Het broeikaseffect drijft landen uiteen
Ellen De Wolf
01 februari 1998
Buenos Aires mag dan nog 'schone luchten' betekenen, de vierde VN Klimaatconferentie, die in november van vorig jaar doorging in Argentinië, bracht niet de verhoopte klare hemel. De meningsverschillen waren zo groot dat de 170 delegaties niet verder kwamen dan het opstellen van een vaag werkplan. Ondertussen blijft de uitstoot van broeikasgassen toenemen.
Eén minuut stilte. Dat vroeg het gastland Argentinië aan de vijfduizend deelnemers van de klimaattop in Buenos Aires. De bedoeling was om even stil te staan bij de ellende die de orkaan Mitch in Midden-Amerika had aangericht. ‘Het is alsof de natuur ons met deze ramp wil waarschuwen dat we dringend tot actie moeten overgaan,’ zei Maria Julia Alsogaray, de voorzitster van de klimaattop. Ook heel wat wetenschappers menen dat het moment voor actie gekomen is. De toegenomen intensiteit van el niño en la niña, de meting van steeds hogere temperaturen op aarde en het stijgen van het waterpeil van de oceanen, zouden de symptomen zijn van een klimaatsverandering op onze planeet. Over de oorzaak van deze verontrustende verschijnselen zijn nog niet alle wetenschappers het eens, maar de theorie van het broeikaseffect krijgt tot nu toe de meeste bijval. Door de toegenomen uitstoot van zes gassen, waaronder het bekende koolstofdioxide, kunnen zonnestralen, die door het aardoppervlak teruggekaatst worden, niet meer zo snel uit de dampkring verdwijnen. Dit veroorzaakt een ‘serre-effect’ waardoor de aarde langzaam opwarmt. Volgens Luc Debontridder van het Koninklijk Meteorologisch Instituut, zijn de gevolgen van deze opwarming reeds waar te nemen: ‘Sinds 1900 zijn de oceanen al met tien tot 25 centimeter gestegen. Voor landen met grote deltagebieden zoals Bangladesh en Egypte, is deze evolutie catastrofaal. Hele gebieden dreigen onder de zeespiegel te verdwijnen. Ook wordt gevreesd dat tropische ziekten zoals malaria, zich naar gebieden met een meer gematigd klimaat zullen verspreiden.’ Maar niet iedereen wil geloven dat de mens de oorzaak is van al deze problemen. Sommigen ontkennen gewoon dat er problemen zijn. Vooral de bedrijven in de energie- en de automobielsector sloven zich uit om de theorie van het broeikaseffect, door middel van groots opgezette onderzoeken, te ontkrachten. Zij willen immers voorkomen dat de consumptie van olie, gas en steenkool afneemt.
De grootste vervuilers liggen dwars
Dergelijke economische belangen bepaalden ook grotendeels de toonaard van de gesprekken op de Klimaatconferentie in Buenos Aires. De grootste dwarsliggers waren de Verenigde Staten die vrezen voor een verzwakking van hun concurrentiepositie in de wereld. Zij willen zich niet engageren zolang derdewereldlanden geen substantiële bijdrage leveren tot het oplossen van het broeikasprobleem. Maar vooral de landen met snel groeiende economieën, zoals China en India, willen van geen uitstootbeperkingen weten. Zij argumenteerden dat de rijke industrielanden het broeikasprobleem zelf hebben veroorzaakt en dat zij dus ook maar voor een oplossing moeten zorgen. Tijdens de vorige Klimaatconferentie in Kyoto (Japan) hadden alle deelnemende landen zich reeds bij dit standpunt neergelegd. Het Protocol van Kyoto, dat de rijke industrielanden tegen 2010 een uitstootbeperking oplegt van gemiddeld 5,2 % ten opzichte van het niveau van 1990, laat de ontwikkelingslanden dus buiten schot. Dit is niet langer naar de zin van de Verenigde Staten die denken dat eenzijdige uitstootbeperkingen hun economie de das zullen omdoen. Zij zijn immers verantwoordelijk voor een kwart van de totale uitstoot van broeikasgassen in de wereld en zullen de grootste inspanningen moeten leveren.
Marktinstrumenten als oplossing
De ‘handel in emissierechten’ is dan ook niet toevallig hun voorstel. Dit mechanisme, dat in Kyoto besproken werd en in Buenos Aires opnieuw ter discussie stond, voldoet aan de principes van de markt. Het zou mogelijk maken dat een land met een te hoge uitstoot, emissierechten koopt van een land met een uitstoot die lager ligt dan de maximaal toegelaten hoeveelheid. Neem nu Rusland. Door de grote economische terugval is de uitstoot van koolstofdioxide er sinds 1990 sterk gedaald. Verwacht wordt dat Rusland zelfs zonder bijkomende inspanningen een groot overschot zal hebben op de toegestane hoeveelheid. Een sterk vervuilend land, zoals de Verenigde Staten, zou dit overschot kunnen kopen en op die manier de normoverschrijding in eigen land kunnen compenseren. Een doeltreffend mechanisme, zeggen de Verenigde Staten, want ook landen die aan de norm voldoen zullen meer inspanningen leveren omdat er iets mee te verdienen valt. Landen die zelfs na zeer grote inspanningen de norm niet halen, kunnen op een betaalbare manier toch in orde zijn met hun verplichtingen. Maar de Europese landen vinden dat de Verenigde Staten te veel vasthouden aan het handelsmechanisme. Volgens de Europese Unie moet een aanzienlijk deel van de reductie in de rijke industrielanden zelf gebeuren, aangezien het rijke Noorden verantwoordelijk is voor drie vierden van de uitgestoten broeikasgassen. Hierover werd in Buenos Aires echter geen akkoord bereikt.
Veel plan, weinig actie
Hoewel het er lang naar uit zag dat de klimaattop in Buenos Aires op een grote mislukking zou uitlopen, kwam er op het laatste nippertje toch nog een actieplan uit de bus. In de tekst werden deadlines opgenomen voor de concrete invulling van het Kyoto-protocol. Niet echt indrukwekkend, aangezien die invulling er eigenlijk al in Buenos Aires had moeten komen. Een ander punt in het actieplan is het voornemen om klimaatvriendelijke technologieën aan de ontwikkelingslanden over te dragen. Dat je daarvoor geen massale Conferentie moet organiseren, blijkt uit de talloze projecten met energiebesparende technologieën, die zonder een klimaattop tot stand kwamen. Zo steunt de Duitse regering momenteel projecten in China, India, Marokko en nog een aantal andere landen. Johan Albrecht van de Vakgroep Algemene Economie aan de Universiteit Gent vindt dat de top in Buenos Aires zo goed als overbodig was: ‘Tijdens deze klimaattop kwamen gedurende twaalf dagen vijfduizend deelnemers samen. Als we 265 dollar rekenen per nacht, een zeer bescheiden 80 dollar voor verbruik overdag, 750 dollar voor een vliegtuigticket en 250 dollar voor andere kosten, dan komen we tot een ruw geschatte totaaluitgave in Buenos Aires van iets minder dan één miljard Belgische frank. Allemaal om te besluiten dat er eind 2000 een sterk akkoord uit de bus moet komen.’