Nigeria na de militaire dictatuur

Nigeria na de militaire dictatuur

Marc Van Laere

01 september 1999

'Vrienden, Nigerianen, jullie kozen mij tot president, al leefde ik jarenlang in de schaduw van de dood. Moge de Almachtige ons nu allen helpen.' Als antwoord zong de volksmassa op de Eagle Square in de Nigeriaanse hoofdstad Abuja 'Ose Ose o, Ose o Ose Baba'. 'Dank u, dank u, vadertje,' de strijdhymne van het Nigeriaanse voetbalteam. Een door loodzware dictaturen getraumatiseerde natie kon weer juichen. Bij de eedaflegging van de nieuwe president Olusegun Obasanjo op 29 mei moest de match voor democratie echter nog beginnen. Drie maanden later speelt Nigeria paniekvoetbal met nerveuze militairen in de 'dug-out'.

Een jaar geleden werd de vorige president, generaal Sani Abacha, geveld door een hartaanval. De dictator stierf in de armen van enkele Indiase prostituees kort voordat hij zich kandidaat zou stellen bij de presidentsverkiezingen. Geen Nigeriaan rouwde om de dood van de man die verantwoordelijk was voor militaire terreur, voor het ophangen van mensenrechtenactivist en schrijver Ken Saro Wiwa en enkele medestanders, voor de ballingschap van Nobelprijswinnaar Wole Soyinka en onrechtstreeks ook voor de dood in de gevangenis van de feitelijke winnaar van de in 1993 gehouden presidentsverkiezingen, Moshood Abiola. Na de dood van dictator Abacha wachtte Nigeria bang af hoe de militairen zouden reageren. De onrust werd bedaard door de aanstelling van een overgangspresident, generaal Abdulsalami Abubakar, die democratische verkiezingen beloofde. Dit voorjaar kozen de Nigerianen, na min of meer eerlijke verkiezingen voor nog maar de derde keer in negenendertig jaar vaderlandse geschiedenis, zelf hun president. Olusegun Obasanjo. Ex-president en … generaal.

Nieuwe politieke cultuur

Onder Abacha belandde Obasanjo in de gevangenis wegens te veel oppositiewerk. In de cel groeide hij in binnen- en buitenland uit tot een symbool voor de hoop op een nieuw Nigeria. Nog geen week na zijn troonrede op 29 mei liet de nieuwe president voelen dat het hem menens was met zijn verkiezingsbeloftes. Obasanjo verklaarde de oorlog aan de corruptie (‘Er zullen geen heilige koeien meer zijn’) en begon aan de ontvetting van het militaire establishment. Hij zond honderd vijftig hoge militairen -onder hen ministers en gouverneurs- de laan uit en waarschuwde alle andere sterren en strepen: ‘Alleen officieren en soldaten die het land willen dienen en zich onderwerpen aan het burgerlijk bestuur kunnen in dienst blijven.’ Een week later annuleerde Obasanjo alle licenties die de militairen onder het overgangsregime van Abdusalami Abubakar hadden toegekend aan bedrijven. Het betrof toezeggingen voor de bouw van een nieuw militair hoofdkwartier, de uitbreiding van de luchthaven van Lagos, nieuwe kantoorruimtes van de Centrale Bank van Nigeria en petroleumconcessies voor bedrijven die goede maatjes waren met de militairen.

Door de radicale beslissingen van die eerste weken kreeg de president goede punten in de Verenigde Staten en bij de Europese Unie. Het land werd opnieuw lid van het Gemenebest na vier jaar uitsluiting wegens de executie van Ken Saro Wiwa en de zijnen. Een maand na zijn intronisatie woonde Obasanjo de inauguratie bij van Thabo Mbeki als nieuwe president van Zuid-Afrika. Na een ‘black-out’ van bijna een halve eeuw vonden de twee Afrikaanse regionale supermachten elkaar terug op diplomatiek vlak. Eind juli kwam de Franse president in de hoofdstad Abuja bloemetjes gooien. Jacques Chirac beloofde Obasanjo zelfs dat hij zou ijveren om Nigeria permanent lid te maken van de VN-Veiligheidsraad. Last but not least was er het applaus van het Internationaal Muntfonds voor de stabilisering van de Nigeriaanse economie al maande het IMF tegelijk Obasanjo aan tot verdergaande ‘deregulering, privatisering en transparantie’. Voor dat laatste moet Obasanjo echter rekenen op de goodwill en medewerking van het Nigeriaanse volk. En die geraken na vier maanden vernieuwingseuforie stilaan opgebruikt.

Vóór de afgrond

De verkiezing van Obasanjo veranderde inmiddels niets aan het dagelijkse leven van de duizenden Nigerianen die in de grote steden aanschuiven voor drinkwater. In het Noorden en het Oosten van het land kostten cholera-epidemies tientallen mensen het leven. Elektriciteitspannes teisteren nog steeds dagelijks de tien miljoen inwoners van Lagos. Kortom, de meerderheid van de honderd en tien miljoen Nigerianen moest na Obasanjo’s troonsbestijging dag aan dag vechten voor het dagelijks brood. Als zesde olie-exporteur van de wereld blijft Nigeria een beschamend arm land. Bovendien zitten in het kruitvat van de armoede enkele uiterst gevoelige ontstekingsmechanismen die de nieuwe hoop kunnen doen ontploffen. De rijke maar uiterst woelige Nigerdelta, de etnische tegenstellingen in heel het land en het blijvende gewicht van de militaire macht brachten de jongste maanden Nigeria opnieuw aan het wankelen vóór het ravijn. In de Nigerdelta waar de petroleum gewonnen wordt door o.m. Shell, Chevron en Elf nam niet alleen het milieuprotest toe sedert de dood van Ken Saro Wiwa, maar waren er ook voortdurend clashes tussen rivaliserende stammen, confrontaties met het leger en gijzeling van oliewerknemers. President Obasanjo beloofde de bevolking van de Nigerdelta een groter aandeel in de oliewinsten maar precies de verdeelsleutel en het beheer van de gelden bleven oorzaak van bloedige conflicten.

Meer en meer beheersen opnieuw de etnische tegenstellingen de politieke agenda. Vooral de rivaliteit tussen de noordelijke Haussa’s (islamitisch en sterk militair getint) en de zuidwestelijke Yoruba’s (christelijk en economisch sterker) bepaalt de speelruimte van de regering Obasanjo. In juli vielen zowel in de noordelijke stad Kano als in de omgeving van Lagos tientallen doden na etnisch geweld. Als Yoruba moest Obasanjo wonderlijk genoeg vooral rekenen op steun van het Noorden en van militairen om president te worden. Vraag is of dat ‘vrijgeleide’ vroeg of laat zijn tol niet zal eisen.

Het valt te vrezen dat Obasanjo’s presidentschap niets meer dan een intermezzo wordt tussen twee militaire regimes in. Wachten de militairen gewoon tot de burgerregering de pedalen verliest? Houdt het Nigeriaanse volk stand tegenover zoveel machtscynisme? Welvaart en macht waren al te lang in de handen van mensen die niet op de eerste plaats geïnteresseerd zijn in het herstel van wegen, de toevoer van water en elektriciteit naar de overbevolkte stadswijken of in het functioneren van scholen en ziekenhuizen. Langer dan hun president leefden vele Nigerianen ‘in de schaduw van de dood’. Mocht de Almachtige ook dat niet vergeten.