Leer een volk vissen…

Blog

Leer een volk vissen…

Leer een volk vissen…
Leer een volk vissen…

Overbevissing dreigde het Edward-meer in Noord-Kivu volledig te vernielen. Tot een boerenvakbond (SYDIP) met de steun van Vredeseilanden een reglement kon afdwingen dat gestoeld is op de principes van duurzame visserij.

Hoe ging dat Chinees spreekwoord ook weer, dat de FAO jarenlang heeft gekoesterd als illustratie van haar beleid? “Geef een man een vis, en hij heeft voedsel voor één dag. Leer hem vissen en hij heeft voedsel voor zijn hele leven.”

Ik heb dat altijd grote onzin gevonden, als je ziet hoe de Europese en Japanse hoogtechnologische visserijvloten hele zeeën leegvissen en artisanale vissers die al generaties lang van de zee leven beroven van hun inkomen. Maar in Kyavinyonge, een dorp aan de oever van het Edwardmeer, zie je dat fenomeen natuurlijk niet.

De weg van Butembo naar Kyavinyonge is adembenemend mooi. Maar hoe verder van de stad, hoe dieper de putten, en tien kilometer vóór Kyavinyonge is de weg zelfs helemaal onderbroken omdat een brug is weggespoeld bij sterke regenval. Er zit niets anders op dan af te dalen in de rivierbedding, eerst in achteruit de rivier in te rijden, evenwijdig aan de lengteas, en dan de steile oever aan de overkant weer op te rijden.

Eenmaal aangekomen in het vissersdorp worden we meteen meegetroond naar de DGM, de Directie-Generaal voor Migratie. De grens met Oeganda ligt ergens in het meer, dus is dit vissersdorp eigenlijk ook meteen een grenspost, en elke vreemdeling moet zich kenbaar maken.

Als we het kantoor van de chef de poste binnenstappen vinden we hem samen met zijn assistent volmondig kauwend op bananen en pindanoten die hem door iemand werden gebracht die wellicht om een gunst is komen vragen. Schaapachtig lachend ruimen ze de schillen op, en elke keer ze iets zeggen om ons op ons gemak te stellen, walmt de pindageur ons tegemoet.

De chef de poste is verscholen achter een beate glimlach, een opzichtige zonnebril (hoewel zijn kantoor door de kleine raampjes behoorlijk duister is), een donker pak, en een donkerroos glitterhemd met gelijkkleurige das. Hij kijkt toe hoe zijn assistent, die niet moet onderdoen op het vlak van kleding die grondig vloekt met de omgeving, onze gegevens opschrijft. Omdat ik geen internationale reis gepland heb, heb ik ook mijn reispas niet bij. Maar hij neemt zonder enig probleem vrede met mijn Belgische identiteitskaart. Die lijkt enigszins op de Kongolese kiezerskaart die trouwens door hetzelfde (Belgische) bedrijf is ontworpen. Dat helpt!

In een uitgebreid gesprek met de “armateurs” reconstrueren we het recente verleden van het Edwardmeer. Deze term die we in het Nederlands kunnen vertalen als “reders”, maakt indruk, tot we zien wat hier wordt verstaan onder “boot”. Het lijkt meer op een prauw, van toch wel een meter of zeven lang, opgebouwd uit planken, en uitgerust met een Yamaha buitenboordmotor.

Tot in 2008 werd hier gevist met kleinmazige netten, soms zelfs muskietennetten, wat natuurlijk alle jong leven onherroepelijk onttrok aan het meer en de toekomst van de visvangst bedreigde.

Met de steun van het Belgisch Overlevingsfonds heeft Vredeseilanden in 2006 een studie gefinancierd van een visserij-expert, en zijn oordeel was duidelijk: als hier niet snel wordt ingegrepen, en de visvangst niet grondig wordt gereglementeerd en gecontroleerd, ontstaat een ecologische ramp die vele duizenden mensen zonder inkomen laat en hongersnood veroorzaakt.

SYDIP, het syndicaat voor de verdediging van de belangen van de boeren, is gestructureerd volgens marktketens, en één daarvan is visvangst. Klinkt een beetje vreemd, de eerste keer dat je dat hoort, maar is eigenlijk als je dieper ingaat op de missie van de organisatie heel logisch: opkomen voor de rechten van kleine producenten. In dit geval dus vissers. Want als de visserij teloor zou gaan, zouden deze mensen alleen maar kunnen terugvallen op landbouw. Of stroperij natuurlijk. Want Kyavinyonge is eigenlijk een enclave in het mooie Parc des Virunga, waar menselijke aanwezigheid wordt getolereerd, op voorwaarde dat ze de grenzen van het natuurpark respecteren.

