Tunesië exporteert jihadisten
Giuliana Sgrena
08 april 2013
Tunesische families vrezen avondlijke telefoontjes of geklop op hun deur. Ze zijn bang dat het een boodschapper is om te vertellen dat hun zonen het land uit zijn om mee de jihad uit te dragen in Syrië.
Verschillende families vertellen dat ze op geen enkele manier contact krijgen met hun zonen als ze eenmaal vertrokken zijn – uit vrije wil of onder dwang: ze zullen het nooit weten – naar Syrië.
De meeste onder hen kregen nog een laatste telefoontje vanuit Libië, waar de militanten-in-wording snel worden opgeleid, om met gedempte stem rustig maar definitief afscheid te nemen.
Martelaar
Na die laatste boodschap is het ‘geen nieuws, goed nieuws’. Als weer contact wordt opgenomen met de families, is het een anonieme beller om de dood van een zoon, broer of echtgenoot aan te kondigen, daaraan toevoegend dat ze trots moeten zijn op hun martelaar.
De volgende dag volgt dan een cd die onder de deur wordt geschoven, met beelden van de begrafenis.
Het is niet precies geweten wanneer het ronselen van jonge Tunesiërs voor het Vrije Syrische leger juist begon maar deskundigen en activisten zijn het erover eens dat hun aantal toeneemt.
Eind maart meldden lokale bronnen dat tussen de zes- en tienduizend mensen het land hebben verlaten. De Algerijnse pers spreekt over twaalfduizend man.
Volgens hun families vertrekken de zelfbenoemde jihadisten in het geheim. Ze veranderen hun naam zodat zoekopdrachten op het internet geen resultaten opleveren. De achtergeblevenen geloven dat moskeeën en hulporganisaties fungeren als ronselaars.
Bakermat van de Arabische Lente
Tunesië wordt algemeen beschouwd als de bakermat van de Arabische Lente en heeft de reputatie van een progressief land, gedragen door een sterke democratische stroom sinds de val van voormalig dictator Zine Abadine Ben Ali in januari 2011.
De verkiezing van de gematigde islamistische partij Ennahda in oktober 2011 verhoogde de hoop dat het land op koers zou blijven naar een meer inclusieve samenleving.
Maar onder een dun laagje gematigdheid zit een sterke ultraconservatieve onderstroom die gesteund wordt door salafistisch gestuurde moskeeën zoals de grote moskee Ben Arous aan de rand van Tunis, die nu dienst doet als hoofdkwartier voor het smokkelen van strijders.
De imams zijn bedreven in het overtuigen van jonge mannen uit alle klassen. Via de jihad tegen de Syrische president Bashar al-Assad kunnen ze hun Syrische broeders helpen.
Een hulporganisatie die humanitaire hulp verleent aan de armen maar ook een rol heeft binnen dit netwerk, verzamelt en vervoert de jonge strijders naar Libië, waarna ze via Turkije worden doorgestuurd naar de frontlinies van de Syrische oorlog zoals de noordwestelijke grens met Libanon, en de stad Aleppo.
Mensenhandel
Er zijn weinig gegevens beschikbaar over het feitelijke wervingsproces. De enige geloofwaardige informatie komt van jihadisten die na ernstige verwondingen werden teruggestuurd naar Tunesië. De meesten sterven echter aan het front en zij die terugkeren, zijn vaak bang om te spreken.
Tunesische jongeren die een cruciale rol speelden in de revolutie in 2011, hebben tegenstrijdige opvattingen over de Syrische opstand. Sommigen vinden dat de Syriërs verwikkeld zijn in een jihad in de strikte religieuze zin van het woord, dat wil zeggen een strijd tussen de “goede moslims” en de “kafirs” of ongelovigen.
Anderen vinden dat het Syrische conflict geen revolutie is zoals het Tunesische voorbeeld, omdat de strijd niet gedicteerd wordt door de meerderheid van de mensen, zoals het geval was in Tunesië, maar door een kleine groep extremisten.
De meeste gezinnen die we konden spreken en die uit angst voor represailles hun naam niet wilden geven, vermoeden belangen in de smokkel van de strijders. Sommige families kregen 3000 euro als betaling voor elke jihadist.
Sommige bronnen geloven dat ook de rekruteerders een vergoeding ontvangen. Een lokale journalist die dit alles onderzocht maar liever anoniem wil blijven, is vrijwel zeker dat zelfs de regering munt slaat uit deze vorm van mensenhandel.
Huwelijk met een jihadisten
De leider van Ennahda, Rachid Ghannouchi, liet via een verklaring weten dat “de jongeren niet gesuggereerd wordt om te vertrekken, maar dat ze niet het recht hebben om dat te voorkomen.” Volgens experts komt dit neer op een erkenning van de overheid dat ze geen plannen heeft om deze praktijken te stoppen.
Ontevreden over het werven van enkel mannen, zijn geestelijken ook begonnen om vrouwen en meisjes te dwingen, sommigen niet ouder dan veertien jaar, om met jihadisten in het huwelijk te treden, en door te reizen naar Syrië om de seksuele behoeften van de anti-Assadkrachten te bevredigen.
Het fenomeen doet denken aan de Saoedische religieuze geleerde Mohamed al-Arifi, die in december 2012 een fatwa afkondigde die een “tijdelijk huwelijk”, soms amper een paar uur, van jonge meisjes met Syrische opstandelingen mogelijk maakte.
Ook al trok hij die verordening na publieke verontwaardiging weer in, de praktijk blijft bestaan. De laatste drie maanden zijn er een aantal gevallen van verdwenen Tunesische tienermeisjes bekend, wat heeft geleid tot de vrees voor een nieuwe vorm van seksuele mensenhandel.