Russische boeren en grondbezit

Russische boeren en grondbezit

Hugo De Vos

01 september 1998

Iedereen staart zich nu al jaren blind op het doen en laten van Boris Jeltsin. Zijn koortsthermometer, zijn drankprobleem en zijn knijpgrage handen zijn voorpaginanieuws. Intussen wordt de echte strijd om verandering elders gevoerd. Dat weet ook Jeltsin.

Donderdag 5 maart 1998. In het centrum van de stad Balakov loopt de zaal van de bioscoop ‘Vrede’ stilaan stampvol met 88 ingeschreven kandidaat-kopers, journalisten en functionarissen. Ook de politieke tegenstanders van Dimitri Ajatskov, gouverneur van de provincie Saratov aan de Volga en stuwende kracht achter deze openbare veiling van gronden, willen deze primeur niet missen. Voor de plaatselijke regering moet de verkoop de bekroning worden van haar baanbrekend werk. In oktober keurde ze de provinciale wet op het privé-eigendom goed, ondanks het verbeten verzet van de behoudsgezinde krachten. Het blijft een zware klus om de Russen ervan te overtuigen dat de grond pas maximaal rendeert, als je hem ook vrij kan kopen, verkopen, verpachten of in onderpand geven aan de bank.

De opvolger van de tsaar

In totaal bieden het stadsbestuur, een lokale kolchoze en een gewezen staatsboerderij 66 ha te koop aan, verdeeld in 21 loten. De veilingmeester Nikolai Tolkoenov gaat over tot de verkoop van het eerste lot. De inzet bedraagt 2.500 roebel. Wie biedt meer? En dan ontstaat op de achterste rijen een hels kabaal. Leden en sympathisanten van ‘Het Arbeidende Balakov’ ontvouwen spandoeken en roepen in koor ‘Schande’. Enkele minuten later maakt de prijs een sprong naar tienduizend en dan naar 31.000 roebel. Verkocht! Deze veiling werd voorpaginanieuws in de regeringskrant Izvestia en kon rekenen op de volle sympathie van de hervormers en van president Jeltsin, die op de jongste G8-top van de grootste industrielanden in Birmingham gouverneur Ajatskov persoonlijk aan Clinton voorstelde en reeds de ‘toekomstige president van Rusland’ noemde. Een presidentiële aanmoediging, die ook andere regionale besturen een hart onder de riem stak, zodat het voorbeeld van Saratov prompt werd nagevolgd door de provincies Tsjeljabinsk en Tatarië. Maar in het district Krasnodarsk in de Koeban moeten ze dergelijke veilingen de eerstkomende jaren niet verwachten. Het hoofd van de plaatselijke administratie is formeel en maakt gouverneur Ajatskov uit voor een ‘sjabasgoi’, wat zoveel betekent als een ‘slechte jood die de sabbat niet eerbiedigt’. ‘In weinig vruchtbare gebieden zit niemand op de grond te wachten, maar als er olie, gas of diamanten ontdekt worden, dan zullen buitenlanders stormlopen. Je zal zien: de arme Russische boer heeft geen geld en zal zijn grond kwijtraken, terwijl Armeniërs, Grieken en Joden hem zullen kopen.’ Kondratenko staat niet alleen met deze vrees, waarover hij een goedkoop racistisch en antisemitisch sausje giet. In de Koeban krijgt hij steun van de kozakken en zelf staat hij aan het hoofd van ‘Het Vaderland’.

De Doema, het federale parlement in Moskou, heeft de voorbije jaren al enkele keren een landwet goedgekeurd die in de praktijk de verkoop van gronden nagenoeg verbiedt. Maar keer op keer stelt president Jeltsin zijn veto, in hoofdzaak omdat die wetten geen rekening houden met het eigendomsrecht zoals dat in de grondwet wordt gegarandeerd. De Doema verwerpt dan weer de bezwaren van de president en dit steekspel kan nog enkele jaren doorgaan, tenminste zolang Jeltsin aan de macht blijft en de Doema gedomineerd wordt door de Communisten en de Agrarische Partij. Daardoor ontstaat een juridisch vacuüm, dat de regio’s elk op hun manier beginnen op te vullen.

