Een vloer onder de sociale zekerheid

Chris Serroyen

01 juni 2011
Blog

Een vloer onder de sociale zekerheid

Ongeveer al wie vandaag op de arbeidsmarkt vertoeft, is al zijn hele loopbaan geconfronteerd geweest met pogingen het niveau van de sociale bescherming omlaag te halen. Of minstens met zware tegenstand om de sociale zekerheid te verstevigen. Dat is al zo sinds we vanaf 1973 geconfronteerd werden met de naschokken van de eerste oliecrisis.

Toen was het al snel om de overheidsfinanciën opnieuw in evenwicht te brengen. Vanaf begin jaren ’80 kreeg de sociale zekerheid af te rekenen met het blinde neoliberale geloof in een terugtredende overheid. Nog later moest het beschermingsniveau teruggeschroefd worden in de nieuwe ideologie van de actieve welvaartsstaat, waarin sociale zekerheid nog nauwelijks als doel op zich werd erkend, maar ze dreigde herleid te worden tot louter een hefboom van het werkgelegenheidsbeleid. En na de millenniumwisseling volgde de zorg voor de stijgende kosten van de vergrijzing en de paniekzaaierij over de onhoudbaarheid van de sociale zekerheid indien geen drastische ingrepen zouden gebeuren.

Neen, echt geliefd was die sociale zekerheid de laatste decennia niet. En dat hebben de werknemers in de ontwikkelingslanden nog het meest ervaren, telkens wanneer hun sociale zekerheid op de schop werd genomen in de structurele aanpassingsprogramma’s opgelegd door het IMF. Al werd dit ook versterkt door de verwaarlozing van de nood aan een sterke sociale zekerheid in de programma’s voor ontwikkelingssamenwerking en armoedebestrijding. Dat zag je ook in het initiële opzet van de millenniumdoelstellingen. Dat verhoopte de extreme armoede te halveren, maar schonk lange tijd nauwelijks aandacht aan de noodzaak daartoe van een krachtige sociale zekerheid. Zomin als het initieel veel aandacht gaf aan het imperatief van waardig werk.

Wat het laatste betreft is het werkelijk een krachttoer van de Internationale Arbeidsorganisatie geweest om dat thema van het waardig werk (decent work) vooraan op de agenda te plaatsen. In het verlengde daarvan wordt nu ook al jaren het thema van het waardige leven bijzonder sterk gefocust. Waardig werk en waardig leven – decent work and decent life – zijn immers onverbrekelijk verbonden, als een Siamese tweeling. En de uitdaging om wereldwijd een bodem te leggen onder de sociale zekerheid, de social protection floor in het jargon, is er de exponent van. Zodat de harde kern van internationale arbeidsnormen ook hand in hand kan gaan met een harde kern van sociale-zekerheidsnormen.

We hebben tot eind 2008 moeten wachten vooraleer die benadering van de IAO inzake sociale zekerheid een duw in de rug kreeg. Pas toen we wereldwijd werden geconfronteerd met de fall out van de financiële crisis, de zwaarste ooit, begon het bij velen te dagen hoe belangrijk die sociale zekerheid is als automatische stabilisator, of hoe een versterking ervan mee kon helpen het gevaar van een diepe depressie te weren. En dat niet enkel op het gebied van werkloosheid, maar ook op het gebied van pensioenen, gezondheidszorgen en steun aan gezinnen met kinderen.

Met meest tot de verbeelding sprekend natuurlijk de (afgezwakte) doorbraak inzake gezondheidszorgen in de Verenigde Staten en de eerste aanzetten in China om tot een volwaardige sociale zekerheid te komen. Het werkte sterk door in het Wereldpact voor de werkgelegenheid, dat twee jaar geleden op de Internationale Arbeidsconferentie werd goedgekeurd, als quick response op de financieel-economische crisis, met een uitdrukkelijke oproep aan de landen om hun sociale zekerheid te verstevigen. Tot en met een pleidooi om de duur en dekking van de werkloosheidsuitkeringen uit te breiden (bij een deel van de Belgische politici kennelijk in dovemansoren gevallen). Met een vraag aan de landen ook om hun sociale bescherming minstens op te tillen tot een bepaalde sokkel, met uitkeringen die mensen uit de armoede houden, met een basisgezondheidszorg en met fatsoenlijke ondersteuning van gezinnen met kinderen.

