Het leven van Vincent, deel 1

Blog

Het leven van Vincent, deel 1

Het leven van Vincent, deel 1
Het leven van Vincent, deel 1

We slenteren over de campus van Butare, de universiteitsstad van Rwanda. Vincent vertelt me dat er hier bijna 30.000 studenten studeren. Er staan grote nieuwe moderne gebouwen, gefinancierd door Korea staat op de voorgevel te lezen. Het is werkelijk een gigantisch complex, met alles erop en er aan: sportvelden, eetzalen, aula's, kerken, residenties voor studenten en huisjes voor de professoren. En dan is er nog het grote bos achteraan de campus, waar we naar toe wandelen.

De universiteit van Butare

We zijn op zoek naar de vrienden van Vincent, die zich ergens in dat grote bos bevinden. “We hebben iets te vieren, zegt hij. Ik vraag hem wat ze dan wel te vieren hebben. “Een vriend is uitgeroepen tot leider van de studenten van ons jaar.” luidt het antwoord. We wandelen over het grote sportveld waar een auto van de rijschool tevergeefs probeert te starten. Ik denk terug aan mijn eigen eerste autoles op de parking van de supermarkt, toen ik de motor had laten verzuipen. “Kan jij al auto rijden?” vraag ik. “Daar heb ik voorlopig nog geen geld voor.”

Ik weet dat Vincent overleeft op een beurs van de staat, dat heeft hij me eens vertelt. In het 6de jaar van het secundair onderwijs had hij dag en nacht gestudeerd om deel te nemen aan het staatsexamen. Hij was kapot geweest, zei hij, maar het had wel zijn vruchten afgeworpen. Hij was een van de 7000 jongeren van zijn jaar (op 38.000 aanvragen) die een beurs hadden gekregen. Wat doen die andere 31.000 jongeren dan, had ik gevraagd. Die moeten blijkbaar nog een jaartje wachten en het later nog eens proberen, als hun ouders het niet zelf kunnen betalen alleszins.

“Hoeveel krijg je eigenlijk per maand,” vraag ik. “Die beurs bedraagt 25.000 RWF per maand, waarvan ik 15.000 moet betalen voor het eten en 5.000 voor mijn kamer,” legt hij uit. Rest hem dus nog 5.000 per maand voor iets anders, niet veel. Inschrijfgeld moeten ze trouwens zelf bijeen krijgen, had hij me nog verteld.

Handicap

Vincent wordt voortdurend gebeld of belt zelf om zijn vrienden te lokaliseren. Ondertussen wandelen we het bos in. Het is een prachtig bos, onderzoeksterrein ook, waar bomen werden aangepland volgens soort, wel 200 verschillende soorten. “We moeten in het bamboebos zijn,” zegt Vincent en duwt me de andere richting uit. Hij mankt een beetje op zijn lange magere benen. Toen hij 2 maanden oud was, werd hij getroffen door polio. “Heb je geen problemen om zoveel te wandelen,”vraag ik voorzichtig. “Nee hoor, ik wandel alleen wat trager. Als jij op mijn ritme wandelt, heb ik geen problemen. Andersom wel.” Ik vertraag mijn pas weer, wat ik af en toe wel eens vergeet.

We wandelen langs de eucalyptusbomen en in de verte zie ik het bamboebos al opduiken. “Het is niet gemakkelijk als gehandicapte in Afrika,” zegt hij. “Een vrouw in Afrika die een gehandicapt kind ter wereld brengt, brengt een ‘dood kind’ ter wereld, zo wordt gezegd. Maar ik ben gelukkig niet als gehandicapte geboren, ik ben het later geworden,” zegt hij lachend. “Men gaat er ook van uit dat ze tot niets in staat zijn, want als je fysiek gehandicapt bent, dan zal je voor de rest ook wel tot niets in staat zijn. Ik word dan ook raar bekeken omdat ik aan de universiteit studeer, alsof ik dat niet zou kunnen met mijn manke benen!”

“Je leert wel wie je echte vrienden zijn,” zeg ik bedenkelijk. “Je hebt zij die rekening houden met je handicap, en je hebt zij die het enkel als een zwakheid of een excuus beschouwen,” voeg ik er aan toe en breng automatisch een hand naar mijn zere rug. Vincent blijft even stilstaan en kijkt me doordringend aan. “Je hebt groot gelijk,” zegt hij en loopt weer verder. We zijn aan het bamboebos gekomen maar we zien zijn vrienden niet. In de verte zien we een fietser voorbij rijden, en daarna is het weer stil.

