mannenonderbroek in de lucht steekt. ‘Geef maar aan mij’, giechelt Sylvie. ‘Ik ben hier de onderbroekenspecialist. Ik weet van dertig bewoners precies welke slips ze dragen.’

Dat het met de was ook wel eens misgaat, bewijst het gele briefje van François aan het prikbord in de eetzaal. Hij is zijn favoriete broek kwijt, zo schrijft hij. Wie hem vindt, kan hem discreet op zijn plankje in de wassalon leggen. ‘s Avonds bij de open haard vraag ik om uitleg. ‘Verloren?’, zegt hij nukkig, ‘gestolen zul je bedoelen.’

Niets is vanzelfsprekend in een woongroep. Het is een constante uitdaging waarbij je met de gekke gewoonten en nare trekjes van veel verschillende mensen rekening moet houden. Niet voor iedereen is dat weggelegd. Myriam woonde begin jaren zeventig twee jaar in La Poudrière. Toen ze trouwde, verliet ze de groep. ‘Ik had moeite met de strakke regelmaat en de vele verplichtingen die het leven in een woongroep met zich mee brengt. Iedere dag om halfacht ontbijten en om zes uur dineren. De een was verantwoordelijk voor de afwas, de volgende voor de boodschappen. Ik heb toen wel eens gevraagd wie er vandaag verantwoordelijk was voor de grappen.’ Toch heeft ze zich zelfs na dertig jaar niet helemaal los kunnen maken van de woongroep. Sinds ze vorig jaar deeltijds werkt, helpt ze een halve dag per week in de keuken. ‘Ik zou hier nooit meer kunnen wonen, maar echt zonder het bijzondere La Poudrière-gevoel kan ik ook niet.’