Wat je zoal aantreft in Colombiaanse bergdorpen
“‘Goed leven tussen de heuvelruggen’
Het alledaagse te midden van de Colombiaanse bergen is natuurlijk niet identiek in elk dorp of gehucht, maar er vallen wel gelijkaardige kenmerken en patronen te ontwaren. Op het eerste gezicht uiteraard de alomtegenwoordigheid van berg en dal, maar er is meer. De dorpen zelf hebben dan weer sprekende, klinkende namen als Salamina, San Félix, Filandia, Quimbaya, Andes, Jardín, Hispania en Aranzazu.
De hierna opgeschreven indrukken over het leven in de Colombiaanse dorpen op grote hoogte zijn op zich enkel ‘geldig’ voor de plaatsen waar ik verbleef en passeerde met sprekende namen als Salamina, San Félix, Filandia, Jardín, Andes, Hispania, Quimbaya en Aranzazu, in de departementen Quindío, Caldas en Antioquia. Al kan een kleine veralgemening in deze volgens mij geen kwaad. Afgezien van de Caribische regio waar ik me tegenwoordig bevind, kunnen zo goed als alle dorpen waar ik voorheen vertoefde geclassificeerd worden als bergdorpen. Welke plek in het zuidwesten van dit land wordt hier immers niet omgeven door bergen? Bergdorpen dus. Een impressie.
Cumulussen en koeien
Waar de arenden en gieren soms op niet meer dan tien meter boven de hoofden van de dorpelingen vliegen. Om zich even later neer te vlijen op een dak van een huis aan de dorpsrand. Maar ook waar meer menselijke activiteit heerst, laten enkele pikzwarte gieren hun tronies bewonderen wanneer het hen past. Gezeten langs de kant van de weg, op het weinige gras en tussen vuilnis, gaan hun hoofden van links naar rechts, met priemende blik. Ook de katten leven zich uit of liggen te luieren in de schaduw. De blaffende honden bijten daadwerkelijk niet, de grazende koeien rondom het dorp hebben ongetwijfeld betere klimmersbenen dan die in onze plat pays.
Alleen jij, wat vogels, koeien, een eenzame alpaca, enkele andere dieren, gras en waspalmen.
Waar de boer ‘s ochtends zijn koeien melkt op het gras vlak naast de weg, gezeten op een emmer en de melk opvangend in een andere. Datzelfde gras krijgt een witte, lichtgroene schijn door het samenspel van ochtendzon en dauw. Weer iets verder kan je tussen de waspalmen wandelen, waar je maar wil, zonder gestoord te worden door enig ander mens. Alleen jij, wat vogels, koeien, een eenzame alpaca, enkele andere dieren, gras en waspalmen. Wat elders een op zichzelf staande bekende toeristische trekpleister zou zijn — ook in Colombia zelf overigens —, maakt hier gewoonweg deel uit van.
Waar je een willekeurige helling bewandelt om tot een 360 graden uitzicht te komen op de omliggende bergen. Inclusief het eeuwige wolkendek, net badschuim. Als mijn opgedane biologiekennis uit het middelbaar me niet in de steek laat, betreft het cumulussen. Terwijl je de denkbeeldige badschuimschaapjes en de zeer reële bergkammen telt, kan je uit het niets worden verrast door het grijze broertje, de cumulonimbus, die langs vanachter komt en mogelijk enkele regendruppels lost.
Waar een trui geen overbodige luxe is als die wolken de zon aan het zicht onttrekken en het zeker ‘s nachts behoorlijk fris kan worden. Bij de vroege ochtendkou die je op de blote benen slaat, warmt men zich op aan koffie en buñuelos. Overdag wordt het echter soms zo warm dat zelfs een T-shirt overbodig voelt.
Waar jongens en meisjes van allerlei leeftijden naar en van school wandelen in hun kraaknette uniformen, mannen met snorren en hoeden paard en kar met lading vooruitstuwen en de motorrijders zich naar beneden laten bollen terwijl een oude rammelkar naar boven tuft met een remorque vol vers gelooide huiden. Diezelfde mannen met snorren en poncho’s bezetten overdag de kleine tafels van de cafeetjes, tetterend en koffieslurpend. Later op de dag drinken ze dan weer bier en spelen ze biljard, na een hele dag met machetes de begroeiing aan de kant van de weg te hebben gekortwiekt, aan voertuigen te hebben gesleuteld, mensen te hebben rondgereden en op het land te hebben gewerkt.
