Tanzania kwetu

Blog

Tanzania kwetu

Tanzania kwetu
Tanzania kwetu

Het is 25 jaar geleden dat ik voor het eerst in Tanzania kwam, en intussen is de laatste keer ook alweer meer dan 15 jaar geleden. Dan zie je pas echt goed hoe een land veranderd is.

Het woud reclameborden bij de uitrit van de luchthaven laat er meteen niet de minste twijfel over bestaan: Tanzania is nu wel degelijk volledig in de greep van het kapitalisme.

De weg naar Morogoro is in uitstekende staat. Niet één enkel pothole, overal wegsignalisatie en -markering, een dubbele laan voor stijgende trajecten, zodat de talrijke vrachtwagens geen opstoppingen veroorzaken. En in alle wooncentra waar de hoofdwegen doorheen rijden geldt meteen een snelheidsbeperking tot 50 km.

Nooit eerder gezien! In Congo is de weg te slecht om sneller te kunnen rijden, en in Oeganda is het rijgedrag zo egoïstisch dat zelfs in bewoonde gebieden gevaarlijk snel wordt gereden. Ik heb niet het gevoel in Afrika te zijn. Heel even wel, als onze wagen bij één van de talrijke controleposten van de wegpolitie wordt tegengehouden. Maar het blijkt niet om de aanpak van in Congo te gaan, waarbij alle papieren systematisch worden geverifieerd tot er toch iets ontbreekt en je een boete kan worden aangesmeerd (zonder ontvangstbewijs uiteraard). Hier is de politie uitgerust met handradars voor snelheidscontrole, waar ze gretig gebruik van maken. Onze chauffeur is daar al volledig door geconditioneerd: zodra een rode cirkel met een zwarte 50 erin in het straatbeeld verschijnt, gaat hij op de rem staan. Toch laat hij zich, in de enkele dagen dat we samen op pad zijn, twee keer verschalken: één keer omdat hij niet meteen rechts had mogen afslaan, maar eerst rond het rond punt verderop had moeten gaan, om daarna terug te keren en links in te slaan. En één keer omdat hij aan een inhaalmanoeuvre was begonnen op een plaats waar een dubbele lijn midden op de weg duidelijk maakte dat dit hier verboden was. Hij had de politie te laat gezien, had de manoeuvre nog gauw afgebroken, maar werd toch prompt aan de kant gezet. Achteraf vertelde hij me dat hij zich er had uit gepraat door te verwijzen naar mij, dat ik een belangrijke medewerker was van de Belgische ambassade, dat ik een vliegtuig moest halen, samen met andere collega’s waarmee we in konvooi reden waaronder de ambassadeur die nu even verderop zou staan wachten….  Kortom, hij heeft er zich uitgelogen. En wat dat vliegtuig betreft: dat was géén leugen. We hebben het gelukkig gehaald.

Wat me zo enorm opvalt in het landschap zijn de hoogspanningslijnen die alomtegenwoordig zijn. In Oost-Congo is dat zonder meer ongezien, daar is gewoon geen stroom, maar zelfs in Oeganda is het een eerder zeldzaam zicht. Toch wil dit niet zeggen dat stroompannes hier onbestaande zijn, of dat alle landelijke gemeenschappen van stroom zijn voorzien, zoals later uitgebreid zou blijken. Een ander in het oog springend gegeven is het grote aantal benzinestations. Ik tel er twintig op evenveel kilometer: niet zolang geleden nog een hooglucratieve investering, vandaag is het verzadigingspunt duidelijk overschreden. Verschillende stations zijn al dichtgegaan en in verval.

Bij aankomst in Morogoro reserveren we alvast eerst een kamer in een splinternieuw hotel van zes verdiepingen. De receptionist leidt ons naar de lift. “Dit is wellicht de eerste en enige lift van Morogoro”, grapt mijn collega, als we halt houden op de vierde verdieping. “Inderdaad”, zegt de hotelbediende verlegen, “maar niet voor lang”. Door het raam zien we meteen wat hij bedoelt: twee andere hotels van evenveel verdiepingen zijn in aanbouw op een boogscheut van het onze (en van het grote regionale busstation).

