Sekten worden kerken
Dertig jaar na de revolutionaire bisschoppenconferentie van Medellín, blijft de katholieke kerk in Latijns-Amerika haar keuze voor de armen trouw. Die armen en verdrukten lijken hun toevlucht echter te zoeken in allerlei nieuwe godsdienstige groeperingen. Een samenzwering van de CIA of een bewuste keuze van de basis?
Een zingend en biddend publiek dat in vervoering raakt, mensen die op miraculeuze wijze genezen worden. Een predikant die, met de microfoon in de hand, de opgehitste menigte toeschreeuwt: ‘Bekeer u, Jezus wil een deel zijn van uw leven’ of ‘Wie gelooft, zal gered worden.’ Het is een cliché, maar het bestaat. Neem nu de ‘Universele Kerk van het Rijk van God’. Deze kerk behoort tot de zogenaamde Vernieuwde Pinksterkerken en aanhanger is van de ‘theologie van de voorspoed’: wie zich bekeert en genoeg betaalt om van zijn kwalen af te raken, zal het goed hebben in het leven. De kerk kende een spectaculaire groei en telde tot drie miljoen aanhangers. In de loop van de jaren stapelden de negatieve kritieken zich echter op. In het Belgische rapport van de sektecommissie staat ze beschreven als een bijzonder louche onderneming. Allerlei financiële schandalen, beschuldigingen van betrokkenheid bij drugs- en wapenhandel en aanklachten over religieus fanatisme deden het wereldwijde ledenaantal teruglopen tot twee miljoen. Een gewezen lid omschrijft de organisatie als een commerciële multinational met een laagje religieus vernis.
Het einde van de sekten
Clichés zijn echter per definitie oppervlakkig en niet alle groepen mogen over dezelfde kam geschoren worden. Jan Hartman, een protestants theoloog verbonden aan de Nederlandse ngo Solidaridad, werkte in Nicaragua zes jaar samen met de pinksterkerken of ‘pentecostales’, die over heel het continent het grootste deel uitmaken van de ‘evangelico’s’, zoals de niet-katholieke geloofsgemeenschappen veralgemenend heten. 75 tot 90% van de nieuwe bekeringen zouden naar de pinksterkerken gaan. Hartman, die momenteel ook in enkele Andeslanden het fenomeen bestudeert, is allergisch voor het woord ‘sekten’. ‘De term roept een realiteit op van gesloten clubjes waarin mensen ingekapseld en gehersenspoeld worden. De meeste groepen binnen de pinksterbeweging beantwoorden echter geenszins aan die omschrijving. Het zijn open gemeenschappen van arme mensen, die samenkomen voor gebed en bezinning, vertrekkende van een bijbeltekst die op de werkelijkheid van de mensen gelegd wordt.’ Hartman vergelijkt ze enigszins met de basisgroepen binnen de progressieve katholieke kerk, hoewel er een duidelijk verschil is in cultuur. Pinksterkerken doen een beroep op charismatische gaven, op tongentaal en gebedsgenezing en steunen op de figuur van een ‘pastor’, een begenadigd geestelijke leider, die meestal afkomstig is uit dezelfde sociale klasse als de gelovigen. Om het even wie die zich door Christus gegrepen voelt, kan zo’n groepje in het leven roepen, wat de versplintering en de chaotische structuur van de beweging verklaart. De combinatie van een simpele boodschap en het gebruik van moderne communicatiemiddelen zorgden snel voor een massale aangroei. Dat deze pinksterkerken vooral gedijen in het milieu van arme mensen, heeft volgens Hartman veel te maken met het ontstaan van de beweging, begin van deze eeuw in de arme, zwarte bevolkingsgroepen rond Los Angeles. Van daaruit verspreidde ze zich naar Latijns-Amerikanen in de VS en later naar Latijns-Amerika zelf.
