Race to the middle

Sinds de  Declaration on Social Justice for a Fair Globalization (2008) van de IAO wordt op de jaarlijkse conferentie telkens een algemene discussie gewijd aan een van strategische objectieven van de IAO.  Dit keer aan de sociale dialoog.  Chris Serroyen van de ACV-studiedienst neemt eraan deel voor het ACV.  En brengt hier een eerste verslag uit.

De Social Justice Declaration lijnde in 2008 vier strategische doelstellingen uit:  bevordering van de werkgelegenheid, uitbouw van de sociale bescherming, bevordering van de sociale dialoog en het respect voor de fundamentele principes en rechten op het werk.   Elk jaar wordt een van die doelstellingen onder handen genomen door de Conferentie.  In het jargon hier heet dat het “recurrente item”.  Dat wordt dan telkens in een specifieke commissie besproken.  Let vooral niet op de bijzonder aanlokkelijke naam: de commissie voor de recurrente discussie.  Maar het thema wordt op basis van een apart expertenrapport bij het begin van de werkzaamheden ook nog eens besproken in de Commissie voor de Toepassing van de Normen.

In 2010 werd als recurrent item de werkgelegenheid weerhouden. Nadien volgden de sociale bescherming en de fundamentele rechten.  Dus was het nu de beurt aan de sociale dialoog, voor  parallelle bespreking in de twee commissies.  Voor een goed begrip: in het IAO-jargon dekt de sociale dialoog zowel het tripartiete overleg tussen regering en sociale partners als het sociale overleg tussen werkgevers en werknemers zelf.

Dit  keer een bijzonderheid:  in de commissie voor het recurrente item wordt de kwestie van de sociale dialoog globaal besproken; de commissie voor de toepassing van de normen focust echter op de sociale dialoog in de publieke sector.  Daartoe kwam ook Luc Hamelinck, voorzitter van ACV Openbare Diensten, naar Genève.   Nog een andere bijzonderheid:  de IAO besliste dat de sociale dialoog maar eens om de zeven jaar wordt besproken.  Hetgeen het belang van deze recurrente discussie alleen maar vergroot.  De Belg Pierre-Paul Maeter, voorzitter van de commissie voor de recurrente discussie dit jaar (en in zijn gewone leven voorzitter van het directiecomité van de FOD Waso), merkte bij de aanvang van de werkzaamheden fijntjes op dat het voor een nieuwe window of opportunity het zeven jaar wachten is.

Daarop wil de werknemersgroep in elk geval niet wachten.  En ook het Internationaal Arbeidsbureau niet.  Omdat het wereldwijd niet goed gaat met de sociale dialoog.  Al moet ik nuanceren.  In heel wat groeilanden, en zelfs in een aantal ontwikkelingslanden, vind je opmerkelijke vooruitgang.  Zowel in Afrika, Latijns-Amerika als Azië.  Vergeet ook niet de vooruitgang in een deel van de Arabische wereld, in het zog van de Arabische lente.  Met het recente sociale akkoord in Tunesië als mooi voorbeeld.   Maar in onze beleving wordt het natuurlijk overschaduwd door de zware problemen binnen Europa en heel wat andere landen. Met als uitschieter de zware ingrepen in het sociale overleg en de schending van het beginsel van tripartisme bij de eenzijdig doorgevoerde sanerings- en hervormingsprogramma’s in de EU-landen die onder voogdij kwamen van de Troïka (IMF, Europese Centrale Bank en Europese commissie).   In het rapport dat voorligt werd het beschreven als de race to the middle.  Een reeks landen die van ver komen doen het beter.  De landen die daartoe als model dienden, Europa op kop, doen het slechter.

Je zou nu kunnen stellen: dat heft elkaar op.  Maar het globale beeld blijft toch bedroevend.   In ongeveer 60% van de Lidstaten wordt minder dan een op vijf van de werknemers gedekt door collectieve onderhandelingen, stelt het rapport.   Waardoor op deze conferentie onmiddellijk  veel aandacht gaat naar de wijze waarop meer werknemers kunnen worden gedekt door collectieve onderhandelingen. Met bijzondere aandacht voor KMO’s, voor migranten, voor werknemers met atypische contracten, voor werknemers in de informele economie ook - in veel landen in het Zuiden en het Oosten nog steeds het leeuwendeel van de economie.  Hetgeen sterk raakt aan de kwestie van de decentralisering van het overleg.  Goeie zaak , stelden de werkgevers hier.  Raar, want zulks holt ook de rol van de werkgeversorganisaties uit.  Slechte zaak, stelden de vakbonden, omdat je slechts via centraal overleg een brede dekking kunt realiseren.  Met in één adem bijzonder veel kritiek op de landen (én de Europese instanties) die dit centrale overlegmodel willen ondergraven, bijvoorbeeld door problemen te beginnen maken rond algemeen verbindend verklaring van cao’s en opting out-clausules (mogelijkheid voor individuele bedrijven om uit een centrale cao te stappen) te promoten.

Wordt hier ook erkend als centraal probleem: het eigengereide optreden van veel overheden, zonder volwaardige dialoog met de sociale partners.  Niet zelden ook door de tripartiete dialoog te verdrinken in globale maatschappelijke discussie met god en klein pierke.  Bijzonder herkenbaar voor de Vlamingen hier.

Van deze discussie moet je, anders dan bijvoorbeeld het debat in 2011 over de sociale bescherming (met in het zog daarvan de IAO-aanbeveling over de social protection floors) niet veel verwachten qua nieuwe IAO-normen rond sociale dialoog en  collectieve onderhandelingen.  Noch de werkgevers, noch de werknemers, staan daarvoor te springen. Wat de werknemers betreft ook omdat de bestaande IAO-normen toereikend zijn.  Het is eerder een probleem van toepassing van de normen.  Om die reden ook grijpt de werknemersgroep het aan om een debat op gang te brengen over een nieuwe norm voor de behandeling van arbeidsrechtelijke geschillen,  met het model van arbeidsgerechten voor ogen, zoals diverse Europese landen die kennen.  Benieuwd of die haring zal braden.  Wordt vervolgd.

Later ook wat meer over een andere discussie:  de sociale dialoog met en binnen MNO’s, toegespitst op de internationale productieketens.  Met Bangladesh in het achterhoofd.   Dat debat is voor morgen.  Houd ook dat tegoed.

Chris Serroyen

Hoofd ACV-studiedienst