Op een rustige avond pols ik naar het politieke aanvoelen van enkele collega’s, benieuwd of er nog iets rest van het Ujamaa-gedachtengoed. Meteen is duidelijk dat de vader van de natie, mwalimu Julius Nyerere, boven alle kritiek verheven blijft. Zijn opvolgers Hassan Mwinyi  en Benjamin Mkapa , daar hebben ze niet veel over te zeggen. Maar voor Jakaya Kikwete, de huidige president, kennen ze geen genade. “Wat heeft die man ons nu te bieden? Welke visie heeft hij over onze toekomst? We hebben er het raden naar, uit niets kunnen we dat afleiden. Journalisten scheept hij af met banale antwoorden als  “ik wist wel dat je zulke gemene vraag zou stellen”. Ken je niet die mop die elke Tanzaniaan intussen al tot vervelens toe heeft verteld? Een Chinese, Duitse en Tanzaniaanse arts scheppen onder elkaar op over hun medische prestaties in de wandelgangen van een internationaal chirurgencongres. De Duitser vertelt hoe een jongeman zijn beide benen verloor, hoe die er weer werden aangezet in een operatie die 24 uur duurde, en twee jaar later won hij het Europees kampioenschap hordelopen. De Chinees had het over een vrouw wier rechterarm was afgerukt door een voorbijrijdende trein. Hij werd er weer aangenaaid, en nu is de patiënte Olympisch kampioene kogelstoten geworden. Waarop de Tanziaan repliceerde: ach, dat is niets in vergelijking met onze prestatie: in een afgelegen boerendorp werd een kind zonder hoofd geboren. Wij hebben er dan aan kokosnoot op geënt, en hij is nu president van Tanzania geworden”.

Blijkbaar moet ik niet hard genoeg gelachen hebben om de voorspelbare pointe van de mop, want ik krijg er een uitgebreide uitleg bovenop: “je weet toch wat er in een kokosnoot zit hé? Die is hol, met alleen maar wat vocht erin, een waterhoofd.”

“Weet je, er is wel iets dat we van hem weten te waarderen”, bekent een vrouwelijke collega. “Hij heeft zijn looks mee! Daarom noemen we hem Mr Handsome.  Maar inhoudelijk? Een schande! Niemand luistert nog naar zijn maandelijkse boodschap voor de natie, die zo saai is als een achterdeur.  Geen greintje begeestering.”

“Maar, hij is nu toch aan een tweede termijn bezig”, probeer ik voorzichtig de situatie te begrijpen, “jullie moeten hem dan toch hebben herverkozen?”.  “Pff, hij had zulke belachelijk lage score, ik geloof 51%, dat je er zeker kan van zijn dat de uitslag werd gemanipuleerd (ik heb het intussen opgezocht: hij behaalde bijna 63%, maar dat willen de mensen zich blijkbaar niet herinneren…). We zijn hem echt allemaal beu, en met hem zijn hele partij (de CCM,  Chama cha Mapinduzi, Partij van de Revolutie).Weet je wat daarvan het beste bewijs is? Dat we daar nu zo vrij en openlijk op restaurant over spreken. Vroeger was dat absoluut ondenkbaar! Weet je, met het nyumba kumi systeem van de partij (elke 10 huizen kiezen een vertegenwoordiger aan wie men rekenschap verschuldigd is, en die zelf verantwoording moest afleggen aan de partijtop) durfde niemand kritiek te geven. Geen wonder dat een dictator als Kagame in Rwanda dat systeem heeft overgenomen: ideaal om de vrijheid van mening de mond te snoeren, zonder het zo te moeten noemen.”

De volgende verkiezingen zijn pas in 2015. Ik vraag of er voldoende politiek personeel te bespeuren valt binnen de grootste oppositiepartij, de ChaDeMa (Chama cha Demokrasia na Maendeleo, Partij voor Democratie en Ontwikkeling), dat uit het juiste hout is gesneden om de strijd met de CCM voor het hoogste ambt te kunnen winnen. Er ontspint zich een levendige discussie onder hen in het Swahili waarin allerlei namen komen bovendrijven van politici die ik voor het eerst hoor. Eensgezindheid over een kandidaat valt daarin niet te bespeuren. En ze zijn maar met drie. De strijd tussen de partijvlaggen in het straatbeeld lijkt me een juiste weergave van de onduidelijkheid over welke partij nu de grootste achterban heeft. “ChaDeMa natuurlijk”, zegt een collega. Een vrouwelijke collega geeft hem een zachte tik op de voorarm: “dat zou je wel willen, ja, maar of het ook echt zo zal uitdraaien over 3 jaar?”. De chauffeur, die zich tot dan opvallend op de vlakte had gehouden, tegen zijn gewoonte in, vraagt eerst aan de anderen: “hoe vertaal je “katiba” nu ook weer?”, en gaat dan verder: “voor mij is het grootste probleem dat al onze basisteksten, en in de eerste plaats de grondwet, de katiba, nog steeds volledig ongewijzigd op het socialisme zijn gebaseerd. Wanneer gaan ze er eens werk van maken om dat te moderniseren?”. Zijn blik oogt bezorgd.