De maatschappelijke rol
Hartman gelooft niet in de theorie als zouden deze geloofsgroepen beantwoorden aan een bewuste strategie vanuit de VS, om de kracht te breken van de katholieke kerk, die in de loop van de jaren zeventig al te revolutionair geworden was. Op sommige plaatsen hebben zulke religieuze groepjes wel duidelijk in de kaart gespeeld van de bestaande -onrechtvaardige- structuren. Of ze ook met die intentie gekomen zijn, is zeer de vraag. De oorzaak voor de massale verspreiding van de ‘evangelico’s’ zoeken specialisten eerder in een fenomeen dat niet alleen Latijns-Amerika trof, namelijk de groeiende globalisering in de jaren zeventig. Politieke instabiliteit creëerde toen een sterk gevoel van onzekerheid en angst, terwijl economische veranderingen zorgden voor een massale trek naar de steden en, als gevolg daarvan, voor een ontwrichting van traditionele structuren. Er heerste een ideaal klimaat voor allerhande religieuze groepjes die inspeelden op het diepe verlangen naar zekerheid en houvast. Bovendien creëerden deze religieuze samenkomsten een nieuw samenhorigheidsgevoel, vooral in de armenwijken van de grote steden, waar mensen van her en der een onderkomen hadden gevonden. ‘De traditionele instituten, de katholieke of protestantse, hebben niet de nodige soepele structuren gehad om op die maatschappelijke veranderingen in te spelen’, aldus de Braziliaanse Lutheraanse theoloog Walter Altmann, voorzitter van de Clai, de Latijns-Amerikaanse Raad van Kerken. ‘De pinksterkerken hebben de mensen begeleid in hun migratieproces.’
Dat in de loop van de jaren de maatschappelijke impact van die groepen veranderd is, blijkt uit hun groeiende aanwezigheid op het politieke forum. Toen Alberto Fujimori, zelf een evangelico, in 1990 de verkiezingen won in Peru, was die overwinning wellicht mee te danken aan het feit dat alle evangelico’s unaniem voor hem gestemd hadden. Twee decennia geleden was al wat naar politiek rook nochtans des duivels voor de evangelico’s. Walter Altmann ziet hierin een positieve tendens. Niet omdat de evangelico’s een alternatieve maatschappijvisie zouden vertolken, want dat doen ze niet. Wel omdat hieruit blijkt dat ze, zoveel jaren verder, de scheiding tussen het persoonlijke en het sociale, tussen geloof en politiek handelen, opgeven. Zijn ze dan, in die politieke arena, de trouwe bondgenoten van het neoliberalisme? Met die idee willen diverse analysten even voorzichtig zijn als met de complottheorie. Al dragen ze in sommige gevallen inderdaad elementen aan die erg makkelijk inpasbaar zijn in een neoliberaal kader.
Stand van zaken
Is Latijns-Amerika nog katholiek? ‘Ik ben daar helemaal niet zo zeker meer van’, zucht Hartman. ‘Uiterlijk zeker wel. Vijf eeuwen katholicisme, dat vorm kreeg in tal van kunstmonumenten, heiligenbeelden en processies. Zoiets wis je niet snel weg. Of de ziel van de latino nog katholiek is, betwijfel ik. Door de massale verspreiding van de evangelico’s is Latijns-Amerika pluralistischer geworden. De beweging draagt zeker bij tot een algemeen emancipatieproces van de bevolking.’ Wel blijkt de groei er momenteel wat uit te zijn. Het percentage christenen die tot de evangelico’s behoren, stagneert rond de vijftien à twintig procent. Altmann: ‘Het gaat vaak om een wisselend publiek, dat snel gewonnen is, maar ook snel weer iets anders zoekt. In het verleden haalden deze kerken hun voordeel uit de religieuze mobiliteit van de bevolking. Willen ze hun leden behouden en de concurrentie op de markt van godsdiensten en spiritualiteiten aangaan, dan moeten ze ingaan op de uitdaging om de boodschap te verdiepen en om hun structuren sterker uit te bouwen.’ Sommige evangelische groepen hebben dat begrepen. Ze proberen zich te consolideren en staan positief tegenover een dialoog met andere geloofsgemeenschappen. Volgens Altmann is dat ook de enige weg met perspectief, daar de religieuze diversiteit in de toekomst alleen maar zal toenemen.