Observatorium van Abnormale Praktijken

Blog

Observatorium van Abnormale Praktijken

Observatorium van Abnormale Praktijken
Observatorium van Abnormale Praktijken

Hoe ordediensten tot wanorde leiden op de West-Afrikaanse wegen. Maar ze worden in het oog gehouden!

Het was me al eerder opgevallen bij verplaatsingen in het binnenland van Senegal. Op de grote verkeerswegen zie je zeer dikwijls wegcontroles opgericht, waarbij een wagen van de gendarmerie met de inscriptie goed zichtbaar op de zijflank loodrecht op de rijrichting staat opgesteld aan de rand van de weg. De doorgang wordt met een touw of een geïmproviseerde houten slagboom afgesloten.

Elke keer als de ordehandhavers die de wegversperring bemannen ons in het oog kregen, begonnen ze al van ver te wuiven en aanwijzingen te geven dat we mochten doorrijden. Dat we MOESTEN doorrijden, begreep ik na een tijdje. Dit was geen voorrecht dat ze ons gaven. Ze wilden ons zo snel mogelijk kwijt. Geen pottenkijkers liefst, terwijl ze vrachtwagenchauffeurs uitmelken.

Daar is het hem inderdaad allemaal om te doen. Landen als Mali, Burkina Faso en Niger hebben geen kust. Ze hangen voor hun bevoorrading en uitvoer volledig af van de havens van de kustlanden Senegal, Ivoorkust, Ghana, Togo en Benin. Dat maakt hen tot gewillige prooien van mannen (en vrouwen) in uniform.

Het spreekt vanzelf dat dergelijke praktijken een zware domper zetten op de regionale economie. Zeker als ze uit de hand lopen. Dat hebben de economische gemeenschap van West-Afrikaanse staten ECOWAS en de West-Afrikaanse economische en monetaire unie UEMOA goed begrepen. Daarom hebben ze al van in 2005 een Observatorium van Abnormale Praktijken opgericht dat de vinger aan de pols houdt en de evoluties op de voet volgt door systematisch steekproeven uit te voeren.

In het laatst verschenen rapport, het 17de, lees ik enkele cijfers. Een vrachtwagen die met alle papieren volledig in orde is, moet gemiddeld per reis in de regio 43.000 FCFA (65€) ophoesten voor onwettige en dus ongeregistreerde heffingen. Dat is het gecombineerde resultaat van het aantal controles en het bedrag van het geëiste smeergeld.

De situatie is het ergst op de weg Ouagadougou-Bamako: 2,6 controles per 100 km, voor het hele traject komt dat neer op 26 verplichte stops. Het traject Lomé-Ouagadougou loopt het vlotst, met “slechts” één controlepost gemiddeld om de 53 km. Dat is ook meteen het “goedkoopste” traject wat opgedrongen steekpenningen betreft: slechts 1.300 FCFA (bijna 2 €) per 100 km. Terwijl Ouagadougou-Bamako ook hier recordhouder is met een gemiddelde van 6.000 FCFA (9 €) per 100 km.

Wat nationale gemiddelden betreft was Ivoorkust tot voor kort het ergst getroffen door de geüniformeerde plaag. Nu het leger steeds meer naar de kazernes wordt teruggetrokken en soldaten worden vervangen door douane, politie en gendarmerie, heeft Mali echter de rode lantaarn overgenomen (dat was dus nog voor de staatsgreep want het laatste rapport dateert van het derde trimester van 2011). Opvallend is dat het de douaniers zijn die in de meeste landen het grootste deel van de pots-de-vin op zak steken. Enkel in Senegal blijkt de gendarmerie op dit vlak de hoofdrol te spelen. Ghana, dat altijd al een goede reputatie had, ziet zijn statistieken sinds twee jaar evenwel voortdurend verslechteren omwille van de verloedering bij de politie.

Al die controles creëren natuurlijk oponthoud. Op de corridor Bamako-Dakar loopt het tijdverlies op tot 7 uren per reis, onder meer omwille van de drie uren die de grensovergang op dat traject vergt.

Het rapport komt tot het besluit dat Togo een waar voorbeeldland aan het worden is op het vlak van bonne gouvernance van de wegen. De regering heeft zwaar ingezet op de strijd tegen illegale praktijken, en de vermindering van het aantal en duur van de controles, waardoor de haven van Lomé in vergelijking tot de concurrenten in de buurlanden ineens veel aantrekkelijker wordt.

Togo levert daarmee aan heel Afrika het bewijs dat een regering die krachtdadig optreedt tegen illegale praktijken van de eigen ordediensten resultaten boekt. Is het niet vreemd dat het Observatorium voor Abnormale Praktijken elk trimester alle kwalen op de weg documenteert en breed bekend maakt, zonder dat, er op enkele uitzonderingen na, iets wordt aan gedaan? Als minister of staatshoofd zou ik er een gloeiende hekel aan hebben dat een orgaan met zulke naam binnen mijn landsgrenzen actief moet zijn. Ik zou er gewoon alles aan doen dat er geen abnormale praktijken meer te observeren vallen. En dat niet alleen voor de reputatie van mijn land. Maar ook en vooral omdat dit op economisch vlak absoluut geen windeieren legt!