Persvrijheid volstaat niet, ook sociale verantwoordelijkheid is nodig
Guy Poppe
01 november 2002
In de jaren zeventig was Jan Servaes een van de enigen in Vlaanderen die inpikte op de discussie op wereldvlak over de achterstelling van de Derde Wereld in de internationale informatiestromen. Zijn stelling: het Noorden vergaart, selecteert, filtert en verspreidt nieuws over het Zuiden in functie van zijn belangen. Grote persbureaus maken uit wat we te lezen krijgen. We vormen ons een vertekend beeld over het Zuiden. Dezer dagen is Jan Servaes hoogleraar communicatie aan de KUBrussel.
Jan Servaes: Er is sindsdien niet veel veranderd, integendeel. In plaats van vijf zijn er nu nog twee grote internationale persagentschappen, Reuter en AP.
Wat wel veranderd is: zij maken de dienst niet meer uit. Het beeld overheerst tegenwoordig het nieuwsaanbod. Als er geen beeld is, is het gewoon niet gebeurd. Wereldwijde televisiestations als CNN en BBCWorld bepalen wat er op de buis komt.
Niet helemaal. Op zijn journalist voor de camera na, koopt CNN zijn beelden voornamelijk van Reuter, het vroegere Viznews. De vroegere structuren bleven bestaan, ze zijn alleen nog meer gemonopoliseerd. CNN slaat wel een stap over en brengt de informatie rechtstreeks bij de kijker. Bij de processen zijn er wel veranderingen – en niet in goede zin – hoe nieuws functioneert, de commercialisering, de hypes, de aanvaarding van censuur. Op het vlak van de internationale berichtgeving is het perspectief almaar beperkter.
Minder aandacht voor het buitenland, dus ook voor buitenlands nieuws, inbegrepen nieuws over het Zuiden?
Daarin spelen niet alleen de structuren van het nieuwsaanbod. Dat is ook de verantwoordelijkheid van een redactie, die vindt dat ze aandacht moet besteden aan kijkcijfers. En er is de publieke opinie, onderhevig aan bewegingen in de samenleving, zoals het steeds meer toespitsen op het lokale. De band met het globale, de betrokkenheid met wat ver van ons bed gebeurt, is niet groot meer. Tenzij je die kunt verankeren in iets plaatselijks. Daar ligt een opdracht voor de journalistiek.
De media mogen zich niet blindstaren op faits divers?
Inderdaad, vertaal dat maar eens naar de veiligheidsthematiek. Te gemakkelijk is die toegespitst op de tegenstelling tussen autochtonen en allochtonen. Met dat soort simplisme kom je nergens. Je moet context meegeven en daarvoor moet je de visie op journalistiek gaan herzien.
Omdat een nieuwe internationale informatieorde nodig was, zijn er initiatieven gegroeid als IPS, een derdewereld-nieuwsagentschap. Een mislukking?
Dat is een te verregaande conclusie. Het is een experiment dat aantoont dat een alternatief mogelijk is. IPS heeft zijn ambities bijgesteld en covert nu sommige niches van de nieuwsmarkt beter dan anderen.
IPS is marginaal.
Dat is zo, maar toch fungeert het ook als inspiratiebron voor andere experimenten. Je mag het trouwens ook niet alleen vanuit het nieuwsaanbod bekijken.
Uw vaststellingen van 25 jaar geleden: de media zijn meer geboeid door rampen en evenementen dan door tendensen, ze koesteren het sensationele, ze hangen het nieuws op aan personen.
De personificatie, de sensatiezucht, de aandacht voor het fait divers zijn allemaal hetzelfde gebleven. Maar de consument die naar informatie zoekt, heeft het vandaag de dag een stuk makkelijker. De samenleving is opener en de technologie biedt meer mogelijkheden, in eerste instantie het internet. Mensen gaan anders om met de media, doen aan shopping, blijven niet trouw aan één net of krant. Ik durf stellen dat ik in mijn zoektocht naar internationale informatie aan mijn trekken kom.
Maar u krijgt ze niet meer op een schoteltje aangeboden?
Precies, je kunt je afvragen of de ochtendkrant, zoals die in Vlaanderen gepercipieerd is, nog wel nodig is.
Het internet is toch de informatiebron van de elite?
Sommige sites zijn afgeschermd. Die van De Standaard is sinds kort betalend. De eerste symptomen van de commercialisering zijn merkbaar. Misschien gaat het evolueren zoals televisie. Het populaire blijft gratis, voor kwaliteit moet je betalen.
Ons maakten de radio en de krant wakker met wat er in de wereld omging. Die automatische confrontatie bestaat vandaag niet meer.
Nog eens, dat werpt een serieuze vraag op voor de journalistiek: op welke wijze ben je betrokken bij de samenleving, wat is je opdracht? Ik ga ervan uit dat persvrijheid vooral een zaak van uitgevers en eigenaren is. Ze leidt niet vanzelf tot een evenwichtige berichtgeving, waarin je de stem van de Derde Wereld hoort. Voor een objectievere nieuwsvoorziening moet je de persvrijheid aanvullen met iets als sociale verantwoordelijkheid.
Een stelling. De meeste Amerikanen krijgen zo weinig buitenlands nieuws te horen, dat ze zich rot schrikken als op een dag terroristen de WTC-torens aanvallen. Dat begrijpen ze niet. Ze zijn op dat moment een makkelijke prooi voor een uitgesproken conservatief veiligheidsdiscours.
Dat klopt. Het doet me denken aan het doctoraat van een van mijn studenten over Euro 2000. Hij liet een focusgroep van Italianen, Turken en Vlamingen antiracismespots van de voetbalbond zien. Ook de persiflage die Marc Uytterhoeven daarop gemaakt heeft, met Emile Mpenza. Sommigen vinden het gewoon een racistisch spotje! Ze zien de dubbele bodem niet. De media geven geen kader - de meeste zijn daarmee niet meer bezig - maar bedelven ons dagelijks onder een vracht van feiten.
Die we niet kunnen plaatsen?
Precies. Idem dito voor de discussie over veiligheid. Die zouden we ook moeten kunnen plaatsen. Maar de media draaien mee in die stroom van sensationalisering en simplifiëring.
U hebt het over meer openheid in de samenleving. Gaat van dat multiculturele geen impuls uit, die het beeld dat de media ophangen bijkleurt?
Het beleid is bang voor dat soort discussies. Ze houden geen rekening met een mogelijke vloedgolf van gefrustreerde migranten, die woedend zijn, omdat ze geen werk hebben, geen toegang krijgen tot dancings en gestigmatiseerd zijn als dieven. Als minister Vogels het idee oppert van migrantentelevisie, schiet de VRT dat af. “Doen we al”, zeggen ze. Kijk naar Nederland, daar gaan ze de discussie met allochtonen niet uit de weg. Een ideetje van mij: geef de regionale televisie – de infrastructuur is er – één of twee uur zendtijd aan migranten.
Schiet niet op de pianist. De media zijn niet baanbrekender of traditioneler dan de samenleving waarvan ze een afspiegeling zijn.
De wetmatigheden van het journalistieke beroep geven geen kans aan individuele rebellie, dat klopt. Mijn conclusie is veeleer pessimistisch. Media kunnen meer bijdragen tot de bevestiging van meningen dan tot de verandering ervan.