Vertrek Amerikanen voedt sektarisch geweld in Irak

Vertrek Amerikanen voedt sektarisch geweld in Irak

Karlos Zurutuza

27 maart 2012

Amper drie maanden na het vertrek van de Amerikaanse troepen eisen de conflicten tussen soennitische en sjiitische moslims een zware tol in Irak.

Van de 32 miljoen Irakezen is 60 procent sjiitisch, volgens officiële bronnen. Soennieten bestrijden die claim. De sjiieten domineren de door premier Nouri al-Maliki geleide regering. Bij soennieten, die dominant waren in de tijd van de voormalige president Saddam Hoessein, groeit de onrust onder het nieuwe sjiitische regime.

Gewapende groepen van beide kanten gingen in de afgelopen maanden de confrontatie aan op Iraakse bodem. In een video die op internet werd gezet, claimt een soennitische opstandelingengroep met de naam Anbar-brigade een aanval op een konvooi bussen. Het konvooi, dat geëscorteerd werd door het Iraakse leger, bracht kennelijk sjiitische militieleden naar de Syrische grens.

De regio Anbar in het westen van Bagdad was in het verleden een broeinest van soennitische militanten. Veel Irakezen zijn bang dat de in meerderheid soennitische bevolking in Anbar en de lange en poreuze grens met Syrië een perfecte omgeving zijn voor Al Qaeda om deze regio te veranderen in het opstandelingenbolwerk dat het vroeger was.

Iraanse steun

Sjiitische groepen, aan de andere kant, zouden wapens ontvangen uit Iran. Al Alwani, een soennitisch parlementslid afkomstig uit Ramadi in de regio Anbar, zegt dat de luchthaven in Najaf, een sjiitische heilige stad in het zuiden van Irak, de belangrijkste invoerhaven voor Iraanse wapens is.

“We hebben bewijs dat Iran logistieke en financiële steun geeft aan Al Qaeda in Irak”, zegt Mohamed Qasim Abid, gouverneur van de regio Anbar, in zijn kantoor in Ramadi. “Vanaf het begin heeft elke actie van terroristen geholpen om de repressie en marginalisering van Iraakse soennieten sinds 2003 te rechtvaardigen”, zegt hij.

De kloof tussen sjiitische en soennitische Iraakse Arabieren groeit met de dag. Premier Maliki lokte in december een politieke crisis uit door opdracht te geven tot de arrestatie van de Iraakse soennitische vicepresident Tarik Hashemi, op beschuldiging van het aanzetten tot terrorisme. Hashemi werd gearresteerd op de dag nadat de Amerikaanse troepen officieel vertrokken waren.

De sjiitische premier ontkent dat dergelijke stappen politiek gemotiveerd zijn, maar de soennieten vinden dat ze steeds meer worden uitgesloten van de politieke macht. Hashemi, die inmiddels is uitgeweken naar het Koerdische noorden van Irak, wijst onophoudelijk op Maliki als aanstichter van het geweld tussen beide groepen.

Arabische Liga

Iraq Body Count, een organisatie die cijfers bijhoudt over het aantal doden sinds de terugtrekking van de Amerikanen in december, zegt dat er honderden mensen zijn vermoord. Een Al Qaeda-groep die sympathiek zou staan ten opzichte van de soennieten, beweert diverse aanslagen op zijn geweten te hebben. De groep verwijst daarbij naar de arrestatie van Hashemi en de top van de Arabische Liga in Bagdad die vandaag (dinsdag) begint en nog duurt tot 29 maart. De Liga vergadert voor het eerst in twintig jaar weer in Bagdad.

Op 20 maart werden op gecoördineerde wijze dertig bomaanslagen gepleegd in het hele land. Daarbij vielen 50 doden en meer dan 250 gewonden. De Islamitische Staat Irak, de Iraakse tak van Al Qaeda, eiste verantwoordelijkheid op voor de aanslagen. In een verklaring noemde de groep de Arabische top van deze week “de bijeenkomst van Arabische tirannen”.

Achter de betonnen muren van de Groene Zone in Bagdad, verwerpt Ali Al Shalah, parlementariër van de regerende coalitie van Maliki, de beweringen van zijn soennitische collega’s. “Ik heb gehoord dat er strijders zijn die op eigen initiatief de grens met Libanon oversteken om Assad te helpen, maar ik kan u verzekeren dat de Iraakse regering probeert de deelname van gewapende groepen uit ons land te verhinderen.”

Hij zegt ook dat er geen links bestaan tussen Teheran en Al Qaeda. Er zitten volgens hem “andere Arabische landen” achter de islamitische militanten – waarmee hij doelt op soennitische groepen. De laatste golf aanslagen, zegt hij, “was een machtsvertoning door soennieten en een rechtstreekse uitdaging van de Iraakse regering.”

Verzoening

Saad Yousif al Muttalibi, een hoge ambtenaar bij het ministerie van Dialoog en Verzoening, maakt een onderscheid tussen opstandelingen en terroristen. “We werken aan verzoening met de soennitische strijders die gevochten hebben tegen de Amerikaanse bezetting. Ze hebben zich aangesloten bij de Ontwakingsbeweging of eenvoudigweg hun wapens ingeleverd toen de Amerikanen vertrokken”, zegt Muttalibi vanuit Bagdad.

“Het belangrijkste obstakel voor veiligheid zijn de soennitische religieuze extremisten zoals Al Qaeda of Ansar al Sunna. Dat zijn terroristen en het is onmogelijk hen te laten terugkeren in de samenleving. Met hen praten we dus ook niet.”

Muttalibi beweert dat sommige overheidsfunctionarissen banden onderhouden met Al Qaeda, door de terroristen van wapens of inlichtingen te voorzien.

Het verzoeningsproces zal mogelijk echter moeizamer verlopen dan Muttalibi doet voorkomen. “Onze infrastructuur is goed genoeg om in het hele land te opereren”, zegt een soennitische opstandeling. “We wachten alleen op instructies van hogerhand.”