“‘Is veiligheid plots niet meer belangrijk in de fabrieken van Bangladesh?’
De voorbije week haalde Bangladesh opnieuw de internationale media. Tienduizenden kledingarbeiders legden het werk neer, en trokken de straat op voor massaal protest. Daarbij kwam het tot gewelddadige botsingen met de ordetroepen. De regering moest zelfs speciale militaire eenheden inzetten om de kalmte te doen weerkeren. Het is inmiddels vijf maanden geleden dat meer dan 1100 stiksters omkwamen na de instorting van het Rana Plaza complex, een ramp die zowel de publieke opinie als de kledingmerken wakker schudde. Wat is er precies aan de hand?
Massaal op straat
‘Boze kledingarbeiders blokkeren de autoweg in Gazipur. Fabrieken gesloten. Gelijkaardige problemen in andere industriezones.’ ‘Clash tussen politie en arbeiders in Ashulia. Waakzaamheid aanbevolen.’ Dergelijke sms-berichtjes maken me duidelijk dat de rust in de kledingsector na een week van protesten zeker nog niet is weergekeerd. De voorbije dagen was het protest iets minder massaal dan in het begin van de week, maar toch duidelijk aanwezig. Harde confrontaties met de ordetroepen, vernielingen aan auto’s en gebouwen, enorme verkeerschaos in de omgeving van de industrieterreinen. De eisen van de arbeiders zijn gekend. Ze willen een verhoging van het minimumloon van 30 € tot 80 € per maand. De werkgevers zijn even duidelijk: maximaal 6 € extra willen ze geven of 36 €. Deze stijging is lager dan de inflatie. Het voorstel van de werkgevers haalt amper het armoedepeil dat de Wereldbank heeft vastgelegd op 0,93 € USD per dag. Vraag is dus hoe je in Bangladesh met 1 euro per dag kan leven, of beter: overleven. Enkele dagen geleden bezocht ik fabrieksarbeidsters in een sloppenwijk in Dhaka. Bamboestokken met ijzeren golfplaten er rond, een grote ruimte van ongeveer 20 vierkante meter groot voor een gezin met minstens twee kinderen. Daarvoor moet 30 € per maand huur worden betaald. Dit gezin heeft per dag ongeveer 1,5 kg rijst nodig; kost minstens 15 € per maand. En dan hebben we nog geen kosten voor onderwijs en gezondheidszorg in rekening gebracht. Niet te verwonderen dat overuren kloppen en besparen op voedsel de gevolgde overlevingstechnieken zijn. Weinig verrassend dat het potje regelmatig overkookt en dat arbeiders massaal op straat komen.
Het geduld is op
In de nasleep van Rana Plaza, waar 1127 doden en meer dan tweeduizend gewonden vielen, hadden de kledingarbeidsters minstens op een spoedige verbetering gerekend. Looneisen klonken in alle gesprekken met de arbeidsters door. ‘Wat zijn we met een hongerloon in een veilige fabriek?’ vroeg Nazima me toen ik haar begin mei ontmoette. Maar op de werkvloer is na vijf maanden amper iets te merken van een kordate aanpak voor veilig werk en een leefbaar loon. Plannen maken vraagt tijd, maar het geduld van de betrokken arbeidsters wordt wel erg lang op de proef gesteld. Een speciale commissie is in het leven geroepen om het nieuwe minimumloon voor de sector te bepalen. Na meer dan drie maanden is er nog steeds geen witte rook. En een oplossing wordt niet voor december verwacht. De stugge werkgevershouding zint de arbeiders duidelijk niet. De veiligheid in de fabrieken is wel aangepakt: de overheid heeft ongeveer 300 fabrieken gesloten om nieuwe Rana Plaza tragedies te voorkomen. Positief zou je denken; eindelijk een signaal van kordate aanpak. Maar de werkloze arbeidsters wachten nog steeds op een compensatie voor het gelden loonverlies. Ook de slachtoffers van Rana Plaza en Tazreen (waar in een brand op 24 november vorig jaar 112 dodelijke slachtoffers vielen) zijn woest. Hoe lang moeten ze nog wachten op compensatie? Ondertussen lopen voor velen de doktersrekeningen torenhoog op. Te weinig en te traag, dat is de beoordeling van de compensaties. Na vijf maanden ervaren de kledingarbeiders nog niet echt een verbetering. Er is geen uitzicht op een leefbaar minimumloon, vele slachtoffers wachten nog op compensatie, acties voor veiliger werk blijven voorlopig uit. Hoeft het dan te verwonderen dat de arbeiders op straat komen?
Slachtoffers worden daders
Zowel de overheid als de werkgevers proberen de arbeiders de schuld te geven van alles wat er misloopt. De protesten brengen de sector veel schade toe, verkondigen regering en werkgevers in koor. Inderdaad de kledingsector maakt 80% uit van de export van Bangladesh en is dus een strategisch belangrijke sector. Daarom wordt de druk op de arbeidsters verhoogd. Hen wordt verweten dat ze de sector in gevaar brengen. Terwijl ze precies de slachtoffers zijn van slecht betaalde jobs in een onveilige omgeving. Er wordt zelfs gedreigd de bonus voor het komend Suikerfeest niet uit te betalen. De regering roept op terug aan het werk te gaan. Werkgevers sluiten hun fabrieken uit voorzorg tegen meer vandalisme; gevolg: geen inkomen voor de betrokken arbeidsters. En als klap op de vuurpijl, aan de fabriekspoorten staat de industriële politie klaar om de agressie van verongelijkte arbeiders in de kiem te smoren, om de rust te doen weerkeren. De regering heeft zelfs speciale eenheden ingezet om eventueel geweld de kop in te drukken. Er wordt niet geaarzeld om dat ook manu militari te verwezenlijken. Hoeft het dan te verwonderen dat het protest van deze kledingarbeiders vaak eindigt in een gewelddadige confrontatie met de ordetroepen?
Jef Van Hecken werkt voor Wereldsolidariteit in Azië en woont in Dhaka, Bangladesh