Sociale zekerheid is een mensenrecht

Chris Seroyen

03 juni 2011
Blog

Sociale zekerheid is een mensenrecht

Uit een vorig blogbericht wist u al dat we op de Internationale Arbeidsconferentie dit jaar de sociale zekerheid bespreken. Niet enkel in een bijzondere commissie. Maar ook in de vaste commissie voor de toepassing van de normen.

Die bespreking wordt gevoed door een expertenrapport. Dat bekijkt hoe het staat met de ratificatie en naleving van de IAO-normen inzake sociale zekerheid, onder de titel: “Social security and the rule of law”.  Die titel geeft onmiddellijk de rode draad aan: sociale zekerheid is een recht, een mensenrecht zelf, en moet dus door elk land gegarandeerd worden.  Muziek in de oren voor de vakbondsmensen hier aanwezig. Maar ook de rest van het rapport viel behoorlijk in de smaak. Omwille van de uitgangspunten. En omwille van de wijze waarop het in de actuele saneringsobsessie de puntjes op de i zet in een paar concrete dossiers.

Wat zijn die uitgangspunten?

Ten eerste de benadering op basis van rechten. Rights based approach, in het IAO-jargon. Daar hadden we het al over. De sociale zekerheid is geen gunst, geen liefdadigheid. Het is geen overschotje dat van tafel valt wanneer er voldoende is voor de rest.  Maar is een mensenrecht. Waaruit een verplichting voortvloeit voor de Staat om dit te garanderen. En wat ook veronderstelt dat er alles wordt op gezet om de sociaal verzekerden te vrijwaren van politieke of ambtelijke willekeur, om de financiering van de sociale zekerheid te vrijwaren tegen turbulenties op de financiële markten of budgettaire ingrepen en om de toegankelijkheid en afdwingbaarheid van sociale-zekerheidsrechten af te dwingen.  Met bij dit alles een uitdrukkelijke uitnodiging van de experts om een voorbeeld te nemen aan die landen die het recht op sociale zekerheid hebben verankerd in hun Grondwet.  Hetzij rechtstreeks, hetzij door te bepalen dat internationale verdragen ook rechtstreeks kunnen worden ingeroepen door de burgers. Al is het slechts als extra firewall tegen extern opgelegde saneringsprogramma’s ten koste van de sociale zekerheid, naar het voorbeeld van Lithouwen en Roemenië.  Daar werd met succes beroep gedaan op het Grondwettelijk Hof om onderdelen van de sociale zekerheid te beveiligen in de recente sanering.  Het brengt ons op ideeën.  Want het recht op sociale zekerheid zit wel in onze Belgische grondwet (art. 23). We krijgen daarvoor zelfs goeie punten van de IAO-experts.  Maar die mogelijkheid om de internationale verdragen rechtstreeks in te roepen, zoiets kennen we niet.  Nederland heeft dat wel.

Tweede uitgangspunt, de uitdrukkelijke keuze – precies vanuit die rechtenbenadering  - voor een publiek, collectief en solidair gefinancierd stelsel van sociale zekerheid, dat niet is overgeleverd aan de vrije werking van de markt, noch aan de wil of onwil van de werkgevers om ze te financieren.  En dat op basis van de vaststelling dat de financiële crisis een puinhoop heeft aangericht, precies in die landen die meest hebben geopteerd voor private, aan de markt overgeleverde modellen, met name voor pensioenen.  Denk aan het totale debacle van het Chileense private stelsel, door de Commissie voor de toepassing van de normen nog onder de loep genomen in 2009.

