Marokkaanse cannabisproductie scheert hoge toppen
Soaade Messoudi
01 juli 2001
Marokko is de grootste hasjproducent ter wereld en Europa is zijn grootste afzetmarkt. De invloed van de hasj op de Marokkaanse economie en politiek is enorm. Het Marokkaanse bewind heeft er weinig belang bij om de arme en rebelse boeren uit het Rifgebergte, die de hennep verbouwen, deze bron van inkomsten te ontzeggen.
Een Berber uit de streek van de Rif heeft, zegt men, slechts drie carrièremogelijkheden. Hij kan smokkelaar worden, hij kan als illegale migrant naar Europa vertrekken of hij kan aan de slag als drugstrafikant. Dat laatste is in elk geval de snelste weg naar het grote geld. Het fortuin dat de trafiek in het “groene goud” oplevert, kan later nog dienen om definitief de wijk te nemen naar Europa. In eigen land is de kans om een toekomst op te bouwen immers gering.
Tussen de Riffijnen en het centrale gezag van Marokko of de makhzen heeft het nooit geboterd. De Rif is altijd een rebelse regio van koppige Berbers geweest. Eind jaren vijftig slaagde Hassan II, toen nog kroonprins van Marokko, er slechts met moeite in een grootscheepse opstand bloedig in de kiem te smoren. De Berbers zijn dat nooit vergeten. Het wantrouwen en de haat jegens de inmiddels overleden koning Hassan II was groot. Dat de gevoelens wederzijds waren, blijkt uit de economische en sociale verwaarlozing waarvan de Rif het slachtoffer is. Hassan II, zo wordt beweerd, heeft de regio doelbewust decennialang gemarginaliseerd. De Rif werd niet voor niets het niet-productieve Marokko genoemd. De regio kent de hoogste werkloosheidsgraad van het land en velen kunnen lezen noch schrijven. Belangrijkste reden daarvoor is niet enkel de armoede, maar ook het verbod op het onderricht en het schrijven van het Tamazight, de eigen taal van de Berberbevolking. De overheid voerde een politiek van Arabisering om te voorkomen dat de staat uiteen zou vallen. Pas in 1994 werd de taal officieel erkend en in het onderwijs ingevoerd, uit angst dat het religieus fundamentalisme ook in Marokko het vuur in de pan zou doen slaan. De uitzichtloze situatie van de Rif, vertaalt zich al sinds de jaren zestig in een enorme exodus van zijn bevolking naar Spanje, België, Duitsland en Nederland.
HET GROENE GOUD GEWIKT EN GEWOGEN
In Marokko is het teelten van kif in de Rif legaal, maar het transport en de verhandeling ervan zijn verboden. Na de onafhankelijkheid wou Mohammed V de teelt aanvankelijk verbieden, maar hij begreep snel dat dit politieke zelfmoord was. Heel wat Riffijnen, die toen reeds in de kifhandel zaten, werden immers als echte helden aangezien vanwege van de actieve rol die ze speelden in de bevrijding van Marokko. De traditionele aanplanting van de kif, zoals cannabis in de volksmond wordt genoemd, was kleinschalig. Emigranten uit de Rif verzorgden tot de jaren tachtig een beperkte uitvoer van de softdrugs naar Europa. De Marokkaanse drugsbaronnen verkochten hun drugsroutes echter aan Europeanen die er grof geld voor betaalden en dus steeds meer omzet eisten. De boeren van het vanouds straatarme en onherbergzame Rifgebergte varen wel bij het teelten van kif, ook al is hun aandeel in de winst veel kleiner dan dat van de tussenhandelaren en de grote financiers. Op de schrale grond kan geen enkel gewas tegen de kif concurreren.
De sector is uitgegroeid tot Marokko’s belangrijkste exportproduct, een zeer kapitaal- en arbeidsintensieve industrie. De verwerking van kif en de smokkel van hasj levert Marokko zeker 1,25 miljard euro (vijftig miljard frank) per jaar op, goed voor één tiende van het bruto nationaal product. Dat is een onmisbare bron van inkomsten, zeker nu de Marokkaanse economie door een diep dal gaat omwille van de al vijf jaar durende droogte. Naar schatting zou een miljoen Marokkanen leven van wat de duizenden tonnen cannabis opbrengen die jaarlijks in de Rif geproduceerd worden. De inkomsten uit de drugshandel worden witgewassen in de toeristische sector, door het opstarten van bedrijven of door investeringen in onroerend goed. Dankzij de kif, de smokkel van goederen uit de Spaanse enclaves Ceuta en Mellila en de kapitaalsstroom van de honderdduizenden Marokkanen in Europa is er in de Rif een levendige economische activiteit op gang gekomen. Inmiddels zou het gemiddelde consumptieniveau in de Rif al hoger liggen dan in de rest van Marokko. De stad Nador is zelfs uitgegroeid tot het derde grootste financiële centrum van het land, na Casablanca en Rabat.
Tanger is de draaischijf van de internationale handel, maar volgens deskundigen heeft de sector zich uitgebreid naar andere Marokkaanse steden zoals de economische metropool Casablanca en de zuidelijke badplaats Agadir. Zuid-Amerikaanse, Italiaanse en Turkse drugskartels hebben ingezien dat de trafiek van hasjiesj vanuit Marokko zeer efficiënt georganiseerd is en zij hebben zich meester kunnen maken van deze ondergrondse netwerken en structuren. De handelsroutes van de kif worden nu dus ook gebruikt voor de smokkel van harddrugs zoals cocaïne en heroïne. Bovendien is de Marokkaanse drugshandel met wapen- en mensenhandel verweven geraakt. In de wereld van de georganiseerde misdaad geldt het motto ons kent ons, dat is duidelijk. Vooral Spanje krijgt het zwaar te verduren door deze criminele samenzwering. Het land wordt letterlijk overspoeld door drugs en Afrikaanse vluchtelingen die tegen betaling van forse sommen geld met roeiboten of motorbootjes naar het Europese vasteland gebracht worden.