SYDIP is erin geslaagd, met de steun van een provincieraadslid van Kyavinyonge en bondgenoten als Vredeseilanden, om de provincie-gouverneur en de provincieraad zo ver te krijgen dat een wet werd goedgekeurd die het vissen aan banden legt: het aantal wettelijk toegelaten vissersprauwen werd teruggebracht van 3000 naar 800, elke boot wordt geregistreerd, visnetten mogen voortaan nog maximaal 4,5 inch maasdiameter hebben, een reder mag maximaal 30 staandewantnetten van 50 meter uitzetten, en 6 extra netten om het personeel te betalen. Een gemengde patrouille politie/vissers, uitgerust met een controleboot, inspecteert de vissers op het meer. Het is voortaan ook verboden te vissen in de paaigebieden aan de riviermondingen, de kraamkamers van de vissen.

Benieuwd naar de impact van deze maatregelen op het visbestand en het inkomen van de mensen vraag ik naar statistieken. Blijkt dat de plaatselijke verantwoordelijke van het ministerie van landbouw, visvangst en veeteelt alle binnengebrachte vis zorgvuldig weegt en registreert. Hij heeft de gegevens uitgeschreven op een rol bruin papier die met de data van 2006 tot september 2009 zijn vier muren vult. Maar de interpretatie ontbreekt.

Om me een idee te vormen van de betrouwbaarheid van zijn gegevens vraag ik zijn bronnen op. Hij etaleert me, terecht fier, een hele reeks schriftjes, voor elke vissoort een apart boekje, waarin nauwgezet dag aan dag de nummers van de boten en het totale gewicht van de vangst, tot op 100 gr nauwkeurig, wordt geregistreerd.

Ik neem een foto van elk blad met maandelijkse totalen, gauw gauw voor het onweer losbarst. De terugweg naar Butembo duurt meer dan vier uur, het dubbele van de heenreis, wegens de overvloedige regen. We halen nog een uurgemiddelde van 19 km per uur. Ik haal opgelucht adem als we de rivierbedding veilig zijn doorgekomen. Die bergrivieren kunnen op zeer korte tijd omgetoverd worden in kolkende stromen. Nu kan enkel nog een slippartij op de kleiige weken ons parten spelen, maar onze chauffeur Fiston kent zijn vak, en brengt ons heelhuids thuis.

Nieuwsgierig zet ik ‘s avonds snel alle gegevens in een excelblad. Hier en daar moet ik optelsommen corrigeren, maar de globale trend van de cijfers wijzigt er niet door. Dat meer naar het Zuiden nog een legerkamp van enkele honderden soldaten zich bezondigt aan vissen zonder enig respect voor de regels, heeft ongetwijfeld invloed op de totalen, maar niet op de trends. Het resultaat is duidelijk: sedert 2006, nadat de sensibilisering rond duurzame vistechnieken werd opgestart, nog versterkt door de invoering van de nieuwe wetten in 2008, is de visserij-opbrengst ineengezakt van 4.718 ton per jaar naar 1.500 ton in 2009. Dat was voorspelbaar tijdens een overgangsfase. De opbrengst van de eerste negen maanden van 2010 is evenwel al 1.798 ton. Een extrapolatie over een heel jaar bevestigt dat het doel in zicht is: een productiestijging zonder dat het reproductievermogen wordt aangetast. Want ondanks de daling van de totale vangst is het formaat en gewicht van de vissen behoorlijk gestegen. Voor een tilapia van 500 gr krijg je maar 800 Kongolese frank (0,67 €) . Weegt die een kilogram dan haal je al minstens 1.400 KF (1,18 €). En de vangstverbetering neigt vandaag al naar 2 kilo!

Opvallend is hoe elke vissoort heel anders reageert op de nieuwe maatregelen. De bagrus bijvoorbeeld kende helemaal geen terugval. De barbus, die nooit veel economische betekenis heeft gehad, wordt plots belangrijker dan tilapia. Mooi meegenomen ook, want die wordt tot 80 cm lang en 8 kg zwaar en brengt dan wel 20.000 KF (16,80 €) op.

Ik denk aan mijn broer Philippe die op de Noordzee als kustvisser met een catamaran-vissersboot de bokkenvisserij met zijn bodemverwoestende sleepsledes heeft opgegeven voor duurzame visserij, onder meer met staandewantnetten. Kongo is geen geïsoleerd achterlijk land waar enkel roofbouw en ecologische plundering de toon zet. Het kan ook anders: creëer de juiste voorwaarden, en het land gaat meteen mee met de wereldtrends, en heeft zelfs het potentieel om er snel op vooruit te lopen. Konden de Westerse multinationals en hun acolieten nu maar eens overtuigd worden om de petroleum in Ituri in de grond te laten steken, en ineens massaal te investeren in waterkracht, zonne- en windenergie, drie energiebronnen waar Kongo uitzonderlijk gul van is voorzien. Dan zou David Van Reybrouck’s statement in zijn boek “Congo. Een geschiedenis”: “Congo loopt niet achter op de geschiedenis, maar vóór” een veel hoopvollere invulling krijgen!