Ten derde, het dubbelspoor van de experts om de sociale zekerheid zowel in de breedte als in de diepte te verstevigen.  Want hoe noodzakelijk ook, houdt het nieuwe concept van de social protection floor, de sokkel van minimale rechten op sociale uitkeringen en gezondheidszorg – tegen de achtergrond van de zware budgettaire uitdagingen in heel wat landen - ook het risico in dat die bodembescherming al te snel als einddoel gaat worden gezien.  Of dat verbeteringen aan de sociale zekerheid nog slechts gaan mogen wanneer ze bijdragen aan het bereiken van de minimumdoelstellingen.  In die valstrik trappen de experts niet.  De experts zien de sokkel van minimale sociale-zekerheidsrechten hoogstens als een opstapje, als basis waarop dan voorts kan worden gewerkt om de sociale zekerheid verder uit te bouwen en te verstevigen volgens de oriëntaties van de conventies 102 en 168.  De “social security staircase”, noemen ze dat hier. De werknemers en ook de Internationale Arbeidsorganisatie hebben de sociale zekerheid nooit willen versmallen tot een simpel instrument van armoedebestrijding.   Het is tegelijk ook een verzekering, die ook werknemers met een beter loon beschermt tegen koopkrachtverlies en tegen de extra kosten ingevolge ziekte en kinderlast.

Ten vierde, de erkenning van sociale zekerheid als een noodzakelijke hefboom voor economische ontwikkeling, in plaats van ze te verguizen als een hinderpaal voor economisch groei, als een blok aan het been voor het herstel van de competitiviteit en de werkgelegenheid.  Maar dan zonder daarbij de eigen doelstellingen van de sociale zekerheid te verwaarlozen.  Want ook dat is een onrustwekkende onwikkeling, dat de sociale zekerheid louter wordt herleid tot instrument van het sociaal-economische beleid, in het bijzonder het werkgelegenheidsbeleid.  Middelen van de sociale zekerheid worden benut voor de financiering van het werkgelegenheidsbeleid.  De werkloosheidsverzekering die wordt hervormd met het oog op een beter functioneren van de arbeidsmarkt.  Het is goed dat de experts er nog even aan herinneren dat het eerste doel van de sociale zekerheid is sociale zekerheid te bieden.  Dat is vooral nodig nu in de beleidsdebatten, nationaal en internationaal, bijzonder veel nadruk komt te liggen op noodzaak van een hervorming van de sociale zekerheid om de werkgelegenheidsgraad te verhogen.   Zoals de experts terecht aanstippen is de sociale zekerheid op zich daar zelf niet toe in staat. De sociale zekerheid kan niet te plaats innemen van een actief beleid tot bevordering van de werkgelegenheid.

En ten vijfde, de uitdaging om de sociale zekerheid ook permanent te moderniseren, aan te passen aan nieuwe maatschappelijke vraagstukken en beleidsuitdagingen.   Zoals daar zijn het sterke aandeel van de informele economie, vaak buiten de radar van de sociale zekerheid, meest in de ontwikkelingslanden. De precarisering van de jobs en de loopbanen, met daardoor ook een deficit inzake sociale bescherming, ook omdat de sociale zekerheid in heel wat landen nog te veel is gebaseerd op het model van redelijk stabiele, voltijdse jobs en loopbanen.  Zoals ook de kwestie van de gendergelijkheid en wat dit betekent naar rechten op kinderbijslag, pensioenleeftijd, overlevingspensioen ook.  Met onder meer het anachronisme dat de conventie 102 nog steeds spreekt van weduwen en vergeet dat ook mannen hun partner kunnen verliezen.  Of zoals de noodzaak om ook tot een adequate bescherming te komen voor het huispersoneel en waarvoor we hopen dat we dit via een nieuwe conventie, annex aanbeveling dit jaar kunnen geregeld krijgen.

Hoe dan ook, dit expertenrapport reikt ontzettend belangrijke oriëntaties aan voor het beleid van de landen en van de internationale gemeenschap inzake sociale zekerheid de komende jaren.

Behoorlijk nuttig is ook hoe de experts vanuit die globale uitgangspunten ook heel concreet ingaan op een aantal concrete pijnpunten. Het betreft een aantal beleidsevoluties die als vanzelfsprekendheden worden beschouwd, maar die bij nadere analyse geheel strijdig blijken te zijn met de internationale standaarden.

Neem ten eerste de wijze waarop sociale-zekerheidsmiddelen meer en meer worden aangewend voor de financiering van het werkgelegenheidsbeleid.  Niet vanzelfsprekend, stellen de experts. Als de terugverdieneffecten niet in verhouding staan tot de ingezette middelen, dreigt dit ten koste te gaan van de sociale bescherming.

