“‘Over post-politiek en de toekomst van links’
In 1989 stelde Fukuyama al dat we aan het einde van de geschiedenis waren gekomen: de Westerse liberale democratie zou het eindpunt van onze ideologische evolutie zijn, maar is dat wel zo?
Anno 2017 waart er tot grote treurnis van Marx en Engels geen links spook meer door Europa. Het is de tijd van de post-politiek, de tijd van een alomvattende ideologische consensus die het neoliberalisme heet.
‘Post-politiek’ als concept duidt op het feit dat de ‘ware politiek’ - als een vorm van fundamentele ideologische verscheidenheid, discussie en onenigheid – niet meer bestaat. We zijn eraan voorbij, zoals het Latijnse prefix aanduidt.
Er bestaan verschillende theorieën rond de term - o.a. in het werk van Slavoj Žižek, Jacques Rancière, Alain Badiou en ook in het werk van de Belgische politicologe Chantal Mouffe (niet toevallig de grote inspiratie voor Jean-Luc Mélenchon) – maar over één ding zijn ze het allen eens: er bestaat in onze Westerse maatschappij geen alternatief meer voor het globaliserende neoliberalisme.
Hoewel onze meeste buurlanden, net als wij, een strenger genationaliseerde sociale zekerheid genieten dan de VS, is het toch zo dat wij allen in een maatschappij leven waarin de vrije markt koning en zelfs god is.
Dit alternatief is er in het Westen bovendien niet meer geweest sinds het einde van de Koude Oorlog. Sindsdien denken alle partijen, zowel rechts als links, immers binnen het ideologisch paradigma van het kapitalisme, en bestaan er geen alternatieve utopieën meer.
In de VS is het ideologische en politieke spectrum misschien nog het kleinst: de democratische en republikeinse partij liggen zo dicht bij elkaar dat een Europese sociaaldemocratische partij ‘in the land of the individually free’ ondenkbaar is.
Maar zelfs in onze Europese verzorgingsstaten heerst het neoliberalisme. Hoewel onze meeste buurlanden, net als wij, een strenger genationaliseerde sociale zekerheid genieten dan de VS, is het toch zo dat wij allemaal in een maatschappij leven waarin de vrije markt koning en zelfs god is.
Voor de aanhangers van de theorie van de post-politiek zijn onze verkiezingen en regeringen dan ook een farce. Het is immers maar een toneel, om de bevolking de illusie te geven dat zij inspraak hebben op een politiek en economisch systeem dat toch niet zal veranderen. Daarvoor is er binnen de ideologische consensus immers geen plaats. Ja hoor, om de vier jaar veranderen we hier een wet en introduceren we daar een koninklijk besluit, maar het blijven steeds minieme veranderingen die het systeem niet fundamenteel aantasten.
Bovendien zijn onze regeringen vaak ook zo gefragmenteerd dat er altijd wel discussie is, waardoor wetsvoorstellen steeds opnieuw moeten worden aangepast en de hele dans ad infinitum herbegint. Dan volgen de nieuwe verkiezingen en worden de beslissingen van de vorige regering om ter snelst weer ongedaan gemaakt.
Kortom: er verandert weinig. Natuurlijk is dit een karikatuur, maar zelfs die staatshervorming waar de N-VA destijds nog 30% van de Vlaamse stemmen voor verzamelde en de grootste partij van België mee werd, is er nog steeds niet gekomen. Ze geraakten er zelfs niet mee in de regering, want een dergelijk risico kan de consensus immers niet toelaten.
Rechtse biotoop
Die ideologische consensus belemmert dus het politieke discours van zowel rechts als links. Toch is het vooral aan links om haar politiek te herdenken. Rechts zit immers min of meer in haar ideologische biotoop. Dit wil echter niet zeggen dat men terugmoet naar de Soviet Unie. Žižek zelf, toch radicaal links en toenmalige burger van de USSR, zal als eerste de mislukking van die Sovietutopie erkennen.
Owen Jones
Marc Lozano (CC BY-SA 2.0)
Het probleem is echter dat links er niet meer in slaagt andere alternatieven te bedenken, noch voor het neoliberalisme als voor het twintigste-eeuwse communisme. De immer gevatte Žižek stelt het zo : ‘we are all eating out of the trash can of ideology’, we eten allemaal uit de vuilnisbak van de ideologie. We zijn er ons immers niet bewust van dat ideologie overal aanwezig is (vooral als dat de ideologie van het status quo is) en assimileren en internaliseren dan ook onbewust de heersende ideologie zodanig dat het ook voor ons onmogelijk wordt om een alternatief te bedenken.
Žižek wijst er ons bijvoorbeeld op dat wij ontzettend veel cultuur (films, boeken, theaterstukken, enz.) produceren over het einde van de wereld, over de apocalyps, over zombies, enz., maar dat we eigenlijk haast geen kunst produceren waarin we een ander economisch en politiek systeem naar voren brengen.
Uit onze filmgeschiedenis leren we dat het vaak gemakkelijker is om zich het einde van de wereld in te beelden, dan er één te verzinnen waarin de vrije markt en het kapitaal niet meer god en almachtig zijn.