De vrijheid van de boeren

De strijd om het grondbezit loopt als een rode draad door de Russische geschiedenis. Tot 1861 kon de adel een luxueus leven leiden dankzij de lijfeigenen. De afschaffing van dit feodaal systeem bzeorgde de ‘vrije boeren’ enkel lapjes slechte grond. Lenin hoopte in 1917 de boeren op zijn hand te krijgen door de gronden te nationaliseren en het vruchtgebruik ervan te verdelen onder diegenen die ze bewerkten. Maar de boeren dwongen Lenin de vrije markt meer ademruimte te geven. Omstreeks 1930 was het opnieuw gedaan met de vrije boerenstand. Stalin collectiviseerde het platteland en liet miljoenen mensen, en met name de ‘koelakken’ (rijkere boeren), naar strafkampen deporteren of fysiek liquideren. In Oekraïne en Kazachstan brak een verschrikkelijke hongersnood uit die een paar miljoen mensenlevens eiste. Weer werden de boeren horigen, maar deze keer van de staat. Van deze klap heeft de Sovjetlandbouw zich nooit hersteld. Sedert het begin van de jaren negentig wordt de privé-eigendom stap voor stap weer ingevoerd. Twaalf miljoen landarbeiders hebben een aandeel in hun vroegere kolchoze of sovchoze gekregen en sluiten voor allerhande prestaties een contract af met het moederbedrijf. Maar in essentie heeft voor hen deze privatisering niet veel veranderd. De meeste arbeiders staan dan ook niet te springen om hun daglonerschap met een laag inkomen te ruilen voor het statuut van zelfstandige boer. De Russische boeren hebben de voorbije decennia ontzaglijk veel geleden. Uit ervaring hebben ze geleerd dat het dikwijls beter is lijdzaam toe te kijken. Ze hebben dan ook geen zin in een riskant kapitalistisch avontuur. Waar moeten ze overigens het geld vandaan halen voor de nodige investeringen?

Boeren in vreemde talen

De privatisering biedt ook de mogelijkheid om de banden met het vroegere collectieve bedrijf volledig door te knippen en op eigen kracht met zijn aandeel aan de slag te gaan. Naar schatting 285.000 zelfstandige boeren hebben deze sprong reeds gemaakt. De Russen noemen ze ‘farmers’ en dit Engelse leenwoord verwijst naar de Amerikaanse gezinsbedrijven, die vooral omwille van hun efficiëntie als model gelden. Vladimir Bachmatsjikov, de voorzitter van de vereniging van zelfstandige boeren, bepleit meer eigendomsrechten voor deze pioniers. ‘Door het verbod om gronden vrij te verhandelen en te hypothekeren, kunnen we onmogelijk uitgroeien tot rendabele en concurrentiële bedrijven. De wet veroordeelt onze bedrijven tot kleinschaligheid, wat de banken weinig happig maakt ons krediet te verlenen.’ Op 5 juni jl. protesteerden zo’n 300 farmers uit het hele land voor het regeringsgebouw in Moskou tegen de beperkte kredietverlening. Zo’n 80 procent van de kredieten gaat immers nog steeds naar de collectieve bedrijven, die niet langer de helft van de agrarische productie voortbrengen. De beste bedrijven krijgen uiteraard het meest, maar politieke belangen zorgen ervoor dat ook collectieve bedrijven die geen teken van leven meer geven een deel van de koek krijgen. De angst zit er diep in dat door de definitieve sanering en ontmanteling van de verlieslatende bedrijven de meeste boeren uiteindelijk geen andere keuze zullen hebben dan als loonarbeider te gaan werken bij welvarende farmers, die her en der reeds ‘koelakken’ genoemd worden.