Twee, de wijze waarop landen in het beleid tot activering van de niet-actieven fundamentele principes van sociale bescherming overboord aan het gooien zijn.  Onder meer door werklozen, maar steeds meer ook zieken, invaliden en gehandicapten, onder druk te zetten om eender welke job aan te nemen. De experts herinneren er aan dat dit haaks staat op het concept van de passende dienstbetrekking, dat niet enkel kortdurig werklozen, maar ook langdurig werklozen beschermt tegen misplaatste workfare-benaderingen. En dat vloeit niet enkel voort uit de standaarden inzake sociale zekerheid, maar wordt door de experts ook gelinkt aan het verbod op dwangarbeid. Sterker nog is het, zoals de experts aangeven, een negatie van het fundamentele beginsel, vervat in de verklaring van Philadelphia, dat arbeid geen koopwaar is.  Het zegt veel over de lichtzinnigheid waarmee, met name in Vlaanderen, de populistische benadering wordt gepromoot dat werklozen, met al die knelpuntvacatures, niet teveel complimenten moeten maken.

Drie, de wijze waarop landen het recht op sociale uitkeringen, zoals bijvoorbeeld het recht op kinderbijslag, aan steeds strengere voorwaarden aan het koppelen zijn in het kader van het beleid inzake armoedebestrijding, van inkomensonderzoek tot de voorwaarden inzake gedragsverandering. De experts herinneren terecht aan de meerwaarde van universele en ongeconditioneerde uitkeringen en pleiten er onomwonden voor die logica niet te verlaten bij de uitwerking van het concept van de social protection floor.

Vier, de wijze waarop een aantal landen de sociale uitkeringen aan het koppelen zijn aan de economische en budgettaire mogelijkheden.   En waarbij Duitsland, Japan, Portugal en Zweden worden genoemd als voorbeelden.  Daar waar de Conventie nr. 102 van de IAO uitdrukkelijk voorhoudt dat de uitkeringen minstens gelijke tred moeten houden met de levensduurte.  Als Belgen in Genève hebben we  overigens met genoegen mogen vaststellen dat de experts de techniek van automatische indexering van de uitkeringen daartoe als “meest geavanceerde methode” zien.  Het kleurt schril af tegen de druk die, met name in de lopende Europese discussies, wordt gezet op die technieken van automatische indexering.

Luc Cortebeeck, woordvoerder in de Commissie van de Normen voor de werknemersgroep, heeft hier bij de inleidende bespreking dan ook het wierookvat bovengehaald, om alle bovenvermelde redenen.  Ook al om de werkgevers te snel af te zijn.  Want die hadden, om precies dezelfde redenen, al laten doorschemeren dat ze het expertenrapport maar niks vonden.

Al liet Cortebeeck niet na de experts op één groot manco te wijzen: de uitdagingen die de migratie stelt aan de sociale zekerheid.  Dat thema werd in het rapport maar eventjes aangeraakt.  Met name als het gaat om de gelijke behandeling van migranten en de minimumrechten voor mensen zonder papieren. En dat is wat weinig.  Enerzijds omwille van de groeiende migratiestromen en de vragen die dit onder meer oproept naar overdraagbaarheid van rechten. Zelfs binnen Europa is dat nog altijd niet adequaat geregeld, toch zeker niet voor de aanvullende pensioenen. Voor migraties naar en vanuit Europa is het nog veel erger gesteld.  Maar anderzijds omwille van de wijze waarop landen immigratie trachten te ontmoedigen door de toegang tot nationale sociale-zekerheidsrechten te bemoeilijken, al dan niet onder invloed van een groeiend xenofoob klimaat, met zijn uitlopers in nieuwe populistische, soms ronduit racistische politieke stromingen.  Het is ergerlijk te zien hoe in zo’n klimaat zelfs rechten die erkend zijn als mensenrecht – de sociale zekerheid is er een van – aan de kant dreigen te worden geschoven.

Benieuwd hoe de werkgevers en de regeringen daar nu op gaan reageren.  En hoe we hier tot gemeenschappelijke conclusies kunnen komen. Die conclusies zouden zaterdag moeten ingebracht worden in de bijzondere commissie die tijdens deze Conferentie het dossier van de sociale zekerheid vanuit alle invalshoeken bespreekt_. See next blog_.

Chris Serroyen