Politieke impasse in Haïti
Omer D'Hoe
01 juli 1999
Haïti is altijd te klein. Wat er in het land ook gebeurt, het verdwijnt steeds achter de internationale actualiteit. De Golfoorlog, Kosovo, Lewinsky. Toch heeft het eiland geen gebrek aan rampen, intriges, noch aan onuitroeibare hoop.
Lucienne is 31. Zij is geboren en getogen in Cité Soleil, een volkswijk van Port-au-Prince, de hoofdstad van Haïti. Zij heeft haar leven lang geen andere verblijfplaats gekend. Al beseft ook zij dat er geen sarcastischere naam dan ‘De Stad van de Zon’ denkbaar was voor de open riool, waarin zij en ongeveer 200.000 mensen proberen te overleven.
Haar woning is een donker hok: geen raam, geen elektriciteit, alleen de deuropening voor licht en lucht. Het huiselijke leven speelt zich af op de dorpel, in een enge steeg met de buren op armlengte. De deur gaat alleen dicht als ze ‘s avonds gaat slapen en de buurt minder veilig wordt. Niets dan zorgen en problemen: geen eten op tafel, geen verzorging als de gezondheid het laat afweten, geen schoolgeld voor de drie kinderen op schoolleeftijd. En vooral: geen werk voor haar man. Daarvoor was hij nochtans naar Port-au-Prince gekomen, zoals ontelbaar vele anderen, minstens anderhalf miljoen in de hoofdstad alleen.
De grote massa, ook de inwoners van Cité Soleil, zoekt haar heil in de straathandel. Die beneemt dan ook de hele benedenstad. Het straatbeeld heeft een uniek en spectaculair uitzicht, tragisch en komisch tegelijk. Je komt in een waar carnaval terecht, met dit verschil dat deze optocht elke dag opnieuw uitgaat, terwijl er helemaal niets te vieren of te feesten valt. Overal word je omstuwd door een zee van mensen, laverend tussen bergen vuilnis en gore waterplassen. Op geregelde uren is de chaos compleet. Dan blijft zowat alles in de stad voor een paar uren geblokkeerd. Stilstaand verkeer in het centrum. Wat meteen een perfect beeld is voor de algemene politieke, economische ‘blocus’ die het hele land in zijn greep houdt. Meer dan anderhalf jaar was het land zonder eerste minister, zonder normaal functionerende regering en parlement, zonder buitenlandse hulp.
Een ander beeld uit het onoverzichtelijke verkeerskluwen van Port-au-Prince is al even toepasbaar op de algemene toestand van het land. Op minder dan één dag zag ik, tot tweemaal toe, hoe de dood het hier haalt op het leven. Het eerste dodelijke slachtoffer op mijn weg was al meerdere malen overreden en was als een dode hond tot brij vermorzeld. Het andere slachtoffer was even morsdood, maar kreeg vier autobanden rond zich, om erger te beletten. Blijkbaar zijn dit soort taferelen zo alledaags, dat niemand er nog van opkijkt. Iedereen heeft meer dan zorgen genoeg met de eigen miserie.
Steriel steekspel.
Wat is er dan geworden van de nieuwe, hoopvolle dageraad die begon te schemeren, toen Aristide op 7 februari 1991 als eerste democratisch verkozen president van Haïti werd geïnstalleerd? Bewustmaking en strijd hadden dictator Duvalier verdreven en de hoogste verwachtingen geschapen. Hierbij hadden de kleine kerkelijke basisgemeenschappen, radio Soleil en het tijdschrift Bon Nouvèl, toen nog het enige in het Creools, de doorslag gegeven. Het enthousiasme en de euforie van het volk waren onbeschrijfelijk. De droom van vrijheid en zelfbeschikking zou eindelijk in vervulling gaan. Aristide noemde het zelfs de dag van de tweede onafhankelijkheid. De vrouwen hadden de straten van de hoofdstad schoongeschrobd, de vuilnisbergen waren verdwenen. Maar nog geen jaar later moest Aristide in ballingschap. De oude machten waren niet dood. De militaire staatsgreep van generaal Cedras had de ‘orde’ hersteld.
Toen Aristide in 1995 mocht terugkeren, gebeurde dat onder de voorwaarden van Washington en was zijn ambtstermijn grotendeels verstreken. De periode die nu volgde, was er een van onbeschrijfelijke verwarring. Zijn volksbeweging Lavalas geraakte hopeloos verdeeld en verloor veel van haar slagkracht. Het politieke steekspel in regering en parlement bereikte een hoogtepunt. Zijn opvolger Préval was hierdoor in de onmogelijkheid om te regeren, met de gekende gevolgen vandien. Na de Nègre Marron en Toussaint Louverture blijkt ook de jongste vrijheidsheld niet in staat om iets van de dromen van het volk waar te maken.
En toch. Toch verschijnen er nu reeds nieuwe slogans in de stad. ‘Viv Titid 2001!’, zo staat het te lezen op de muren in de arme buurten, ook in Cité Soleil. Daar blijft hij voor velen de man die het verschil kan maken. Een tweede kans voor Aristide bij de komende presidentsverkiezingen is niet denkbeelding. Maar of hij ditmaal meer kansen heeft om een stukje droom te realiseren, is lang niet zeker. Jan Hanssens, scheutist en medewerker van de Haïtiaanse Commissie Rechtvaardigheid en Vrede, zegt in een gesprek met Ayiti Nouvèl dat veel Haïtiaanse gemeenschappen geleerd hebben om naar de werkelijkheid te kijken door de bril van de uittocht van het Hebreeuwse volk. Toen de Israëlieten wegtrokken uit Egypte, kwamen ze ook niet meteen aan in het beloofde land, maar in de woestijn. De zandvlakte waar ze veertig jaar land doorheen moesten trekken, was harder dan de slavernij, zodat velen weer verlangden naar de vleespotten van Egypte. Onbegrip, tegenwerking, ontmoediging, heimwee naar vroeger, illusies, te grote verwachtingen en gemor waren niet uit de lucht. Maar het was in de woestijn dat zij tot een volk werden omgesmeed. Het beeld van de uittocht en van Aristide als de Mozes van het Haïtiaanse volk stamt uit 1991. Toen werd het gebruikt door een bisschop tijdens zijn installatie als president. Alleen stond niemand stil bij de woestijn die te verwachten was.
Democratie kan niet het werk zijn van één man. Het Haïtiaanse volk zit midden in de droogte en heeft het allemaal meegemaakt. De reacties zijn even uiteenlopend als die van het volk van Israël, maar één ervan vat de kern van de ervaring samen. Zij staat te lezen op de sokkel van het standbeeld van Toussaint Louverture, op het Marsveld, vlak voor het presidentieel paleis, in het hart van de Haïtiaanse geschiedenis en politiek: ‘Site Soley: pap péri’, ‘Cité Soleil gaat niet ten onder’. Ontembare wil om alles te boven te komen en te overleven. Ingeboren fierheid als reactie tegen de vernederingen van de slavernij. Voeg daarbij de kunst van het zwijgen, weten wanneer je je mond moet houden, en het taaie incasseringsvermogen dat de huidige ellende weet te relativeren. Haïtianen hebben niet voor niets een geschiedenis van 300 jaar slavernij en 200 jaar zogenaamde onafhankelijkheid achter de rug. Een half millennium corruptie, dictatuur en terreur, daaruit leert een volk heel wat.