“Eén ding moeten we toch benadrukken”, zegt mijn vrouwelijke collega nog: “zelfs als de volgende verkiezingen ook weer niet voor verandering zorgen, toch zullen we nooit ontsporen in geweld zoals in Kenia of Ivoorkust. Daarvoor doorzien we de politici teveel. Wat ook de uitslag mag zijn, iedereen zal zich snel weer met zijn eigen leven gaan bezighouden”.

Enkele dagen later, in Arusha, nog meer indrukwekkends: de imposante Mt Meru vulkaan als skyline, overal propere straten zonder rondslingerende plastic zakken, een hotelinfrastructuur gaande van internationale klasse tot rugzakbudget, en voortdurend word je aangesproken: dit is het rijk van het toerisme.

Op mijn vrije zondagvoormiddag spring ik het Nationaal Museum binnen. Het werd opgericht in 1977, bij de viering van de tiende verjaardag van de verklaring van Arusha, die de grondbeginselen van het Ujamaa-beleid van Nyerere aankondigde. Sindsdien is er aan het museum niet veel meer veranderd, op een foto van de latere presidenten, en een lijst van de politieke partijen sinds de herinvoering van het meerpartijenstelsel in 1991 na. De historische foto’s maken een bezoek toch meer dan de moeite waard.

Het gebouw zelf was vroeger een gemeenschapscentrum, en het is uitgerekend daar dat Nyerere en zijn team de verklaring van Arusha hebben opgesteld. Een monument op de rotonde vlakbij herinnert aan dat belangrijke politieke feit.

Het allereerste waar mijn oog op valt bij het binnenkomen, is een foto van een stralende jonge Nyerere, met ernaast een opschrift getiteld: “de grondslag voor een vreedzame samenleving in Tanzania”.  De woorden van mijn collega over het schuwen van geweld liggen me nog vers in het geheugen. Het opschrift verwijst naar een radioboodschap van Nyerere van september 1960: “Ik weet dat de mensen van dit land al de bewondering hebben verdiend van miljoenen mensen in het buitenland door de manier waarop de strijd voor vrijheid werd gevoerd. Militant nationalisme werd gecombineerd met een glimlach en goede humor. Aan de verleiding tot geweld en wetteloosheid als middel tot onafhankelijkheid werd weerstand geboden. De mensen van Tanganyika werden fervente nationalisten zonder racist te worden. Het kolonialisme werd gehaat, maar de haat breidde zich niet uit tot de volken die kolonialisme vertegenwoordigden. Slechte wetten werden verafschuwd, maar er werd geen beroep gedaan op wetteloosheid om deze te verwijderen. Dit is maturiteit. Ik weet dat deze maturiteit stevig verankerd is in de aard van ons volk.

De verklaring van Arusha werd door Nyerere officieel bekend gemaakt op 5 februari 1967. “Binnen de 24 uur werden de beleidsbeslissingen uitgevoerd die van Tanzania een socialistische en zelfvoorzienende staat zouden maken”, lees ik. De voorwaardelijke wijs die de schrijver gebruikt heeft, valt meteen op. “Op 6 februari 1967 werden alle private commerciële banken genationaliseerd en op elk van de daaropvolgende vier dagen werden verdere stappen genomen om de economie in het bezit en onder controle van het volk te brengen.”

De museumteksten blijven uiterst sober over de impact van het Ujamaa-beleid. Ik vind enkel dit: “Echter, in de jaren 1980 beleefde het land zeer slechte economische condities. Om te herstellen van zwakke economische prestaties liberaliseerde Tanzania de handel, gevolgd door een privatisering van de overheidsbedrijven in de jaren negentig.”

Meer woorden maken ze er niet aan vuil. Ik voel een kramp rond mijn hart. Herinneringen aan een diepe bewondering als adolescent voor de analyse, het lef, het charisma  en de eerlijkheid van Nyerere, vermengd met de beelden uit de jaren tachtig van winkeltjes waar enkel rijst, en als je veel geluk had misschien wat suiker en een tomaat was te verkrijgen, doen me lange tijd in diepe mijmeringen verzinken. Een tweede bezoeker die me had kunnen losrukken uit mijn reminiscenties is er nooit gekomen. Als ik later aan mijn collega’s vraag wat zij van het museum vinden, moeten ze toegeven dat geen van hen het ooit heeft bezocht.