'We verbergen het ideologisch debat over ontwikkeling achter cijfers en indicatoren'

'We verbergen het ideologisch debat over ontwikkeling achter cijfers en indicatoren'

Het Millenniumdebat in de Vooruit leverde de verwachte oproep om echt werk te maken van de millenniumdoelen. Maar meer nog was het een oproep aan de Noord-Zuidbeweging om haar aandacht opnieuw te richten op de structurele voorwaarden voor ontwikkeling.

Jan Vandemoortele, als directeur van de Poverty Group van het VN-ontwikkelingsagentschap UNDP betrokken bij de formulering van de millenniumdoelen– opende het debat met een kort overzicht van de stand van zaken na tien jaar MDG’s en met nog vijf jaar voor de boeg. De MDG’s werden immers in 2000 gelanceerd en zouden in 2015 gerealiseerd moeten zijn. ‘We hebben veertig procent van de weg afgelegd op zestig procent van de tijd’, was de inschatting van Vandemoortele.
Hij stipte ook aan dat Afrika gemiddeld niet slechter scoort qua vooruitgang dan de rest van de wereld –al blijft er wel nog meer weg af te leggen, als gevolg van de erg slechte “uitgangspositie”. Wat MDG8 betreft –het globaal partnerschap waar vooral het Noorden een grote verantwoordelijkheid in heeft– concludeerde Vandemoortele van het Noorden geslaagd is voor de schuldenaflossing, een herexamen heeft voor het volume van zijn ontwikkelingshulp en een dikke buis heeft voor zijn handelsbeleid en patentrecht.

MDG’s: de goede richting, maar geen wegbeschrijving

Rudy Demeyer, hoofd van de beleidsdienst van 11.11.11, vond dat Vandemoortele een behoorlijk milde leraar was, aangezien er volgens hem op twintig jaar schuldenbeleid niet echt veel gerealiseerd is. Marcus Leroy, speciaal coördinator voor de millenniumdoelstellingen van de Belgische regering, merkte op dat de MDG’s wel belangrijk zijn, maar dat we niet mogen vergeten dat ze door de ontwikkelingslanden toch vooral gezien worden als een agenda van de rijke landen.
Dr. Elisabeth Bukusi, verbonden aan het Kenya Medical Research Institute en aan de Universiteit van Nairobi, zei dat de MDG’s een taal gegeven hebben aan de politici om zich correct uit te drukken over zaken die met armoede te maken hebben. Jammer, vond ze, dat die politici dat spreken niet vertaald hebben in een even correcte praktijk. Bukusi benadrukte in de loop van het debat ook enkele keren dat de bijdrage van vrouwen in ontwikkeling veel groter moet worden. ‘Als we de stem van vrouwen au serieux nemen, dan zullen we op vlak van ontwikkeling ook beter scoren.’
Martin Khor, directeur van de intergouvernementele denktank South Centre, vatte die aanloop van het debat samen door  te stellen dat de MDG’s heel mooi de richting aanwijzen waarin ontwikkeling moet gaan, maar nalaten de weg te beschrijven om daar te geraken. En die weg loopt niet alleen over (meer) ontwikkelingshulp, maar vooral over een meer coherent beleid, waarbij ook wereldhandel en landbouwsubsidies betrokken worden.

Het Europees eigenbelang

Dat bracht het debat bij de Economische Partnerschapsakkoorden (EPA’s) die de EU wil sluiten met clusters landen uit Afrika, de Cariben en de Stille Oceaan. Khor herhaalde het standpunt dat hij in het Zaterdaginterview met MO.be al innam, namelijk dat die EPA’s een vreselijke bedreiging vormen voor de ontwikkelingskansen van de armer landen. Het is ook de ultieme dubbele standaard, zei hij in Vooruit: ‘Enerzijds dwingt de EU de ontwikkelingslanden om hun invoertarieven voor 80 procent van de producten tot nul te herleiden, anderzijds blijft diezelfde EU haar eigen landbouw wel uitgebreid subsidiëren -waardoor landbouwproducten uitgevoerd worden aan minder dan de productieprijs.’
Elisabeth Bukusi bevestigde dat hulp minder belangrijk is dan de mogelijkheid om een eigen industrie en een productieve landbouw uit te bouwen. En Rudy Demeyer merkte op dat de EPA’s alles behalve partnerschappen zijn: ‘Zelfs binnen de regio’s waarmee men de akkoorden wil afsluiten, worden landen tegen elkaar opgezet en uitgespeeld. De EPA’s gaan uiteindelijk alleen om Europees eigenbelang.’

