“‘Het PETACC-Project en de ongelijke tred van de vooruitgang ’
Als het over Perú gaat zijn vrijwel alle boeken, reisgidsen, fotoreportages en wetenschappelijke artikels het eens: met haar enorme rijkdom aan landschappen, ecosystemen, fauna en flora, keukens, rassen, culturen,... is het land is synoniem voor diversiteit. Van het tropische regenwoud naar de betonnen grootstad, van de hete woestijn naar het kille hooggebergte. Een busreis van enkele uren en je bent in een andere wereld. Maar diversiteit gaat ook gepaard met contrasten. Etnische diversiteit impliceert racisme en ook de verdeling van het inkomen kan je hier als heel ‘divers’ bestempelen. In het promofilmpje op de bus vloeit de scene van dansende Indigenas uit het hooggebergte in Huancavelica naadloos over in die van een luxeresort aan de kust van Ica. In realiteit gaat het er niet altijd zo vlot aan toe. Het PETACC project (Proyecto Especial Tambo Ccoracocha) is een sprekend voorbeeld van die problematiek, bovendien nog is versterkt door de gevolgen van de klimaatsverandering.
Het departement Ica maakt deel uit van de Atacamawoestijn, zowat de droogste ter wereld. Een geel-, grijs- en bruingevlekte vlakte, zinderend afgelijnd door een witblauwe horizon, die zich eindeloos uitstrekt tussen de Pacifische oceaan en de Andes. Elke zoveel kilometer is de kale kustvlakte doorneden met een kronkelende strook levend groen: riviervalleien die felbegeerd water vanop de gletsjertoppen van het hooggebergte naar zee dragen.
Huancavelica, de oostelijke buur van Ica, is het armste departement van het land. De luttele bijdrage tot de nationale economie bestaat er uit veehouderij (voornamelijk alpaca’s) en mijnbouw. Ica zelf is met zijn boomende agribusiness een van de grootste dragers van de peruaanse exporteconomie. Mits irrigatie met het water in de valleien is de Atacamagrond bijzonder vluchtbaar voor onder andere katoen, druiven, bonen, asperges,…
De landbouwbedrijven zijn gulzig en het water schaars. Té schaars. Om aan de vraag van de sector de komende decennia te kunnen voldoen is berekend dat er simpelweg te weinig natuurlijk water zal worden aangevoerd.
Maar in Peru kan overal altijd wel een mouw aan gepast worden. Een vijftigtal kilometer over de grens met Huancavelica bevindt zich de waterscheidingslijn tussen het Amazonebekken en de Pacifische Oceaan. Naar de Amazone stroomt al genoeg water af, en de Iqueños hebben dat water hard nodig. Dus volstaat het om die korte afstand te overbruggen met een kanaal dat gesmolten gletsjerwater opvangt en afbuigt naar Ica toe.
Dat is het concept van het PETACC-project (Proyecto Especial Tambo Ccoracocha): 402 kilometer kanaal (waarvan momenteel 287 gebouwd), verhoging van de opvangcapaciteit van twee lagunes (Choclococha en Ccoracocha) door afdamming en constructie van een reservoir (Tambo). Wat grote infrastructuurwerken en de agroindustrie van Ica kan weer even verder.
Voor degenen die al waren beginnen twijfelen aan de legitimiteit van heel dat gebeuren, in Peru is water, net zoals de ondergrond met alle mineralen trouwens, staatseigendom. Van de centrale overheid welteverstaan, niet van Ica, noch van Huancavelica. Van iedereen en van niemand.
Het project heeft zo zijn nadelige consequenties voor de arme alpacaboeren in het gebied. Ten eerste kunnen zij het afgetapte water niet meer gebruiken, noch als drinkwater, noch voor landbouw of veeteelt, hun voornaamste bron van inkomen. Het kanaal legt bovendien de kwestbare bofedales droog. Dat zijn niet alleen belangrijke graasweides voor tienduizenden alpacas, maar ook heel waardevolle ecosystemen.
De mening van de inwoners van de districten in Huancavelica waar de werken plaatsvinden is nooit in rekening gebracht en ze krijgen tot nu toe ook geen compensatie voor hun verlies. Er is nooit gezocht naar alternatieven, zoals een efficiënter waterbeheer, en de milieu-impactstudies zijn uitgevoerd door een consultancybureau dat ook projecten uitlijnt voor internationale mijnbouwbedrijven. Het vooropgestelde 73 kilometer lange Ingahuasi-kanaal gaat in tegen de internationale RAMSAR conventie*, waardoor peru gecompromitteerd is haar humide ecosystemen te beschermen. Ondanks dit alles blijft het project gewoon doorgaan.
