Landschapspijn
“‘Wat hebben de sojawoestijnen in Brazilië te maken met woestijnweilanden in eigen regio?’
We hebben de neiging om verontwaardigd te zijn over het afbranden en omhakken van het Amazonewoud. Gaandeweg worden we gevoelig voor de berichten over de doodse sojawoestijnen in de Braziliaanse Cerrado. Terecht, maar wie ziét ons eigen landschap sterven? Bemerken we de samenhang tussen wat overzee gebeurt en wat onder onze eigen ogen vernietigd wordt?
Luc Vankrunkelsven is medewerker van Wervel en Boerenforum, ambassadeur van ‘Grootouders voor het klimaat’ en auteur van diverse boeken. Zijn laatste werk is ‘De kikker die zich niet laat koken. Klimaat in beweging’.
Oh, wat mooi!
Het is vakantie. Een tijd om te zwerven, bijvoorbeeld in Nederland. Ik had een pijn-ervaring enkele jaren geleden in het mooie, Nederlandse Drente. We fietsten met een aantal mensen in de streek rond Zutphen. Kreetjes van medefietsers waren mijn deel, in de stijl van: ‘Oh, wat mooi, die weilanden, omzoomd met bomen en hoeveel bossen zijn hier nog!’ Als ornitholoog fietste ik beduusd en bedrukt rond. Op het eerste gezicht is het inderdaad een mooi landschap, maar als je wat beter kijkt, is er nog amper leven te bespeuren.
Nederland is een zuivelland. De koeien zitten hoe langer hoe vaker binnen op stal. Het voer wordt diverse keren per jaar geoogst op het weiland. Rechttoe rechtaan. De weidevogels, van leeuweriken over kieviten, tureluurs tot het nationale symbool de grutto’s is amper nog iets te bespeuren. Kraaien en duiven bezetten het land.
Mooi? Woestijn!
Enkele jaren later biedt Jantien de Boer mij taal aan. Zij publiceert in maart 2017: ‘Landschapspijn. Over de toekomst van ons platteland.’ (Atlas Contact, Amsterdam/Antwerpen). Koos Dijksterhuis schreef erover in Trouw: ‘Lees dit pamflet en huiver, maar lees ook dat het anders kan. Als we maar willen.’
Jantien De Boer heeft het over de pijn van burgers en boeren bij het voortschrijdende verlies aan biodiversiteit.
Een nieuwe term verwoordt perfect wat ik en velen met mij aanvoelen: landschapspijn! Jantien de Boer, journalist en columnist bij de Leeuwarder Courant, beschrijft wat zich in Friesland voltrekt en met uitbreiding in heel Nederland, de Europese Unie. In Vlaanderen. Wereldwijd. Een heftig debat ontwikkelt zich bij onze Noorderburen. Gevolg: maart 2019, een zesde herziene druk.
Interessant hoe zij afwisselend haar treurnis uitdrukt over wat zij aan doods landschap ontwaart en tegelijk opkomt voor boeren en boerinnen, die vast zitten in het globale opjaagsysteem. Meer zuivel voor de export. Meer koeien. Méér dit. Méér dat. Jantien de Boer staat in de lijn van wat Geert Mak 20 jaar eerder meldde in: ‘Hoe God verdween uit Jorwerd.’ (Atlas, 1996). Mak beschreef de dood van een concreet Fries dorp, als metafoor voor alle dorpen en dorpsgemeenschappen wereldwijd. De Boer heeft het over de pijn van burgers en boeren bij het voortschrijdende verlies aan biodiversiteit.
Zorg om de bodem, de grond die ons draagt.
Op pagina 104-105 lees je: “(…) In Nederland worden 1,7 miljoen koeien gemolken en lijden burgers en boeren aan landschapspijn. De grens is allang bereikt. De intensieve melkveehouderij is een doodlopende weg.”
Dokter Gouwe schreef al in 1948 dat de ‘mensch als voornaamste woestijnmaker op aarde’ gezien moet worden.
Dat weten we al jaren. Ik blader door een boekje dat ik van een enthousiaste boerin kreeg. Al in 1948 schreef huisarts Frits Gouwe uit Soest de brochure ‘Bodemgezondheid vanuit een medisch perspectief’. Het opstel werd een paar jaar geleden teruggevonden in een kringloopwinkel in Zwolle, waarop het Netwerk Vitale Landbouw en Voeding (NVLV) besloot om het opnieuw uit te geven. Het verhaal is nog steeds verbazingwekkend actueel, vindt de NVLV, waarin boeren, tuinders, burgers en organisaties uit de agrarische sector verenigd zijn.
Dokter Gouwe schreef bijvoorbeeld dat de ‘mensch als voornaamste woestijnmaker op aarde’ gezien moet worden. Hij noteerde dat het gebruik van kunstmest het verarmingsproces van de bodem versnelt en hamerde op het belang van een ononderbroken levensloop in de humus. De huisarts uit Soest hield zijn lezers voor dat schimmels in de bodem voeding aan de planten afgeven en ziekteverwekkers bestrijden. En de aardworm, wist hij, is ‘een der belangrijkste medewerkers van den landbouwer’ omdat hij teelaarde vormt.
Hij was streng, W.F.K. Gouwe, en hij was fel tegen het gebruik van kunstmest. Het vruchtbaar maken van de bodem is geen louter chemisch proces, onderwijst hij. ‘De chemische opvatting heeft tot grote schade van de mensheid er ervaring van vele eeuwen overdonderd, en de laatste honderd jaar is steeds toenemende ziekte van plant, dier en mensch hiervan het gevolg geweest.’ (…)
IPCC, 70 jaar later
Tien jaar na de brochure van Gouwe fulmineert Günther Schwab in dezelfde zin met zijn ‘Bij de duivel te gast.’ Günther Schwab, Uitgeversmaatschappij W. de Haan, 1960 (Origineel: Der Tanz mit dem Teufel, Adolf Sponholtz Verlag K.G., Hannover, 1958). Lees zijn tiende hoofdstuk in een vorige blogtekst: ‘Tien centimeter van de hongerdood’.
Ondertussen zijn we 60 jaar later. De Verenigde Naties met het nieuwe klimaatrapport van het IPCC (8 augustus 2019) alarmeert. De voedselproductie komt tegen 2050 serieus in het gedrang door woestijnvorming, door opwarming van de aarde. Het heersende landbouwmodel soupeert 70% van het beschikbare, zoete water op. Het gehele landbouwcomplex met zijn internationale vertakkingen en zijn vele dimensies is verantwoordelijk voor 25 -30 % van de broeikasgassen. Vooral de vleesconsumptie, met rood vlees op kop (en dus ook zuivel), speelt hierin een centrale rol.
Dezelfde Verenigde Naties organiseren in november 2020 een wereldwijde conferentie over de wegkwijnende biodiversiteit. Gaan de politici bij de Vlaamse en Belgische regeringsvorming oog hebben voor klimaat en biodiversiteit? Doen hun ogen ook pijn bij zien van de kerkhofweilanden?