Mannen met snorren en ponchos bezetten al tetterend de kleine tafels van de cafeetjes
Waar mensen door het raamkozijn hangend of al zittend op de stoep de passage op straat gadeslaan. Een gringo zoals ik, automatisch iets exotischer en soms enig in zijn soort in sommige dorpen, springt daarbij al gauw in het oog. Nochtans zijn die blikken niet per definitie afkeurend, maar vriendelijk en vooral nieuwsgierig. Een goedendag kan je zeker krijgen en zoniet, dan wordt de jouwe wel beantwoord.
Waar iedere straatloper mag meegenieten van de muziek die door de radio’s in de huizen schalt, binnen zingt men soms luidkeels mee. Altijd hangt er buiten kleurrijke was te drogen, soms ook op de daken en een enkele keer zelfs aan prikkeldraad aan de overkant van de straat. Op een keer staat een oud mevrouwtje met geruite schort, witte haren en een erg bruine, rimpellige huid idyllisch te wezen naast haar wasdraad. Ze lijkt wel honderd jaar oud en dat is niet eens overdreven.
De dorpsrand, hij bestaat
Waar de huizen misschien niet altijd onverwoestbaar, maar vaak erg kleurrijk en charmant zijn. Doorgaans bestaat zo’n gevel uit twee al dan niet bij mekaar passende kleuren, soms zijn het er meer. De ene kleur siert de deur, raamkozijnen, luiken en tot een meter aan de onderkant van de gevel, de andere kleur de rest. Samen vormen die vele huizen een charmante kleurboek, ook wel eens ‘dorp’ genoemd. Mede door die relatief goede staat en schoonheid van de huizen, valt de eventuele armoede ook niet echt op. In tegenstelling tot in de stad. Hier weinig tot geen in lompen geklede mensen die op straat slapen en bedelen om een aalmoes.
Men heeft hier misschien ook gewoon meer: een huis, wat beesten, kroppen en vruchten die het land hen schenkt, bekenden rondom hen, gezonde lucht, natuur en overal prachtige uitzichten.
In tegenstelling tot in de stad valt de armoede hier niet echt op
Waar de dorpen ook daadwerkelijk stoppen en er zoiets bestaat als een dorpsrand, alwaar beton en asfalt het voor bekeken houden en het vanaf dat punt overlaten aan het groen, de natuur, de bergflank. Die dorp-uitersten gaan bijna altijd steil omhoog of omlaag, meestal kent alleen het eigenlijke centrum met plaza de luxe vlak te zijn. Geen eindeloze steenwegen en lintbebouwing hier, doorgaans verbinden twee in/uitgangswegen het dorp met de volgende dorpen en aangrenzende gehuchten.
Waar er meer leven in de brouwerij is dan in onze Belgische plattelandsdorpen. Zeker op zondag, wanneer het plein volstroomt en bijgevolg ook de terrasjes van de cafés en restaurants. Hier kan en gaat zo goed als iedereen op restaurant: ‘s zondags met de familie maar evengoed doordeweeks en alleen. Zeker de menu’s zijn vullend, basic en goedkoop.
Waar er in feite tout court meer is dan in veel van onze dorpen: van bakkers en slagers over kappers en cafés tot volk in de kerk en op straat. Openbaar vervoer ook, niet te vergeten. Dat is er en dat werkt. Ik denk spontaan aan een specifiek dorp in de Vlaamse Ardennen waar dat minder tot niet het geval is.
Waar niet alleen sommige kerken, maar ook de begraafplaatsen regelrechte pareltjes zijn. Dat laatste in tegenstelling tot thuis — alweer de vergelijking zoekend, het moet zijn dat het me opvalt. Bij het binnenkomen van de begraafplaats word je soms onmiddellijk overdonderd, wanneer je verdergaat overheersen schoonheid en rust. Geen kakafonie van verschillende stijlen grafzerken hier, wel veel sereen wit opgefleurd met allerlei kleurrijke bloemen. Het ligt er daarom niet kraaknet bij, maar dat wordt ruimschoots gecompenseerd door al het voorgaande. En door een palmboom hier en daar. Kerkhoven en palmbomen: ik had ze nooit eerder in verband gebracht met elkaar.
Waar de naar mijn mening verschrikkelijk kitscherige kerstversiering al meer dan een maand op voorhand verkocht en gekocht, opgehangen en uitgestald wordt. Ook dat hoort erbij, december is nu eenmaal een belangrijke maand voor de Colombianen. Benieuwd wat een zomerse kerst aan de kust in petto zal hebben.
Santa Marta, 10 december 2017.