Venezuela: waar de guerrilla de overheid steunt (en omgekeerd)

Simon Horsten

26 oktober 2010
Blog

Venezuela: waar de guerrilla de overheid steunt (en omgekeerd)

Eind 2012 zijn er presidentsverkiezingen in Venezuela en kan eindelijk een einde komen aan het desastreuze beleid van Hugo Chávez, waartegen een meerderheid van de kiezers bij de laatste parlementsverkiezingen al een stem uitbracht. Maar tot dan wordt het zweten: de situatie van het land verslechtert zienderogen. Een sfeerbeeld uit Mérida, een stad in het Andesgebergte, dat een handvol jaren geleden nog bekendstond als een vredige universiteitsstad.

Na de parlementsverkiezingen van 26 september — procentueel gewonnen door de oppositie, hoewel de partij van Chávez door gemorrel aan de kieskringen en –wetten de meeste zetels binnenrijfde — klonk het op Mo* dat de komende jaren nog zwaar zullen worden.

Geen wonder: op korte termijn is niemand optimistisch. De chavistas beseffen dat ze in 2012 weinig kans maken op een (klinkende) overwinning. De antichavistas hebben dan wel de tweederde meerderheid in het parlement gebroken, ze blijven met minder afgevaardigden zitten en kunnen de stemming van gewone wetten dus nog steeds niet tegenhouden. En de Venezolanen die niet geïnteresseerd zijn in de ene of de andere partij, maar gewoon rustig hun dagelijkse arepas met muchacho willen kunnen eten, voelen ook wel hoe grimmig de sfeer op straat is, hoe moeilijk het is maïsolie  of andere basisingrediënten van de Venezolaanse keuken te vinden, hoe beschamend weinig middelen de Cubaanse dokters ‘voor het volk’ ter hunner beschikking hebben en hoezeer de bureacratie een lijdensweg maakt van elke administratieve pietluttigheid.

Gemeenschapswerk

Ikzelf woon in Mérida, dat in de rest van het land goede faam geniet voor zijn gematigde klimaat en dito mensen. De merideños spreken gezapiger dan de meeste venezolanen, de Universidad de Los Andes staat garant voor een rijk cultureel en intellectueel leven en tot voor enkele jaren was het een van de weinige middelgrote steden waar je ’s nachts nog redelijk veilig alleen over straat kon wandelen.

Die veiligheid is beetje bij beetje afgenomen, met als dieptepunt de staat van beleg waarin we deze week leven.

Laat ik eerst enkele woorden uitleg geven bij de stadsguerrilleros die tupamaros worden genoemd. De naam komt van een extreem-linkse groepering in Uruguay, maar is sinds de jaren zeventig verspreid geraakt over heel Latijns-Amerika. In landen als Bolivië en Ecuador kom je de sociaal geëngageerde variant tegen: de tupamaros doen er vrijwillig gemeenschapswerk, bouwen schooltjes etc. In Venezuela vormden de tupamaros een tijdlang een politieke partij, maar zijn ze nu grotendeels verworden tot een repressieve stadsguerrilla, actief in Caracas en het westen van het land — onder andere in Mérida.

Het eigenaardige is dat ze niet tegen de chavista-overheid zijn. Ze steunen de Bolivariaanse Revolutie van de president, schrikken oppositieleden af, houden er een curieuze beveiligingslogica op na (ze vermoorden de types die ze in hun buurt als malandros, criminelen, beschouwen), intimideren manifestanten, en raken slechts slaags met de politie wanneer die orders krijgt van een burgemeester of provinciegouverneur die antichavista is.

In Mérida behoort de provinciegouverneur momenteel tot het chavista-kamp, de burgemeester, die eerder nog rector was van de universiteit, niet. Directe bewijzen zijn nog niet bovengespit, maar de vox populi luidt dat de gouverneur de tupamaros van wapens en moto’s voorziet. Ik plaats bij gebrek aan harde bewijzen een vraagteken bij die bewering, maar aanwijzingen dat hij ze op z’n minst bevoordeelt zijn legio. Daarbij komt dat de tupamaros in Mérida verre van rijk zijn, terwijl hun materiaal geüniformeerd en van hoge kwaliteit is.

Zwartgeblakerd

Doorgaans valt het een keer of twee, drie per maand voor dat de tupamaros om één of andere reden — die altijd onduidelijk is, maar nooit tegen de overheid gericht — enkele cruciale verkeersassen bezetten, een paar auto’s, bussen en een hele hoop autobanden verbranden en op die manier de hele stad blokkeren. Daaraan is iedereen al lang gewend. De universiteit schort de lessen op, je doet thuiswerk dat wat langer is blijven liggen y listo.

Vorige week was er weer zo’n normale straatbezetting, vlakbij de wijk waar ik woon, al geeft het uitgebrande karkas van een toeleveringsvrachtwagen van het studentenrestaurant een akeliger beeld dan we gewoon zijn (foto’s van het wrak: klik hier). Weggehaald is het zwartgeblakerd vehikel nog steeds niet.