Maar wat rest twee jaar later van dat nieuwe elan? Hoeveel is overgebleven van die hernieuwde engagementen, nochtans breed onderschreven, om de sociale zekerheid te verstevigen. Op dat vlak lijkt het opnieuw business as usual. Erger, in heel wat landen is de sociale zekerheid vandaag het geliefkoosde doelwit van de programma’s tot sanering van de openbare financiën en zien we dat de mensen die aangewezen zijn op sociale uitkeringen de zwaarste slachtoffers zijn van de exitstrategieën, de vaak uitzichtloze uitwegen uit een crisis die zij niet hebben veroorzaakt. Dat zien we al bijzonder scherp in de Europese landen die het voorwerp werden van de harde saneringsprogramma’s, hen opgelegd door Europese Unie en IMF.

Dat de sociale zekerheid op deze Internationale Arbeidsconferentie prominent aanwezig is op de agenda, komt dan ook niks te vroeg. De sociale zekerheid wordt hier als “recurrent item” behandeld, in het verlengde van de Verklaring van de IAO betreffende de sociale rechtvaardigheid voor een billijke mondialisering van 2008. Die Verklaring was opgehangen aan vier ambities: meer werkgelegenheid, een betere sociale bescherming, bevordering van de sociale dialoog en het tripartisme en respect voor de fundamentele arbeidsnormen. Die vier zijn volgens de Verklaring: “onlosmakelijk verbonden met elkaar, onderling afhankelijk en wederzijds versterkend”. En in de nasleep ervan werd beslist om elk van die vier thema’s nadien met een zekere regelmatig te hernemen.

Vorig jaar was werkgelegenheid het recurrente item. Dit keer is de sociale zekerheid aan de beurt. Zoals vorig jaar gebeurt de bespreking in twee commissies. De eigenlijke bespreking vindt plaats in een thematische commissie ad hoc (Paul Palsterman voor het ACV). Maar tegelijk wordt het thema ook hernomen in de vaste Commissie voor de toepassing van de normen (met Luc Cortebeeck daar als woordvoerder van de werknemersgroep), die het bekijkt vanuit de IAO-standaarden: de conventies en aanbevelingen van de Internationale IAO inzake sociale zekerheid. Dat zijn dan vooral de basisconventie 102 van 1952, decennia later gevolgd door de bijzondere conventie 168 van 1988 voor de bescherming tegen werkloosheid. En bovenop zijn er nog de twee IAO-aanbevelingen van 1944 die de basis legden voor de IAO-benadering inzake het minimum minimorum inzake sociale zekerheid: aanbeveling 67 voor de inkomensbescherming en aanbeveling 69 voor de gezondheidszorgen.

Bedoeling is dat de Commissie voor de toepassing van de normen deze week, vanuit zijn bijzondere invalshoek en expertise, een aanbreng doen naar de eigenlijke discussie in de thematische commissie. Die besprekingen starten donderdag. We proberen u met deze blog daarin mee te nemen. Blijf dus aan de lijn. En lees in afwachting de rapporten die door het Internationaal Arbeidsbureau werden aangemaakt voor de beide commissies (te vinden bij de conferentiedocumenten op www.ilo.org). Vooral het rapport van de expertencommissie voor de normen is verplichte lectuur voor al wie met de sociale zekerheid is begaan. Omdat het herinnert aan een paar basisprincipes inzake sociale bescherming, die in de blinde saneringsobsessie en/of het populistische gestook tegen mensen die van een uitkering moeten leven, al te snel over het hoofd worden gezien.