De scouts van Butare

“Ik zal je een keer meenemen naar de scouts,” zegt hij terwijl hij weer een oproep beantwoord. Hij legt op en maakt zijn zin af: “Het is een scouts voor gehandicapten. We hebben jongeren die in een rolstoel zitten, er zijn blinden, doven en doofstommen.” Ik kijk verbaasd, want ik had er niet bij stil gestaan dat ze hier ook scouts hebben, en dan nog wel voor gehandicapten. “Jullie Akabee,” zegt hij. Ik kijk nog verbaasder, hij weet er duidelijk iets van af. Hij ziet mijn verbaasde blik. “Ik heb al veel gereisd met de scouts,” zegt hij, “Naar Congo, Oeganda, Burundi, Saoedie-Arabie en ook België Elk jaar ontvangen we trouwens kampen van scoutsgroepen uit België.

“En wat doen jullie dan?” vraag ik. “We komen soms tot 3 keer per week samen. We zingen, spelen spelletjes zoals jullie doen, maar we doen ook veel sociale activiteiten. We hebben een eigen kapsalon, dat wil zeg een tondeuse, en we maken sandalen en sjaaltjes voor de scouts die we verkopen. We hebben ook een eigen tent, die we verhuren voor feesten om wat geld te verzamelen.”

We lopen nog altijd door het bamboebos, maar zijn vrienden duiken nergens op. Hij belt nog eens en lacht: “Ze hebben die fietser ook zien voorbijkomen, we moeten dus op die andere weg lopen.” We lopen tussen de bomen en komen op een parallel weggetje uit. En daar in de verte zien we inderdaad een groep jongeren. We lopen elkaar tegemoet.

Ondertussen vertelt Vincent verder: “Ik wil de verschillende scoutsgroepen van gehandicapten hier in Rwanda samenbrengen op nationaal niveau, zodat we ook door de andere ‘gewone’ scoutsgroepen worden erkend als officiële scouts. Daarom wil ik veel leren van hoe het er in andere landen aan toe gaat.” vertelt hij als iemand die weet wat hij wil. “En lukt dat?” vraag ik. “Ik heb al enkele presentaties gegeven op het nationaal kantoor, en ik leer vooral veel van de groepen die we hier jaarlijks ontvangen.” besluit hij.

Studentenleven

We komen dichter, zijn vrienden beginnen te zwaaien met hun armen en te roepen. Ik had verwacht dat ze ergens zouden zitten, lol maken en bier drinken, zoals het er bij ons aan zou toegaan. Maar ze zijn echt gewoon aan het wandelen. Lol maken ze wel. De meisjes wandelen al dansend en zingen luid mee op de muziek uit hun gsm, ze maken voortdurend foto’s en vooral veel grappen. Ik word voorgesteld en moet meteen mee op de foto. Aangezien het al donker begint te worden, wandelen we weer richting de campus, het bos uit. We drinken nog iets in de kantinne van de universiteit. Blijkbaar zijn er hier elke dag wel feestjes. “Maar vanavond zal er geen feestje zijn, verzekerd Vincent me, “want iedereen is nog moe van gisteren.” Vooraleer ik door mag gaan, word ik nog getrakteerd op drank en hapjes.

Terwijl Vincent me naar de uitgang begeleidt, wil hij nog even zijn kamer laten zien. Hij woont in een oud gebouw, in het midden heb je op elke verdieping de doucheruimtes. Warm water zullen ze hier wel niet hebben, denk ik. Zijn kamer telt 4 meter op 4, er staan 2 eenpersoonsbedden. “Jullie slapen hier dus met 2,” vraag ik maar ben verward door een 3de kamergenoot die zich komt voorstellen. “Nee nee, we slapen met 2 in 1 bed,” zegt hij alsof dat de normaalste zaak van de wereld is. Hier is dat waarschijnlijk ook zo. Verder staat er maar 1 bureau met 2 stoelen. “En hoe doen jullie dat als jullie moeten studeren?” vraag ik bezorgd. “Dat spreken we af, maar meestal studeren we in de bibliotheek.” Een mens went aan alles, bedenk ik.