Bon, vrijdagavond rond tien uur worden twee jongemannen vermoord, naar verluidt hoge piefen onder de tupamaros. De daders zijn onbekend. Gefluisterd wordt dat het wel eens op bestelling van de gouverneur zelf zou kunnen zijn, die ‘zijn’ guerrillabeweging immers niet meer echt in de hand heeft. Mocht dat het geval zijn, dan pleit dat zacht gezegd niet voor zijn intelligentie. Het kleinste kind kan voorspellen dat de reactie van de tupamaros des te zwaarder zou zijn.

Aldus geschiedt. Sinds zaterdag zijn heel wat kruispunten bezet; ofwel door tupamaros, ofwel door de politie of het leger opdat de tupamaros het niet zouden doen. Ik wandelde maandag voorbij het kerkhof waar op dat moment één van de jongens begraven werd, en er was een dubbele politiemacht (van de stad en de provincie), plus het leger aanwezig. Alle universitaire activiteiten zijn deze week opgeschort, aangezien de faculteiten en het administratief hoofdgebouw geliefkoosde doelwitten zijn van de tupamaros. Begin dit jaar lieten ze nog een deel van het decanaat van de faculteit Humanidades uitbranden.

Net als toen doen de overheden nu vrijwel niets. Het is te zeggen: ze nemen preventief actie door belangrijke verkeesknooppunten zelf in te nemen, maar voor zover mij bekend heeft geen enkele tupamaro in Mérida zich de voorbije jaren moeten verantwoorden voor de chaos en terreur die de beweging zaait. Meer zelfs: de gouverneur spreekt nauwelijks over de vele tientallen moorden die maandelijks in zijn provincie voorvallen, hoe gruwelijk de feiten vaak ook zijn en hoe jong de slachtoffers; maar deze week gaf hij een officiële verklaring waarin hij stelde dat de moord op de twee tupamaros grondig onderzocht moest worden.

Nu ben ik het er in principe helemaal mee eens dat de achtergrond van het slachtoffer geen verschil mag maken voor de reactie van de overheid — simpel gezegd: de moord op een crimineel verdient evenzeer politionele aandacht als die op een zesjarig meisje — maar in deze lijkt de houding van de gouverneur me wraakroepend. De twintigduizend gruwelijk verspilde levens per jaar in Venezuela worden doodgezwegen door de overheid en amper vindt men de daders, laat staan dat die gestraft zouden worden. De belangrijkste beweging die in een sfeer van straffeloosheid naar believen de stad in de chaos stort en regelmatig overvallen pleegt, met meer dan eens de dood tot gevolg, is die van de tupamaros. En de moord op die tupamaros, die zich de facto boven de wet stellen en aan de macht van de politie onttrekken, zou met alle middelen moeten worden onderzocht.

De week belooft dus nog warm te worden. Zondagavond zijn twee merideños vermoord (vreemd, de gouverneur heeft er geen verklaringen over afgelegd) en ben ik zelf slechts door snelle benen en een serieuze dosis geluk aan een overval ontsnapt. De daders droegen een kap over het hoofd en zaten met z’n tweeën op een typische tupamaro-moto. Wapens heb ik niet gezien; het had slechter kunnen aflopen.

Eredoctoraat

Gisteren ging ik per taxi terug naar huis (de bus nemen is ’s avonds te gevaarlijk), via een lange omweg om de bezettingen te vermijden. De taxichauffeur liep in de zestig, deed zijn job al tientallen jaren, en rekende bij aankomst veel te weinig aan. Hij vroeg eerst waar ik naartoe ging, omdat hij in verscheidene buurten schrik heeft en er liever uit wegblijft. Hij vertelde me al tweemaal ‘ontvoerd’ te zijn geweest door tupamaros: die stapten in, bedreigden hem en veplichtten hem urenlang hen te vervoeren naar waar ze wilden.

Het trieste is dat de man dan nog geluk heeft gehad: taxichauffeurs zijn geliefde slachtoffers van roofmoorden. Ze rijden alleen, laten vreemden instappen en hebben een hoop cash geld bij zich.

Maar anderzijds rekent niemand nog op veiligheid in Venezuela, taxichauffeur of niet. De angst die deze week zichtbaar door Mérida waart, is dagelijks brood in de rest van het land en klein bier in vergelijking met Caracas en bepaalde grensprovincies. Het beeld dat deze week misschien nog de grootste indruk op mij heeft gemaakt, is dat van een massa mensen op straat, rond de middag, die plots collectief ineenkrimpen wanneer het knetterende geluid van een moto razendsnel nadert.

Al is er ook een ander beeld: de overhandiging in Tripoli van een eredoctoraat aan Chávez, voor zijn economische model dat “gericht is op de noden van de allerarmsten”. De Venezolaanse president prees zijn Libische ambtgenoot ook nog voor diens ideeën over directe democratie.

Extra info: bekijk hier een uitstekende Spaanse documentaire (zonder ondertiteling) over de stadsguerrilla in Caracas en aan de Venezolaans-Colombiaanse grens. Het politiek meest explosieve fragment is de passage waarin een Venezolaanse legerofficier zonder omhalen de journalist diets maakt waar de FARC-groeperingen zich precies bevinden op ‘zijn’ grondgebied. Enkele maanden geleden was er nog een zware diplomatieke rel met buurland Colombië, dat het had aangedurfd Venezuela te beschuldigen van een getolereerde aanwezigheid van de FARC. Chávez ontkende die aanwezigheid in alle toonaarden.