Uilskuikens

Blog

Uilskuikens

Uilskuikens
Uilskuikens

De relatie tussen mens en natuur is een eeuwenoud zeer. Ook in Congo.

Mijn terugkeer naar Congo was beladen met symbolen. Op het moment dat de bus de grens bereikt in Mpondwe barst een onweer los. Gelukkig snelt een grenstaxi snel toe om mijn koffers uit de laadruimte van de bus in zijn wagen te helpen hijsen. Aan de andere kant van de grens stopt de regen terwijl de deeltaxi tot Butembo wordt in gereedheid gebracht. Drie en een half uur later en 70 kilometer verder op een merkwaardig droge weg, exact als we Butembo binnenrijden, begint het opnieuw te regenen. De eerste regens van het nieuwe jaar, zo blijkt. Het lijkt wel of ik ze heb meegebracht. “Daar van waar ik kom hebben ze er inderdaad in overvloed”, bevestig ik, de grauwe, donkere, druilerige weken in België nog vers in het geheugen. Voor een landbouwkundige is een beter onthaal niet denkbaar. De nieuwe regens, de belofte van een goede oogst.

De dag erop voel ik dat onze onderhoudsman Masumbuko staat te popelen om mijn aandacht te krijgen. “We hebben deskundig advies nodig”, zegt hij. “We maken ons zorgen omdat een of ander beest onder het dak van ons kantoor is gaan wonen, en omdat jij op het hoogste verdiep slaapt, hadden we een oplossing willen vinden voor je terugkwam, maar we zijn bang. We zijn op zolder gaan kijken, en dat deel van de ruimte onder de golfplaten is afgeschermd door een houten wand met daarin slechts een kleine opening waar misschien wel net een man van mijn taille doorheen kan, maar als ik niet weet welk dier daar achter huist, durf ik daar niet naar binnen kruipen.”

Blijkt dat in een klein zijvertrekje op het derde verdiep, waar de invertor staat opgesteld en ook een router voor onze wifi, dat er in een bovenhoek een gat zit van zowat 5 cm diameter, en dat daaruit regelmatig uitwerpselen vallen. Het gat is een slordigheid bij de afwerking van het huis. Congolese bouwvakkers beheersen nog niet de kunst van het afwerken, dat merk je voortdurend aan honderd kleine dingen, maar de huiseigenaren hebben er ook geen oog voor, en vaak ook geen geld, dus is iedereen het gewoon om in onzorgvuldig afgewerkte huizen te wonen.

“Liggen die uitwerpselen daar dan nu ook?”

“Jazeker, ik heb ze voor jou laten liggen”.

“Dus ik kan die daar nu gaan bekijken?”

“Dat zou ik heel graag willen”.

Onder het gat liggen inderdaad vier donkerkleurige rolvormige objecten. En er hangt er ook nog eentje half uit het gat.

“Ik heb er al eens van dichtbij naar gekeken, en dat was behoorlijk slijmerig aan de buitenkant. Ik vrees dat er een grote slang in onze zolder woont”, zegt hij met overtuiging.

Ik neem één van de dingen vast. Het weegt lichter dan verwacht. Ik ruik eraan. Niets dat aan stront doet denken, eigenlijk helemaal geen geur. De buitenkant is droog maar is duidelijk eerst vochtig geweest.

“Kom eens mee”, zeg ik tegen Masumbuko. In mijn kantoor neem ik een wit blad uit de printer, leg er de vermeende uitwerpselen op, en snij er een open met mijn zakmes. Puur toevallig vind ik meteen een onderkaak van een muis. “Zie je al die beentjes ook steken?”, vraag ik hem. “Allemaal knaagdierbeentjes. We mogen blij zijn met onze nieuwe buur. Er woont een uil onder ons dak en dit zijn zijn braakballen.”

Masumbuko bekijkt me met halfdichtgeknepen ogen alsof ik hem wat sta wijs te maken. Ik leg hem het principe van de braakballen uit, en waarom die eerst slijmerig zijn en nadien uitdrogen.

“Een uil…”, stamelt hij verbijsterd. “Dat kunnen we zo niet laten. Die moeten we vangen en doden. Dat is een ongeluksvogel!”.

Nu is het mijn beurt om mijn ogen half dicht te knijpen. “Masumbuko, ben je mal? Uilen zijn bondgenoten van de mensen. Ze vangen ratten en muizen en verlossen ons zo van erg schadelijke huisgenoten. Jij gaat je vriend doden om vrij spel te geven aan je vijand? Daar moet je toch een uilskuiken voor zijn?”.

Net op dat moment komt Kahongera binnen. Hij zit in zijn derde jaar landbouw aan de katholieke universiteit van de Graben in Butembo. Vroeger was hij onze nachtwaker. Sinds hij is gaan studeren komt hij geregeld om advies of andere hulp vragen. Blij dat ik iemand tref die meteen mijn reactie zal begrijpen, doe ik hem mijn verhaal en toon hem de braakballen. Tot mijn ontzetting zie ik een zweem van minachting in zijn ogen opwellen. “Natuurlijk moeten we die uil zo snel mogelijk doden”, zegt hij met nadruk. “En opeten. Dat is wat je met vogels moet doen. Dat is toch niet anders dan met een kip? Dat eet jij toch ook? Waar maak jij je druk over?”.

Masumbuko had vanuit zijn keuken staan luistervinken. Hij komt er glunderend bijstaan. “Lekker hoor! Maar opgepast, enkel mannen mogen uilen eten. Voor vrouwen is dat verboden! Als zij uil zouden eten, zou hun kind geboren worden met grote uilenogen, daarom geldt dat taboe voor vrouwen”.

Ik zijg neer op mijn kantoorstoel. “De generatie van mijn grootouders spijkerde ook nog uilen op hun schuurpoort om het kwade oog af te wenden, maar ondertussen weten we dat in landen waar uilen worden gedood oogsten en voorraden worden opgevreten door knaagdieren en ziekten zich verspreiden. Tegenwoordig hangen de mensen in Europa uilenkasten in hun bomen om ze aan te trekken en worden cameraatjes gemonteerd in kerktorens om de kuikentjes te zien opgroeien”.

Ze zijn niet onder de indruk. Ik meen een blik van verstandhouding in hun gekruiste blik te ontwaren. Plots vrees ik het ergste. Ik laat er geen twijfel over bestaan: “vanaf nu stel ik jullie persoonlijk verantwoordelijk voor wat er met onze uil gebeurt. Hij geniet mijn totale bescherming. Als er ook maar één veer aan zijn uilenlijf wordt gekrenkt, weet ik waar de schuldigen te vinden!”.

Terwijl ik dit neerschrijf, herinner ik me plotseling de foto’s die ik enige tijd geleden heb gemaakt van de kinderen van Masumbuko. Op mijn harde schijf vind ik ze snel terug. De foto van zijn jongste zoon, die ogen, het zal toch niet waar zijn zeker….?