PETACC is een schoolvoorbeeld van het bruut, arrogant uitvoeren van grootschalige infrastructuurwerken in het rijke maar fragiele natuurlijk patrimonium van Peru.
‘Peru gaat erop vooruit’ (el Perú Avanza), was de slagzin van de vorige president, Alan Garcia. Tijdens zijn ambtstermijn ging een sterke economische groei (rond de 5% of hoger) gepaard met grote dergelijke ‘obras’, ontginningsprojecten, agroexport,…Het grote geld, steevast afkomstig van buitenlandse investeerders. Milieunormen en consequenties op sociaal vlak werden daarbij steevast over het hoofd gezien. En dan hebben we het nog niet eens over het witte olifant-gehalte van veel van die projecten of het percentage dat Alan er zelf aan overhield door zijn ondernemersvriendjes aan werk te helpen. Een latijns-amerikaans cliché.
Wie de economische en fincanciële boom in de weg stond werd door de president op zijn eigen botte manier telkens weer afgeschilderd als ‘koppige, ongeletterde provinciale enkelingen’, die met hun ‘irrelevante opmerkingen op egoistische manier de rest van het land verhinderen erop vooruit te gaan’. En die mening wordt maar al te vaak gedeeld door de publieke opinie in Lima en de kuststeden, door al degenen die er al ‘op vooruit aan het gaan’ zijn eigenlijk. Een taxichauffeur heeft het mij eens heel duidelijk en overtuigd samengevat wat volgens hem de kern van het probleem was van Peru: los Serranos!
De Serranos uit de bergen, de Cholos met indianenroots, de ‘barbaarse’** Nativos… Ze zijn een vervelende rem op de onstuimige klim van een derderangsland naar een blinkende natie naar noord-amerikaans model. Maar die hinderlijke provincianen, hun armoede en het verwaarlozen ervan zijn een reailiteit.
Er bestaat voor de PETACC-situatie een oplossing die zelfs niet eens zo radicaal of duur is: de iqueños betalen extra voor het water – dat momenteel minder dan 1% (!) van de productiekost uitmaakt – en passen maatregelen toe voor een efficiëntere consumptie. Met de beschikbare fondsen worden de huancavelicaanse alpacaboeren gecompenseerd, op voorwaarde dat ze de bofedales-ecosystemen goed beheren, wat de productie van water van goede kwaliteit verzekert. Vaak echter blijkt zelfs het vergoeden van insignificante indianenboertjes te duur.
Peru is het tweede meest gevoelige land ter wereld voor de gevolgen van de klimaatsverandering. Toenemende frequentie en intensiteit van oogstvernielende stormen of droogtes, modderstromen, verstoring van de productieseizoenen, terugtrekkende gletsjers…Water wordt minder beschikbaar en daarmee neemt de druk erop toe.
PETACC is een zoveelste voorbeeld van hoe de toegang tot een van de meest fundamentele natuurlijke hulpbronnen altijd veel exclusiever is voor de rijke kustbevolking dan de arme serranos. Het project legt zo pijnlijk bloot hoe diversiteit in Peru een zeer ambigu begrip is, en hoe het land blijft worstelen met haar socio-culturele identiteit, eerder dan ze te benutten – en dan niet enkel om toeristen te lokken. Eerder dan er echt op vooruit te gaan.
——–
*RAMSAR is een internationale conventie, opgesteld in Iran in 1971, die bepaalt dat de ondertekenende landen het ecologische karakter van hun ‘wetlands’ – natte gebieden belangrijk voor migratie van vogels – te vrijwaren.
http://www.ramsar.org/cda/en/ramsar-home/main/ramsar/1_4000_0__
**In de nasleep van de Baguazo stond een groot deel van de publieke opinie, zeker in Lima, achter de overheid en tegen de Nativos, vaak in niet zo eufimistische bewoordingen noch gespaard van racistische uitspraken (“bon, ge moogt eigenlijk niet zeggen dat dat geen mensen zijn, maar toch, het is niet hetzelfde”).
Bij het tragische gebeuren op 5 juni 2009 openden speciale eenheden van de politie in Bagua, waar een protestactie tegen grootschalige petroleumongtinning plaatsvond, het vuur op ongewapende protestanten, grotendeels autochtonen - nativos – uit het amazonegebied. Als reactie daarop zijn door de nativos gegijzelde politieagenten vermoord. Er bestaan nog steeds geen precieze – althans betrouwbare – cijfers over het exacte dodental.