De Sloveense filosoof ziet dit dan ook als een symptoom van een onderliggend probleem: het is immers gemakkelijker om zich het einde van de wereld in te beelden dan een wereld te verzinnen waarin de vrije markt en het kapitaal niet meer god en almachtig zouden zijn en waarin politiek en economie anders zouden functioneren.
Hierin ligt dan ook de taak van de linkse partijen. Owen Jones, columnist bij The Guardian en links activist, wees er ook al meermaals op - o.a. tijdens zijn gesprek bij Passa Porta in 2015 - dat de linkse partijen er maar niet in slagen om een concreet en eigen inhoudelijk programma op te stellen. Ze kiezen er steeds maar voor om van hun programma een kritiek van rechts te maken, een negatie van de rechtse partijprogramma’s, maar slagen er niet in om zelf een concreet programma op te stellen dat meer inhoudt dan een wat naïef en belerend moralistisch idealisme.
Links is groen
Het enige echte programmapunt dat bij sommige linkse partijen dan ook (terecht) naar voren komt en dat hen ook een duidelijk eigen gezicht geeft, is het milieu; vandaar ook steeds meer de opkomst van de groene partijen. Nederland is daar ook een prima voorbeeld van: GroenLinks rees in maart naar de top, maar de traditioneel sterk vertegenwoordigde sociaaldemocratische partij PvdA - die overigens niet echt overeenkomt met de Vlaamse PvdA – ging van 38 naar 9 zetels na de verkiezingen van 2017.
Natuurlijk hebben die traditionele sociaaldemocratische partijen ook wel andere programmapunten (de zorg, het onderwijs, enz.), maar ze slagen er niet in om zich overtuigend te differentiëren van de centrumpartijen omdat ze steeds binnen dat rechtse, neoliberale systeem blijven denken en dus steeds erg bij het centrum blijven aanleunen. Ze moeten dus - in de taal van de advertentiebureaus - aan betere ‘branding’ doen, hun ‘merknaam’ unieker maken en die sterk contrasteren met de centrumpartijen en niet alleen met rechts.
Rutger Bregman legde de hele problematiek in een artikel voor De Correspondent eloquent uit op de volgende manier:
‘Je kunt veel zeggen over Trump en de pleitbezorgers van Brexit, maar niet dat ze geen dromen hebben. Integendeel, de echte utopisten vind je tegenwoordig op rechts. Maar zij verlangen niet naar de toekomst. Integendeel, de droom van nostalgisch rechts richt zich op een ingebeeld verleden, toen het land nog puur zou zijn geweest. Toen vrouwen, zwarten, moslims en homo’s nog hun plek kenden en witte mannen de lakens uitdeelden. En toen we nog niet waren verweekt door de verzorgingsstaat, de politieke correctheid en de multiculturele samenleving.’
‘Wat is er tegenover deze grimmige utopie gezet? Het antwoord luidt: bar weinig. De strategie van het midden was steeds hetzelfde: als we nou gewoon de feiten herhalen, de cijfers, de grafieken en de tabellen - dan komt het vast goed. Als straks de economie aantrekt, als we nóg beter uitleggen waarom we het eigenlijk heel goed doen, dan keren de kiezers vast terug.’
David Van Reybrouck
Sebastiaan ter Burg (CC BY 2.0)
‘De strategie van links was ook eenduidig: als we maar hard genoeg roepen dat we tegen zijn. Tegen het establishment. Tegen de bezuinigingen. Tegen het racisme. Tegen de homofobie. Tegen het seksisme. Of zoals de titel van een recent boek van een prominente linkse intellectueel luidt: Against Everything (het eerste hoofdstuk: ‘Tegen de sportschool’).’
Bregman duidt er ons dus ook op dat als de linkse politiek wil overleven, ze zichzelf fundamenteel moet gaan herdenken en nieuwe utopieën moet durven verbeelden. Hij is hierin natuurlijk veel minder radicaal dan een Žižek of een Rancière maar niettemin zet hij met zijn pleidooi voor een universeel basisinkomen wel een stap in de goede richting.
Tegen alles… én verkiezingen
Hoewel David Van Reybrouck, als men Bregmans artikel net gelezen heeft, een wat ongelukkige titel lijkt te hebben gekozen voor zijn laatste boek, beschrijft ook de Vlaamse auteur in Tegen verkiezingen wel een radicaal anders politiek systeem en engagement. Daarin beschrijft hij hoe het lotingsproces een haalbaar politiek alternatief voor sommige delen van ons verkiezingsstelsel zou kunnen zijn, met voorbeelden uit de Griekse oudheid en de Italiaanse renaissance, maar ook uit het hedendaagse Ierland en Ijsland.
We hebben denkers nodig die ‘out of the box’ - of in dit geval ‘out of the consensus’ - durven denken.
Van Reybrouck denkt net als Bregman nog steeds binnen het neoliberale systeem, maar toch zou een dergelijk lotingsproces de consensus wel al eens stevig door elkaar kunnen schudden.
Willen we een duurzaam alternatief kunnen bieden aan de vrije markt, dan is dit dan ook het type denkers dat we nodig hebben: zij die ‘out of the box’ - of in dit geval ‘out of the consensus’ - durven denken. Zoiets is niet gemakkelijk, maar het is het proberen waard voor een betere toekomst.