REPRESSIE HEEFT EEN PRIJSKAARTJE
Marokko krijgt internationaal veel politieke bewegingsvrijheid. Het land wordt gezien als een dam tegen het moslimfundamentalisme vanuit Algerije en het koningshuis heeft traditioneel een matigende invloed in het Midden-Oostenconflict. De Verenigde Staten knepen een oogje dicht voor de productie en de handel in kif, op voorwaarde dat Marokko de wapenhandel in de regio daadwerkelijk zou aanpakken en de handel in harddrugs zou bestrijden. Die stilzwijgende overeenkomst heeft echter niet standgehouden. In 1992 kondigde Hassan II met veel aplomb zijn war on drugs aan. Binnen de vijf jaar zou de cultuur van kif uitgeroeid zijn, zo beweerde hij. De internationale conventie tegen de drugshandel, die al dateert van 1988, werd pas dat jaar in Rabat geratificeerd. Leger en politie werden massaal ingezet en kregen meer armslag en materieel zoals motorboten en helikopters. De controles aan de havens en de grensovergangen werden aanzienlijk verscherpt. Tal van kleine drugshandelaren werden gearresteerd, maar ook corrupte politiemannen, douaniers en topambtenaren van het ministerie van Justitie. Ook werden enkele grote drugsbaronnen, waaronder Hamidou uit Tanger, bijgenaamd De Vos, gevangen gezet. Vierhonderd personen die zich dat jaar kandidaat hadden gesteld voor de gemeenteraadsverkiezingen in de noordelijke provincies, werden van de lijst geschrapt. Tegelijkertijd eiste Marokko, op basis van de theorie van de gedeelde verantwoordelijkheid, financiële steun van Europa om de geleidelijke overschakeling van de teelt van de kif naar andere gewassen te realiseren. De Europese steun voor de ontwikkeling van het noorden van Marokko liet even op zich wachten, maar kwam er uiteindelijk dan toch. Wie er toen van overtuigd was dat daarmee het einde van de kif was ingeluid, is inmiddels een illusie armer.
DE DOOS VAN PANDORA
Begin 1995 maakte de Europese Commissie een rapport openbaar over de strijd tegen de drugs en de ontwikkelingen in het noorden van Marokko. Het rapport werd opgesteld door het Observatoire Géopolitique des Drogues (OGD), een onafhankelijke Franse ngo. De twee zijden van het probleem werden aangekaart in dit rapport: de acties die de Marokkaanse overheid sinds 1992 ondernam tegen de drugsproductie en -handel en de mogelijkheden voor de Europese Unie om ontwikkelingshulp te bieden die Marokko zou helpen bij de drugsbestrijdingsprogramma’s. De onderzoekers van het OGD concludeerden dat Marokko zijn positie als hasjexporteur alleen maar versterkt heeft en dat de strijd tegen de drugs niet meer dan een lege doos is. Deze bevindingen worden bijgetreden door Spaanse wetenschappers die jaarlijks atmosferische onderzoeken doen in het kustgebied van Spanje. Zij stelden de laatste jaren vast dat de hoeveelheid stuifmeel in de lucht buitensporige proporties aannam. Het gaat om stuifmeel dat, door warme zuiderwinden, vanuit de cannabisplantages in Marokko over de Straat van Gibraltar naar Spanje geblazen wordt. Hieruit concludeerden zij dat de Rif de laatste jaren zelfs recordoogsten realiseerde. Ondanks de repressie konden de boeren schijnbaar onbezorgd hun hennepplantages uitbreiden.
De Franse kwaliteitskrant Le Monde kon de hand leggen op een versie van het originele, vertrouwelijke rapport van het OGD en publiceerde op drie november 1995 een artikel waarin de Marokkaanse monarch zelve in opspraak gebracht werd. Hassan II zou de peetvader van de drugsmaffia zijn, zo citeerde de krant uit de niet-gepubliceerde passages. Verder werden ook de namen genoemd van de schoonbroer van Hassan II, Ahmed Osman en van zijn nicht prinses Fatima Zohra Alaoui die in Tanger woont. Hassan II, die dat jaar een officieel staatsbezoek zou brengen aan Frankrijk, liet weten dat hij gekrenkt was, en het bezoek werd prompt afgelast. De krant Le Monde kreeg een proces aan het been, dat de koning trouwens verloor. De sociaal-geograaf Paolo De Mas, migratiespecialist en algemeen beschouwd als één van de beste kenners van Noord-Marokko, stelde tevens in 1995 dat in Marokko het dubbele proces van criminalisering van de macht en machtsvorming door de criminaliteit definitief is ingezet. Marokko moet daarom volgens hem tot de zogeheten narcostaten gerekend worden. Sombere conclusie, maar de kif van de allerbeste kwaliteit zal wel niet voor niets de naam King Hassan hebben gekregen. Het is nu wachten op een variant Young King Mohammed, tenzij de nieuwe koning de geruchten de kop kan indrukken.