Het is de ongelijkheid

In het instrumentarium dat uitgewerkt werd om vooruitgang op het vlak van de MDG’s te meten, is bijna geen aandacht voor de factor ongelijkheid. Nochtans merkte Jan Vandemoortele in zijn inleiding al op dat de slechte verdeling van de gemaakte vooruitgang een van de centrale problemen is voor het beoordelen van de MDG’s. ‘En dan heb ik het niet alleen over het herverdelen van inkomens, maar ook over het verdelen van de vooruitgang op sociaal gebied, zoals in onderwijs of gezondheidszorg. Bijna alle vooruitgang van de voorbije tien jaar gaat voorbij aan de armste veertig procent van de bevolking.’
Martin Khor reageerde daarop met de stelling dat ongelijkheid ontstaat door het gebrek aan werkgelegenheid en een waardig inkomen voor mensen. En die situatie, zegt hij, is grotendeels terug te voeren op het beleid dat de voorbije kwarteeuw opgelegd werd door de Wereldbank en het Internationaal Muntfonds. Op de vraag van moderator John Vandaele (MO*) of de ontwikkelingslanden zelf niet meer hadden kunnen investeren in een herverdelingsbeleid, antwoordde Khor dat ze daarvoor meestal de middelen ontbeerden.

De valse agenda van de MDG-Top

Van 20 tot 22 september gaat er in New York een MDG-Top door, in de aanloop naar de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties. Jan Vandemoortele vreest dat de klemtoon van die bijeenkomst een voorspelbaar trio van thema’s is: er is meer economische groei nodig; we moeten meer ontwikkelingshulp geven; de ontwikkelingslanden hebben nood aan beter bestuur. Waar het eigenlijk over moet gaan, volgens Vandemoortele, is ‘over het handelsbeleid van het Noorden, over het herverdelingsbeleid in het Zuiden en over een gezamenlijke aanpak van de klimaatcrisis.’ Marcus Leroy reageerde door te zeggen dat de MDG-Top betrekkelijk ineffeciënt zal zijn, aangezien iedereen hét centrale debat ontwijkt, namelijk dat ontwikkeling een ideologische keuze is. ‘We verbergen het ideologische debat achter cijfers en indicatoren, maar dat maakt het gesprek behoorlijk steriel.’
Rudy Demeyer wees erop dat de beginstelling van Jan Vandemoortele (nog zestig procent van de weg af te leggen op dertig procent van de tijd) misleidend optimistisch is, aangezien het suggereert dat er nog steeds in de juiste richting gemarcheerd wordt. ‘We dreigen achteruit te boeren in plaats van vooruit te gaan, zeker sinds het uitbreken van de financiële crisis. We moeten vanaf nu minder focussen op de discussie over ontwikkelingshulp -f -samenwerking, en meer inzetten op de structurele voorwaarden die ontwikkeling in het Zuiden mogelijk maken.’
Martin Khor concludeerde dat de huidige mondiale crisis een nieuwe opportuniteit is om die structurele thema’s op de mondiale agenda te krijgen. ‘We moeten werken aan een fundamentele hervorming van de wereldhandel, van de financiële wereld, van de regelgeving over intellectuele eigendom. We moeten werk maken van een eerlijk en gelijk verdeeld klimaatakkoord, van een beleid het opbouwen van een productief industrieel en landbouwapparaat in de ontwikkelingslanden toelaat en dus ook van een écht internationaal partnerschap. En daarvoor is veel politieke wil nodig’, besloot Khor. ‘En die politieke wil heeft behoefte aan grote publieke mobilisaties, zoals met deze Wachtnacht.’